vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 499524 / HA ZA 11-2491
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Keizer te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Bakhuijsen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 september 2011 met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 9 november 2011, waarbij een comparitie is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 februari 2012 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] heeft het bedrijvengebouw aan de [adres] te Amsterdam (hierna: het pand) - dat op dat moment leeg stond - in december 2008 gekraakt en de eerste verdieping voor bewoning in gebruik genomen. Het door [gedaagde] bewoonde gedeelte heeft een eigen trapopgang en is middels een afgesloten deur afgescheiden van de daaronder gelegen bedrijfshal. De energiemeter is gelegen in de meterkast in de afgesloten trapopgang.
2.2. Met de invoering van de Elektriciteitswet 1998 dienen afnemers van elektriciteit twee contracten af te sluiten, een overeenkomst voor de levering van elektriciteit met een leverancier en een transportovereenkomst met een regionale netbeheerder. De leverancier levert elektriciteit aan haar afnemers. De elektriciteit die de afnemer inkoopt bij de leverancier moet worden getransporteerd naar de aansluiting van de afnemer door middel van het elektriciteitsnet. Het elektriciteitsnet is in beheer bij daartoe aangewezen netbeheerders.
2.3. [gedaagde] heeft sinds omstreeks 11 december 2008 door NUON elektriciteit geleverd gekregen ten behoeve van het pand.
2.4. Liander is op grond van de Elektriciteitswet 1998 aangewezen als netbeheerder voor de regio waar het pand is gelegen en exclusief belast met de aansluiting en het transport van elektriciteit naar haar afnemers in die regio.
2.5. Op 6 mei 2011 werd in de bedrijfshal van het pand een hennepkwekerij aangetroffen. Een bij Liander werkzame fraudespecialist heeft op verzoek van en in samenwerking met de politie een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en aan de bovenzijde van de zekeringshouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. De elektriciteit die ten behoeve van de hennepkwekerij is verbruikt, is als gevolg hiervan niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hoofdbeveiliging van de elektrische installatie bleek verzwaard. Liander heeft na ontdekking van de energiefraude het elektriciteitstransport onderbroken, de elektriciteitsmeter weggehaald en aangifte gedaan bij de politie.
2.6. Liander heeft het totale verbruik van elektriciteit voor de hennepkwekerij in de periode mei 2010 tot en met 6 mei 2011 buiten de meter om aan de hand van onder meer de aangetroffen apparatuur, het vermogen daarvan en de vervuiling geschat op
279.149 kWh.
2.7. Liander heeft [gedaagde] hiervoor bij brief van 11 mei 2011 aansprakelijk gesteld en [gedaagde] verzocht om binnen veertien dagen EUR 41.773,57 aan Liander te betalen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.
3. Het geschil
3.1. Liander vordert - samengevat - bij uitvoerbaar te verklaren vonnis [gedaagde] te veroordelen tot betaling van EUR 43.672,20, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit EUR 40.657,82 ter zake van netverlies, kosten ad. EUR 1.115,73 (voorrijkosten, onderzoekskosten met betrekking tot de meetinrichting en het opstellen van het frauderapport), buitengerechtelijke incassokosten van EUR 1.500,00 en de wettelijke rente over EUR 41.773,55 vanaf 27 juli 2011 tot aan de dag van de dagvaarding.
3.2. Liander legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
[gedaagde] is jegens Liander toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] heeft op grond van de overeenkomst jegens Liander de zorgplicht te voorkomen dat in het betreffende perceel door anderen ongeregistreerd elektriciteit van Liander wordt afgenomen en/of dat er schade wordt toegebracht aan de meetinrichting van Liander. Liander baseert haar vordering primair op artikel 4 lid 7 van de Algemene voorwaarden 2006 voor aansluiting en transport voor kleinverbruikers (hierna: de algemene voorwaarden) op grond waarvan [gedaagde] de verplichting heeft de aan hem gefactureerde transportkosten, levering en de in de factuur gespecificeerde schadeposten aan Liander te betalen. Subsidiair vordert Liander vergoeding van haar schade ex artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en meer subsidiair op grond van onrechtmatige daad.
3.3. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voorop wordt gesteld dat, gezien het systeem van de Elektriciteitswet 1998 en de daarin besloten liggende splitsing tussen de leverancier van elektriciteit en de netbeheerder en de vaststelling dat Liander in de regio waar zich het pand bevindt is aangewezen als exclusieve netbeheerder, de rechtbank er vanuit gaat dat Liander een overeenkomst met [gedaagde] heeft gesloten voor de aansluiting en het transport van de elektriciteit met betrekking tot het pand (hierna: de overeenkomst).
4.2. Ter beoordeling ligt de vraag of [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen uit die overeenkomst. Liander heeft in dat kader een beroep gedaan op de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Ten aanzien van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op de overeenkomst is van belang de vraag of [gedaagde] de gelding van deze algemene voorwaarden heeft aanvaard. Deze vraag moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten. Liander betoogt dat op de termijnnota’s die [gedaagde] heeft ontvangen, staat vermeld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Met [gedaagde] is de rechtbank evenwel van oordeel dat uit de enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden op de termijnnota’s niet kan worden afgeleid dat [gedaagde] met de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden heeft ingestemd. Dit betekent dat het gevorderde op grond van artikel 4 lid 7 algemene voorwaarden niet toegewezen kan worden.
4.3. Het voorgaande neemt echter niet weg dat over een weer wel degelijk verplichtingen uit de overeenkomst tussen Liander en [gedaagde] zijn ontstaan. Bij de vaststelling van de verplichtingen uit een overeenkomst is immers niet alleen van belang welke rechtsgevolgen partijen aan de overeenkomst hebben verbonden, maar ook welke rechtsgevolgen voortvloeien uit de wet, de gewoonte of de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Dit brengt mee dat van Liander verwacht mag worden dat zij zorg draagt voor een correcte uitvoering van haar diensten en dat [gedaagde] de verplichting heeft om de voorwaarden te scheppen ten einde Liander daartoe in de gelegenheid te stellen. Betaling van de diensten is een van die voorwaarden net als het ervoor zorgdragen dat de meter intact wordt gehouden en dat registratie van de hoeveelheid door [gedaagde] afgenomen elektriciteit mogelijk wordt gemaakt. Als zodanig rust er op [gedaagde] dus - ook los van de algemene voorwaarden - een zorgplicht.
4.4. De rechtbank is met Liander van oordeel dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen tegenover Liander. Uit het onderzoek in samenwerking met de politie is gebleken dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, dat de hoofdbeveiliging was verzwaard en dat middels de illegale aansluiting elektriciteit buiten de meter om voor de hennepkwekerij werd verkregen. Hieruit moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] zijn zorgplicht in het licht van zijn contractuele relatie met Liander, onvoldoende heeft nageleefd. [gedaagde] dient er onder meer voor zorg te dragen dat geen elektriciteit wordt afgenomen zonder dat de meter dit verbruik registreert. Tevens dient [gedaagde] als wederpartij van Liander ervoor te zorgen dat ook anderszins geen ongeoorloofde handelingen worden verricht. [gedaagde] is, nu hij een ander heeft nagelaten, daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende zorgplicht. Anders dan [gedaagde] betoogt kan deze tekortkoming aan hem worden toegerekend, omdat deze krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt, ook voor zover hij bij het aftappen van stroom zelf niet betrokken was. Daarbij acht de rechtbank van belang dat - volgens de eigen verklaring van [gedaagde] ter comparitie - het pand ten tijde van de kraak leeg stond, dat hij dacht dat het pand maar één meter had en dat hij af en toe mensen in de bedrijfshal beneden hoorde lopen. Deze omstandigheden hadden [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank alerter moeten maken op eventueel ongeoorloofde handelingen.
4.5. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door Liander geleden schade. [gedaagde] heeft de omvang van het verbruik, de daaruit voor Liander voortvloeiende schade ad. EUR 40.657,82 en de gevorderde kosten van EUR 1.115,73, op zichzelf niet betwist, zodat toewijsbaar is een bedrag van EUR 41.773,55. De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken vanaf 27 juli 2011 worden toegewezen.
4.6. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen echter worden afgewezen nu niet voldoende is toegelicht dat en waarom deze kosten zijn gemaakt voor werkzaamheden die niet behoren tot de verrichtingen waarvoor de kosten in de zin van de artikelen 237 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een vergoeding plegen in te sluiten.
4.7. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- explootkosten EUR 76,31
- verschotten 7,00
- vastrecht 1.744,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten x tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.615,31.
De door Liander gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling zal als onweersproken worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis toewijsbaar is.
4.8. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
4.9. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Liander te betalen een bedrag van EUR 41.773,55 (zegge: eenenveertigduizend zevenhonderd drieënzeventig euro en vijfenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf
27 juli 2011 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Liander begroot op EUR 3.615,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Thomas en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2012.?