ECLI:NL:RBAMS:2012:BW4036
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij vertraging van luchtvaartmaatschappij op basis van EU-verordening
In deze zaak vorderde een passagier compensatie van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens een aanzienlijke vertraging van zijn vlucht van Hong Kong naar Amsterdam op 14 april 2011. De passagier had een vlucht geboekt met vluchtnummer KL0890, die met ongeveer 9 uur vertraging arriveerde. Ondanks herhaalde verzoeken om compensatie van in totaal € 600,00, weigerde de vervoerder deze te betalen. De passagier vorderde betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, bij de kantonrechter in Amsterdam.
De kantonrechter oordeelde dat de passagier recht had op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De rechter verwees naar het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd bevestigd dat passagiers recht hebben op compensatie bij vertragingen, ongeacht de reden van de vertraging. De vervoerder had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een afwijking van deze regel rechtvaardigden.
De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe en veroordeelde de KLM tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de eerste compensatieaanvraag. Daarnaast werd de vervoerder veroordeeld in de proceskosten, aangezien deze als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de passagier direct recht had op betaling, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.