ECLI:NL:RBAMS:2012:BW8923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706.253-12 ; RK nummer: 12/1904
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2012 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd door het District Court in Slubice op 2 februari 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was tijdens de zitting die leidde tot het vonnis in eerste aanleg, en dat hij ook heeft deelgenomen aan de hoger beroep procedure. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet, omdat het vonnis in hoger beroep een verstekvonnis zou zijn. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de behandeling van zijn strafzaak in eerste aanleg en de hoger beroep procedure. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706.253-12
RK nummer: 12/1904
Datum uitspraak: 15 mei 2012
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 maart 2012 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 juni 2010 door the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Department (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [plaats] (Polen) op [1975],
verblijvend op het adres [adres], [postcode] te [plaats];
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 mei 2012. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R.A. Bosman. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. J.A. Hoste, advocaat te ’s-Gravenhage, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een valid court judgment of the District Court in Slubice of February 2, 2007, II K 573/06.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Bij faxbericht van 30 maart 2012 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit onder meer het volgende meegedeeld:
In answering your letter from 23rd 03.2012 the District Court of Justice in Slubice informs you, that Mr. [opgeëiste persoon], born on [1975] in [plaats]:
- was present during the main trial on 02nd 02.2007, on which the sentence was pronounced;
- in this penal case were two dates of court trials: on 13th 12.2006 and on 02nd 02.2007, when the sentence was pronounced. Mr. [opgeëiste persoon] was not present on the first date on 13th 12.2006 – there was a lack of his acknowledgement of receipt of summons before a court. According to official note from 14th 12.2006 Mr. [opgeëiste persoon] excused his absence on the main trial on 13th 12.2006 explaining, that he did not receive summons before a court. At the same time he got to know, that the next main trail will take place on 02nd 02.2007. He was present at this date in person.
- Mr. [opgeëiste persoon] did not receive a sentence copy, because he was present during the trial, on which the sentence was pronounced and he got to know its content. After pronouncing of the sentence Mr. [opgeëiste persoon] was informed about his right to appeal against it and about the term in which he can do it.
- Mr. [opgeëiste persoon] participated in the appeal proceedings before Province Court of Justice in Gorzów Wlkp. on 22nd 05.2007. According to sentence from 22nd 05.2007, reference no. IV Ka 266/07, Province Court of Justice in Gorzów Wlkp. kept in force the sentence of District Court of Justice in Slubice from 02nd 02.2007, reference no. II K 573/06.
- Mr. [opgeëiste persoon] did not appeal against the sentence from 02nd 02.2007. The appeal was emerged by Public Prosecutor.
- Sentence pronounced on 02nd 02.2007 against Mr. [opgeëiste persoon] is not a judgment by default in the meaning of article 4a of above-mentioned Framework Decision.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van het bepaalde in art. 12 OLW. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het vonnis in hoger beroep een verstekvonnis oplevert en dat de opgeëiste persoon niets wist van de procedure in hoger beroep. In het faxbericht van 30 maart 2012 staat weliswaar dat de opgeëiste persoon “participated in the appeal proceedings”, maar dit is niet voldoende om van weigering op grond van art. 12 OLW af te zien, nu niet blijkt hoe hij aan die procedure zou hebben deelgenomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer moet worden verworpen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verklaard dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij de behandeling van zijn strafzaak in eerste aanleg, dat hij “participated in the appeal proceedings” en dat in hoger beroep het vonnis in eerste aanleg is bekrachtigd, zodat art. 12 OLW toepassing mist.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals de rechtbank hiervoor onder 3 heeft overwogen, strekt het EAB tot de tenuitvoerlegging van - de vrijheidsstraf die is opgelegd bij - het valid court judgment of the District Court in Slubice of February 2, 2007, II K 573/06.
Aangezien uit het faxbericht van 30 maart 2012 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op de terechtzitting van 2 februari 2007 en dat hij dus in persoon aanwezig is geweest bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis van die datum heeft geleid, mist de in art. 12 OLW neergelegde weigeringsgrond toepassing. De stellingen dat in hoger beroep een verstekvonnis is gewezen en dat de opgeëiste persoon geen weet had van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep miskennen dat aan het EAB niet het vonnis in hoger beroep, maar het - in hoger beroep bekrachtigde - vonnis in eerste aanleg ten grondslag ligt.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
4. Strafbaarheid
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
5. Verweer
De raadsman heeft primair betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het EAB onvolledig is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aan de opgeëiste persoon een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd en dat uit de stukken niet blijkt dat deze straf is omgezet naar een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van het EAB aan te houden, teneinde navraag te doen naar de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat dit verweer moet worden verworpen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het EAB melding maakt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dat de rechtbank daarop dient te vertrouwen. Het door de raadsman gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van het EAB komt naar haar mening dan ook niet voor inwilliging in aanmerking. Voor het geval dat de rechtbank haar niet in haar primaire standpunt zou volgen, heeft de officier van justitie zich subsidiair aangesloten bij het verzoek van de raadsman om aanhouding van de behandeling van het EAB.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals volgt uit de daarin opgenomen mededelingen, strekt het EAB tot tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Nu de regeling van het EAB berust op een hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten, moet de rechtbank - in beginsel - op de juistheid van die mededelingen vertrouwen. In elk geval levert de enkele, niet onderbouwde stelling dat de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf geen reden op om aan die juistheid te twijfelen noch om navraag te doen naar een beslissing tot tenuitvoerlegging van die gestelde voorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer en wijst het subsidiaire verzoek om aanhouding van de behandeling van het EAB, dat de rechtbank verstaat als een verzoek tot heropening van het onderzoek ter zitting, af.
6. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
8. Beslissing
WIJST AF het subsidiaire verzoek tot heropening van het onderzoek.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, the 2nd Criminal Department (Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. F.M.S. Requisizione en C.J. Petiet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.