ECLI:NL:RBAMS:2012:BX0606

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-671063-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en bedreiging met de dood in Amsterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van medeplegen van mishandeling. De rechtbank heeft op 21 maart 2012 uitspraak gedaan na beraadslaging naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2012. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging met de dood en mishandeling van de aangevers [A] en [B]. De rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een onbekend gebleven man die de mishandelingen had gepleegd. De verklaringen van de aangevers en de verdachte zelf wezen erop dat verdachte niet actief betrokken was bij de mishandelingen, maar eerder als toeschouwer optrad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor medeplegen van de mishandeling, en sprak hem daarvan vrij.

Ten aanzien van de bedreiging met de dood, die op 28 november 2010 zou hebben plaatsgevonden, heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte wel degelijk bedreigende woorden heeft geuit tegenover aangever [A]. De rechtbank achtte bewezen dat verdachte [A] heeft bedreigd met de dood, wat resulteerde in een veroordeling voor dit feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk verklaard, omdat verdachte was vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de bedreiging en de impact daarvan op het slachtoffer, en heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 22 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/671063-10
Datum uitspraak: 21 maart 2012
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1988],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [plaats], en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2012.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2010 tot en met 28 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A] en/of [B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar (de woning van) voornoemde [A] en/of [B] is/zijn toegegaan waarna verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [A] eenmaal of meermalen met een en/of twee mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en) in het gezicht heeft/hebben gesneden en/of gestoken en/of
- eenmaal en/of meermalen met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) voorwerp(en) in de richting van het lichaam van voornoemde [B] heeft/hebben gestoken en/of gezwaaid en/of eenmaal of meermalen (met kracht) in de hand(en) en/of het gezicht, in elk geval in het lichaam van voornoemde [B] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of
- eenmaal of meermalen (kokend) water, in elk geval water met een (zeer) hoge temperatuur en/of ketjap over het lichaam van die [B] heeft/hebben gegooid en/of gegoten;
artikel 302/45/47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2010 tot en met 28 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [A] en/of [B] heeft mishandeld, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [A] eenmaal of meermalen met een en/of twee mes(sen) in het gezicht heeft/hebben gesneden en/of gestoken en/of
- eenmaal en/of meermalen in de richting van het lichaam van voornoemde [B] heeft/hebben gestoken en/of eenmaal of meermalen (met kracht) in de hand(en) en/of het gezicht, in elk geval in het lichaam van voornoemde [B] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of
- eenmaal of meermalen (kokend) water, in elk geval water met een (zeer) hoge temperatuur en/of ketjap over het lichaam van die [B] heeft/hebben gegooid en/of gegoten, waardoor voornoemde [A] en/of [B] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
artikel 300/47 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2010 tot en met 28 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [A] en/of [B] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- voornoemde [B] dreigend de woorden toegevoegd dat hij zijn spul terug wilde hebben en dat als hij het spul niet binnen twee dagen terug heeft hij hem in stukken zou snijden en in de rivier zou gooien, althans woorden van die (dreigende) aard en/of strekking en/of
- tegen die [A] heeft gezegd dat hij zijn hand en/of zijn middelvinger af zou hakken met het mes, althans woorden van die (dreigende) aard en/of strekking en/of
- tegen die [B] en/of [A] de woorden heeft toegevoegd dat als hij hem/hen nogmaals zou zien hij hem/hen direct zou vermoorden, althans woorden van die (dreigende) aard en/of strekking;
artikel 285/47 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht – met de verdediging en anders dan de officier van justitie - het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Vast is komen te staan dat aangevers zijn mishandeld door een Marokkaanse, onbekend gebleven, man. Aangever [A] heeft verklaard dat verdachte niets heeft gedaan om de mishandelingen te stoppen. Hij keek alleen maar toe. Wel zou verdachte hebben gezegd dat als de wiet niet terug zou komen, aangever door de Marokkaan in zijn gezicht zou worden gesneden, en dat zijn vinger zou worden afgesneden. Ook zou verdachte achter aangever [B] aangerend zijn, toen deze probeerde te vluchten, en hem hebben tegengehouden bij de deur. Verdachte heeft verklaard dat [A] hem heeft gevraagd om naar hem toe te komen, omdat er was ingebroken. Toen verdachte in de woning kwam, werd hij door de Marokkaanse man op de bank gegooid en bedreigd. Hij was doodsbang en durfde zich niet met de situatie in de woning te bemoeien. Verder heeft verdachte verklaard dat hij heeft gezegd: “Als je het hebt, geef de dingen dan terug”, omdat hij van de situatie af wilde zijn. Toen hij zag dat [A] en [B] mishandeld werden, heeft hij een poging gedaan om te vluchten. [B] was eerder dan hij bij de deur. Verdachte heeft verklaard dat hij [B] niet heeft tegengehouden.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende materiaal bevat op basis waarvan nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven man wettig en overtuigend kan worden bewezen. Alle verklaringen wijzen erop dat verdachte naar de woning is gegaan omdat er was ingebroken. Niet is gebleken dat verdachte enige aanleiding had voor de mishandelingen. Voor de handelingen die verdachte volgens aangevers [A] en [B] zou hebben verricht, heeft verdachte een alternatieve verklaring gegeven. Zijn aangedragen scenario kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten. Zo kan de opmerking die verdachte heeft geuit, ook worden aangemerkt als een aansporing, om ervoor te zorgen dat iedereen, waaronder hijzelf, uit de benarde situatie in de woning zou worden bevrijd. Nu medeplegen van de ten laste gelegde feiten niet kan worden bewezen verklaard, dient verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
3.2. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Van de in de tenlastelegging onder het eerste en tweede gedachtestreepje genoemde bedreigende bewoordingen kan uit het dossier worden afgeleid dat de - onbekend gebleven - medeverdachte dit op 27 november 2010 in voornoemde woning heeft gezegd. Op dezelfde grond als ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat medeplegen niet kan worden bewezen. Van deze bedreigingen zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de bedreiging, zoals onder het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd, tegenover aangever [A] heeft begaan. Verdachte heeft ontkend dat hij deze woorden heeft geuit, maar heeft wel verklaard dat hij boos was en dat hij tegen [A] heeft gezegd: “als dit afgelopen is, of ik of jij gaat het ziekenhuis in.” De rechtbank overweegt dat hiermee is komen vast te staan dat verdachte jegens [A] bewoordingen van bedreigende aard heeft gebruikt. Gelet op de emotionele toestand waarin verdachte verkeerde op het moment dat hij de bedreiging uitte, heeft de rechtbank de overtuiging dat de bewoordingen, zoals [A] in zijn aangifte heeft beschreven, door verdachte zijn geuit.
3.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 november 2010 te Amsterdam, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [A] de woorden toegevoegd dat als hij hem nogmaals zou zien hij hem direct zou vermoorden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 primair en onder 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood. Dit is een ernstig feit. Mede gelet op de voorgeschiedenis en op de boosheid bij verdachte waarmee zijn bewoordingen gepaard gingen, kon de bedreiging gevoelens van angst bij het slachtoffer oproepen dat hij zijn bewoordingen waar zou maken. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de omstandigheid dat verdachte is vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [A] wordt niet ontvankelijk verklaard omdat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. 1.00 STK Lampenkap Kl: chrm
-
3960332 met dacty
2. 1.00 STK Hakmes Kl: zlv
-
3960264 chin tekens
3. 2.00 STK Papier
-
3960239 "sain 06840635767"
4. 1.00 STK Hakmes
ZWILLING
3960257
7. 1.00 STK Gereedschap
HAND
(3972110) BREEKIJZER
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Lommen- van Alphen, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en C.F. de Lemos Benvindo, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Toom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2012.