Parketnummers: 13/710013-11 (zaak A), 13/694007-11 (zaak B) en 13/694012-11 (zaak C)
Datum uitspraak: 12 april 2012
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [1960],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Het Schouw" te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 januari 2012 (pro forma), 25 januari 2012, 15 maart 2012 (inhoudelijke behandeling) en 29 maart 2012 (sluiting).
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Voor-huis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. I. van Straalen naar voren is gebracht.
Verdachte wordt, kort samengevat, in acht feiten verweten dat hij meerdere personen heeft opgelicht dan wel dat hij diverse geldbedragen heeft verduisterd (in dienstbetrekking). Voorts wordt hem verweten dat hij ten aanzien van vier geschriften valsheid in geschrift heeft gepleegd en dat hij een van die geschriften ook heeft gebruikt. De volledige tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Kort samengevat acht de officier van justitie bewezen dat verdachte door middel van listige kunstgrepen, het gebruiken van een valse naam en hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels meerdere personen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen, aktes van cessie, rechtshulpvolmachten of andere overeenkomsten waarmee verdachte telkens beoogde die personen geld afhandig te maken. Verder acht de officier van justitie bewezen dat verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd en gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift (zaak A feit 1, 2 en 4 tot en met 6 primair, feit 3 eerste cumulatief/alternatief primair en tweede cumulatief/alternatief primair, zaak B feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, feit 2 primair en zaak C primair).
De officier van justitie verwijst daarbij naar de zich in het strafdossier bevindende acht aangiften, de nadere verhoren van de aangevers en de diverse documenten (rechtshulpvolmachten, brieven, et cetera), waaruit duidelijk de modus operandi van verdachte naar voren komt: hij geeft zich uit voor jurist of zelfs advocaat, maakt onbevoegd gebruik van de titels mr. of dr. en de naam en titel van mr. [advocaat] en gebruikt de naam 'kantoor mr. [advocaat] en partners' terwijl dat kantoor niet bestaat. In sommige gevallen maakt verdachte gebruik van een valse hoedanigheid door zich voor te stellen als mr. [advocaat]. Verdachte spreekt zijn slachtoffers in openbare ruimtes en palmt ze in met zijn mooie verhalen. Door dit alles wekt hij bij de slachtoffers de indruk dat zij met een advocaat (of in ieder geval met iemand die rechten heeft gestudeerd) van doen hebben en wint hij hun vertrouwen waardoor zij met hem in zee gaan. In alle gevallen zijn de slachtoffers veel geld aan verdachte kwijtgeraakt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte voor alle feiten moet worden vrijgesproken, omdat hij niemand heeft opgelicht, noch geldbedragen heeft verduisterd of valsheid heeft gepleegd.
Kort samengevat heeft de verdediging betoogd dat de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden niet hebben plaatsgevonden of, als zij wel hebben plaatsgevonden, er niet toe hebben geleid dat de aangevers zijn bewogen tot afgifte van enig goed. Verdachte heeft geen valse naam gebruikt, behalve in de zaak [slachtoffer 2], en hij heeft zich niet bediend van een valse hoedanigheid. Er is ook geen sprake van listige kunstgrepen, noch van een samenweefsel van verdichtsels. Het merendeel van de verwijten wordt enkel gedragen door de aangiften. Elke vorm van steunbewijs ontbreekt. Bovendien rijst er in een aantal gevallen ronduit twijfel over de betrouwbaarheid van de aangevers gelet op hun verklaring bezien in het licht van de andere stukken uit het dossier.
4.3 Het oordeel van de rechtbanki ii
Enkele oplichtingshandelingen komen in (nagenoeg) alle ten laste gelegde gevallen van oplichting terug. De rechtbank zal deze oplichtingshandelingen daarom vooraf bespreken. Bij de bespreking van de zaaksdossiers (die telkens zullen worden aangeduid met de naam van de benadeelde) zal waar nodig worden verwezen naar het hieronder gegeven oordeel en zullen, voor zover nog niet vermeld, de relevante bewijsmiddelen worden genoemd.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
4.3.1 Zich voordoen als advocaat/jurist/doctor
Op grond van artikel 7.23 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mag - kort gezegd - iemand aan wie de graad doctor in het buitenland is verleend en die gerechtigd is om die titel in dat land te voeren, deze titel ook in Nederland voeren. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij gerechtigd is om de titel doctor te voeren. Uit door verdachte verstuurde documenten die zich in het dossier bevinden, blijkt dat hij de doctorstitel gebruikt.iii
Verdachte zegt de doctorsgraad te hebben behaald aan het London Institute for Applied Research. Uit een summier onderzoek van de politie blijkt dat dit instituut niet bestaat.iv De afkorting van de naam van het instituut, te weten L.I.A.R., is Engels voor leugenaar en doet reeds vermoeden dat van een serieus te nemen instituut geen sprake kan zijn. Verdachte is ook niet bekend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, hetgeen betekent dat verdachte aldaar geen doctoraaltitel heeft aangevraagd.v Uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is enige aanwijzing naar voren gekomen dat het L.I.A.R. wel zou bestaan.
Verdachte heeft het bewijs dat hij niet gerechtigd is tot het voeren van de doctorstitel ook niet weerlegd. Door de verdediging is in dit verband nog aangevoerd dat verdachte daar vanwege zijn detentie niet toe in staat is. Dit verweer slaagt niet, omdat verdachte had kunnen vragen om samen met de politie documenten uit zijn administratie te halen en verdachte een dergelijk verzoek niet heeft gedaan.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich heeft voorgedaan als doctor, terwijl hij niet gerechtigd was die titel te voeren. Hij heeft daarmee een valse hoedanigheid aangenomen.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte zich heeft voorgedaan als jurist terwijl hij dat niet was. De rechtbank stelt voorop dat de aanduiding 'jurist' geen beschermde titel is, maar een benaming voor iemand die zich met juridische vraagstukken bezighoudt. Dat verdachte zich daarmee bezig houdt, valt op grond van zijn werkzaamheden zoals deze naar voren komen uit het dossier niet te ontkennen. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 27 april 2009, waarin verdachte als juridisch adviseur wordt aangeduid.vi Verdachte heeft zich niet valselijk of in strijd met de waarheid voorgedaan als jurist.
Verder wordt verdachte in alle zaaksdossiers, met uitzondering van zaaksdossier [slachtoffer 3] (zaak A feit 3), verweten dat hij zich heeft voorgedaan als advocaat.
In de zaaksdossiers [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 9] is daarvoor naast de aangifte ook steunbewijs aanwezig. In die gevallen acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte zich heeft voorgedaan als advocaat. De rechtbank zal hierop nader ingaan bij de bespreking van die zaaksdossiers. In de overige gevallen is er enkel een aangifte. Nu steunbewijs in die gevallen ontbreekt en de rechtbank niet kan uitsluiten dat bewust of onbewust beïnvloeding heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld door contact tussen de aangevers of via de media, acht de rechtbank in die gevallen niet bewezen dat verdachte zich heeft voorgedaan als advocaat.
4.3.2 Werkzaam zijn bij kantoor mr. [advocaat] & Partners / [advocaat] CS
Verdachte heeft verklaard dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen hem, mr. [advocaat] en anderen. Gebleken is dat verdachte vanaf begin jaren '90 heeft samengewerkt met mr. [advocaat]. Toen werd gebruik gemaakt van de naam 'Advocatenkantoor mr. [advocaat]'. [advocaat] is sinds februari 2007 niet meer ingeschreven en werkzaam als advocaat. Verdachte heeft verklaard dat later sprake was van een andersoortig samenwerkingsverband onder de kantoornaam "Kantoor Mr. [advocaat] & Partners". Dit standpunt wordt op geen enkele wijze ondersteund door ander bewijsmateriaal. Integendeel. Het kantoor staat nergens ingeschreven. [advocaat] heeft verklaard dat hij geen werkzaamheden verrichtte voor [advocaat] & Partners. Verdachte mocht die naam wel gebruiken, mits hij handelde onder zijn eigen naam. Er was geen schriftelijke samenwerkingsovereenkomst. Ook overigens is niet gebleken dat verdachte daadwerkelijk aan de Prinsengracht in Amsterdam of later in Den Haag - zoals hij betoogt - met anderen een samenwerkingsverband had. [advocaat] heeft verdachte uitdrukkelijk verboden om zijn initialen [initialen advocaat] te gebruiken.vii Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het kantoor mr. [advocaat] & Partners niet heeft bestaan, maar slechts een verzinsel is geweest van verdachte teneinde bij (potentiële) klanten de indruk te wekken dat zij met een echt advocatenkantoor van doen hadden en (mede) daardoor hun vertrouwen te winnen.
Hetzelfde geldt voor het kantoor [advocaat] CS Advocaten en mr [advocaat] & associates.
4.3.3 De bankrekening van Stichting Derdengelden mr. [advocaat] [rekeningnummer 1] (derdenrekening van [advocaat])
Advocaten zijn op grond van artikel 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit verplicht een stichting derdenrekening ter beschikking te hebben. De stichting dient te bestaan uit ten minste twee bestuurders.viii Mr. [advocaat] beschikte over een stichting derdengelden (met bovengenoemd rekeningnummer) toen hij zijn eigen advocatenkantoor had. Die stichting bestond in 2011 nog steeds. Tot 1 januari 2009 waren twee bestuurders verantwoordelijk. Vanaf laatstgenoemde datum staat [advocaat] als enige bestuurder vermeld.ix [advocaat] heeft zich per 27 februari 2007 van het tableau laten schrappen.x Verdachte heeft gebruik gemaakt van de derdenrekening van [advocaat] en hij weet dat deze rekening geen derdenrekening meer is.xi
De rechtbank concludeert dat alle betalingen die na 27 februari 2007 worden geboekt via de bankrekening van Stichting Derdengelden mr. [advocaat] en die geen betrekking hebben op betalingen die zijn voortgekomen uit de voormalige praktijk van mr. [advocaat] niet vallen onder de wettelijke bescherming zoals die geldt voor derdenrekeningen. De betalingen die na 1 januari 2009 via deze rekening lopen vallen bovendien buiten de wettelijke bescherming, aangezien er vanaf dat moment niet meer wordt voldaan aan het vereiste dat de stichting twee bestuurders dient te hebben. Door na die data gebruik te maken van deze bankrekening met de aanduiding dat dit een derdenrekening betrof, heeft verdachte ten onrechte voorgewend dat sprake was van een beschermde bankrekening.
4.3.4 Oogmerk en oplichtingsmiddelen
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte het vooropgezette oogmerk had om zichzelf te bevoordelen. Bij een bevestigende beantwoording komt vervolgens de vraag aan de orde welke oplichtingsmiddelen hij daarbij heeft gebruikt. De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van oplichting en de afzonderlijke oplichtingshandelingen betwist. Volgens de raadsman is hooguit sprake van onverschuldigde betaling van een te hoog bedrag aan honorarium. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle gedragingen tezamen en in onderling verband moeten worden bezien en dat het geheel van die gedragingen er uiteindelijk op gericht is om personen te bewegen tot afgifte van enig goed. De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en overweegt daarbij als volgt.
Grosso modo komt uit het dossier de volgende werkwijze naar voren. In bijna alle gevallen komen de benadeelden met verdachte in contact na aanbeveling door een derde. Verdachte overhandigt de rechtshulpvrager een visitekaartje van het kantoor mr. [advocaat] & Partners met daarop de naam van mr. [advocaat], wekt de indruk dat hij kantoor houdt aan de Prinsengracht en dat hij voor benadeelden in rechte mag optreden, ook indien dat niet juist is. Waar mogelijk gaat hij tussen de benadeelde en diens rechtshulpverlener of een derde betrokkene in staan. Zo zegt hij tegen [slachtoffer 2] (zaak A feit 2) dat zij geen contact meer met haar curator mag hebben en dat hij dat in het vervolg zal onderhouden. Hij vertelt [slachtoffer 6] (zaak A feit 5) dat het beter is als betalingen aan [slachtoffer 6]s advocaat in België via hem verlopen en onderhoudt hij het contact met diens Belgische advocaat. In de zaak [slachtoffer 9] (Zaak C) staat hij tussen haar en de notaris die de scheiding financieel afhandelt in.
Verdachte weet met zijn handelen het vertrouwen van de benadeelden te winnen, waarna hij hen een rechtshulpvolmacht, akte van cessie of andersoortige overeenkomst laat ondertekenen. De tekst van al deze overeenkomsten is vaag, onnodig moeilijk en zodanig ruim geformuleerd dat die verdachte te allen tijde de mogelijkheid geeft om gelden in te houden. Dit heeft verdachte ook daadwerkelijk gedaan, terwijl hij daar geen recht op had. Veelal heeft hij zelfs geen - laat staan een duidelijke en gespecificeerde - factuur of voorschotnota uitgebracht.
Uit het dossier blijkt voorts het volgende. Verdachte vermeldt nooit een adres, anders dan een postadres of het adres van het kantoor aan de Prinsengracht. Hij is daardoor niet of moeilijk te traceren. Verder gebruikt hij nooit bankrekeningen die op zijn naam zijn gesteld, maar rekeningen van bedrijven waarover hij kan beschikken of de voormalige derdenrekening van mr. [advocaat]. In het laatste geval maakt mr. [advocaat], als er geld op die rekening is binnengekomen, op verzoek van verdachte het bedrag over naar de rekening van [naam 1], een vriendin van verdachte. Dit onder inhouding van een (klein) gedeelte van het gestorte bedrag als vergoeding voor [advocaat]s hulp. Die rekening staat op naam van [naam 1], maar het is in werkelijkheid de rekening van verdachte en hij beschikt over de bankpas.xii Het is niet goed denkbaar dat dat verdachte zich van deze constructies bedient om een andere reden dan om mensen op te lichten.
Uit het voorgaande volgt dat het handelen van verdachte voortdurend gericht is op het inhouden van geld ten behoeve van zichzelf zodra zich daartoe de gelegenheid voordoet. Het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling van zichzelf is daarmee bewezen.
4.3.5 Bedragen ingehouden ten behoeve van honorarium
Alle aangevers hebben verklaard dat verdachte geld voor zichzelf heeft achtergehouden in plaats van dat te besteden aan het doel waarvoor het bestemd was. Verdachte is in alle zaken gehoord en geconfronteerd met deze aantijgingen. In de zaak [slachtoffer 1] heeft verdachte toegegeven dat hij buitensporig veel geld als honorarium heeft ingehouden, maar in alle andere gevallen is hij van mening dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Hij stelt geld in te hebben gehouden als honorarium of ten behoeve van andere kosten in verband met de door hem behartigde zaken. In de zaak [slachtoffer 9] heeft hij verklaard dat [slachtoffer 9] hem een lening heeft verstrekt van € 140.000,-. Verdachte kan echter, behalve in de zaak [slachtoffer 3], geen facturen, urenverantwoordingen of een akte van geldlening overleggen. De rechtbank acht zijn verklaring op dit onderdeel dan ook niet geloofwaardig. Zij gaat uit van de verklaringen van de aangevers. Dit zal bij ieder zaaksdossier apart worden uitgewerkt.
4.3.6 Feit 1 primair: zaaksdossier [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft na zijn ontslag bij de Zweedse ambassade recht op een ontslagvergoeding. Hij heeft in mei 2007 [naam 2] (hierna: [naam 2]) gevraagd dat geld voor hem te innen bij zijn voormalige werkgever. [naam 2] heeft vervolgens gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder] (hierna: [deurwaarder]) opdracht gegeven om het geld te innen.
De Zweedse ambassade heeft op 22 mei 2007 € 63.529,23 overgemaakt naar de bankrekening van [deurwaarder].xiii
Op 3 april 2008 stuurt [naam 2] een e-mail aan [deurwaarder] met het voorstel om ongeveer
55 procent aan [slachtoffer 1] uit te keren en het verschil te delen. Deze e-mail stuurt hij met de tekst 'FYI' (de rechtbank begrijpt: for your information) door aan verdachte middels het adres '[advocaat] CS'.xiv
In januari 2008 heeft [slachtoffer 1] nog steeds niets van zijn geld gezien. Hij krijgt het gevoel dat er iets niet klopt en begint [naam 2] te wantrouwen. In de tweede helft van mei 2008 wordt [slachtoffer 1] door verdachte opgebeld. Verdachte stelt op de hoogte te zijn van het probleem van [slachtoffer 1] en biedt aan te bemiddelen.xv Verdachte verklaart dat hij via [naam 2] met [slachtoffer 1] in contact is gekomen en dat het ging om het incasseren van achterstallige loonpenningen bij de ambassade. Vierentwintig uur na het telefoongesprek met verdachte ontvangt [slachtoffer 1] op 23 mei 2008 € 25.000,- op zijn rekening vanaf de rekening van [deurwaarder] onder vermelding van "iov [naam 2]".xvi Verdachte belt nogmaals en zij spreken af op 27 mei 2008 op Amsterdam Centraal Station, waar [slachtoffer 1] een volmacht ondertekent.xvii Deze volmacht houdt in dat dhr. [verdachte] (juridisch adviseur) en mr. [advocaat] de bevoegdheid krijgen [slachtoffer 1] zowel tezamen als ieder afzonderlijk als raadsman/gemachtigde zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen en rechtshulp te verlenen. Hen wordt ook cessie op de te innen penningen verleend. Op deze rechtshulpvolmacht is een stempel van "kantoor: mr. [advocaat] en partners te Den Haag" geplaatst.xviii
[deurwaarder] heeft op 2 juni 2008 € 10.000,- overgemaakt naar de rekening van Euro Lux Lease & Factory (hierna: Eurolux) onder vermelding van "restant bedrag [slachtoffer 1]". Op 24 juni 2008 wordt een bedrag van € 5.000,- op dezelfde rekening gestort.xix Deze bedragen zijn bij verdachte terechtgekomen.xx
Op 3 februari 2009 stuurt [deurwaarder] een brief naar [slachtoffer 1], waarin hij meedeelt dat het dossier, conform de afspraken met opdrachtgever [naam 2], is afgewikkeld en dat de gelden zijn voldaan.xxi
In een brief met als afzender mr. [advocaat] en Partners, maar zonder handtekening (het briefhoofd vermeldt: mr. [advocaat], juridisch-fiscaal adviseur), gericht aan [slachtoffer 1], wordt meegedeeld dat er een schikking is bereikt met de Zweedse ambassade voor een bedrag van € 62.029,23 euro en dat [naam 2] heeft voorgesteld de helft van het netto bedrag aan [slachtoffer 1] uit te betalen.xxii
[slachtoffer 1] heeft, afgezien van het op 23 mei 2008 gestorte bedrag van € 25.000,-, geen geld ontvangen.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hierboven beschreven gang van zaken tot aan 27 mei 2008 in combinatie met hetgeen is overwogen bij 4.3.1 tot en met 4.3.5 hiervoor, trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte [slachtoffer 1] door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels heeft bewogen tot afgifte van een rechtshulpvolmacht om zo via [deurwaarder] geldbedragen van € 10.000,- en € 5.000,- te kunnen incasseren en zichzelf te bevoordelen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] samen met [deurwaarder] heeft opgelicht. [deurwaarder] heeft immers geld aan verdachte overgemaakt en naar het zich laat aanzien onder een hoedje gespeeld met verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen [deurwaarder] en verdachte. [deurwaarder] stelt dat hij geen zaken deed met verdachte, omdat [naam 2] zijn opdrachtgever was. Pas na het zien van de door [slachtoffer 1] ondertekende rechtshulpvolmacht, voert [deurwaarder] opdrachten van verdachte uit. Het bedrag van € 25.000,- heeft [deurwaarder] weliswaar aan [slachtoffer 1] overgemaakt voordat de volmacht is ondertekend. Dit is gedaan op verzoek van verdachte, hetgeen zowel verdachtexxiii als [slachtoffer 1] hebben verklaard. Daarmee is echter nog niet het bewijs geleverd dat [deurwaarder] betrokken was bij de afgifte van de rechtshulpvolmacht ten behoeve van de afgifte van gelden aan verdachte.
4.3.7 Feit 2 primair: zaaksdossier [slachtoffer 2]
In verband met het faillissement van haar eenmanszaak [eenmanszaak] zoekt [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) iemand die haar kan helpen met de afwikkeling daarvan. Haar moeder geeft haar de naam van mr. [advocaat], bereikbaar op het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Het antwoord-apparaat van dat nummer is ingesproken met de tekst "kantoor mr. [advocaat] en Partners". Als [slachtoffer 2] dit nummer belt, zegt de man die zij aan de lijn krijgt, dat hij kantoor houdt aan de Prinsengracht in Amsterdam. Zij maken een afspraak om elkaar te ontmoeten in het Mercure hotel in Den Haag.xxiv Als zij elkaar ontmoeten, zegt verdachte tegen [slachtoffer 2] dat hij [advocaat] heet. Tijdens de ontmoeting in januari 2011 antwoordt verdachte op een vraag van [slachtoffer 2] dat [verdachte] zijn kantoorgenoot is.xxv
Op 19 juli (de rechtbank begrijpt: 2010) maakt [schoonmoeder slachtoffer 2] (hierna: [schoonmoeder slachtoffer 2]) een bedrag van € 5.250,- over naar de in paragraaf 4.3.3. bedoelde derdenrekening.xxvi [schoonmoeder slachtoffer 2] is de schoonmoeder van [slachtoffer 2].xxvii Verdachte heeft daarnaast een bedrag van € 1.680,- contant ontvangen.xxviii Dat bedrag heeft [slachtoffer 2] aan haar moeder gegeven, die het vervolgens aan een kennis, [kennis slachtoffer 2], heeft gegeven. [kennis slachtoffer 2] heeft het bedrag daarna aan verdachte gegeven.xxix
Verdachte heeft aan [slachtoffer 2] voorgesteld om te proberen een buitengerechtelijk akkoord met haar schuldeisers te sluiten tegen betaling van 25 tot 30% van de oorspronkelijke schuld. [slachtoffer 2] ging daarmee akkoord. Zij heeft daartoe op verzoek van verdachte - naast de twee hiervoor genoemde bedragen - een bedrag van € 280,- per maand gedurende drie maanden contant aan hem betaald als eigen bijdrage.xxx
In het dossier bevindt zich voorts een betalingsbewijs van een aanvullend voorschot voor een bedrag van € 280,-. Dit bewijs is voorzien van een stempel van Mr. [advocaat] & Partners en een handtekening.xxxi
Voormelde bedragen van € 5.250,- en € 1.680,- waren bestemd voor afbetaling van de schulden van [slachtoffer 2]. Het betrof geen honorarium voor verdachte.xxxii Verdachte zou immers op basis van een toevoeging werken, vanwege het faillissement van [slachtoffer 2].xxxiii
In december 2010 werd aangeefster gebeld door verdachte, die haar vertelde dat alles geregeld was.
Een buitengerechtelijk akkoord is niet getroffen en geen van de schuldeisers heeft ooit gerept over bemoeienis van verdachte of "[advocaat]" met betrekking tot de schulden van [slachtoffer 2].xxxiv
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft diverse bedragen uit handen van [slachtoffer 2] zelf ontvangen. Daarnaast is € 5.250,- overgemaakt door [schoonmoeder slachtoffer 2], de schoonmoeder van verdachte. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij als gefailleerde niet over geld kon beschikken en dat zij daarom dit bedrag aan haar schoonmoeder heeft gegeven opdat zij dit namens [slachtoffer 2] kon overmaken aan verdachte.xxxv Het bedrag van € 1.680,- dat verdachte via de moeder van [slachtoffer 2] en [kennis slachtoffer 2] heeft gekregen, betreft ook [slachtoffer 2]'s geld. Alle bedragen zijn derhalve door of namens [slachtoffer 2] aan verdachte afgegeven. [slachtoffer 2] is dus door het aannemen door verdachte van een valse naam, zijn listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels bewogen tot afgifte van die geldbedragen. Haar (schoon)moeder en [kennis slachtoffer 2] fungeerden slechts als doorgeefluik om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 2]'s geld niet bij de curator maar bij verdachte terecht zou komen.
Verdachte heeft erkend dat hij € 5.250,-, € 1.680,- en € 280,- van [slachtoffer 2] heeft ontvangen.xxxvi Deze bedragen had hij naar zijn zeggen ontvangen ten titel van honorarium en waren niet bedoeld om schulden mee af te lossen. De rechtbank volgt verdachte hierin voor zover het betreft het bedrag van € 280,-. Over dat bedrag heeft [slachtoffer 2] immers verklaard dat zij het - met dien verstande dat zij zegt maandelijks - aan verdachte moest betalen als eigen bijdrage. De rechtbank begrijpt haar verklaring zo dat zij daarmee bedoelt dat voornoemd bedrag was bedoeld als honorarium voor verdachte. [slachtoffer 2] is door de oplichtingshandelingen van verdachte bewogen tot afgifte van deze bedragen.
De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor de maandelijkse betalingen van € 1.000,-
(12e gedachtestreepje) en de bedragen van € 800,- en € 1.000,- (15e gedachtenstreepje) aan verdachte. Hetzelfde geldt voor het verwijt dat verdachte [slachtoffer 2] zou hebben voorgewend dat zich meer schuldeisers hadden gemeld en haar schuld was opgelopen (14e gedachtestreepje). Dit wordt enkel gesteld door [slachtoffer 2] en op geen enkele wijze ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Vast staat dat verdachte tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij een kantoorgenoot van [verdachte] is (6e gedachtestreepje). Hiermee is echter nog geen sprake van een oplichtingsmiddel. Niet gebleken is dat deze mededeling ertoe heeft bijgedragen dat [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag. Hetzelfde geldt voor het verwijt dat verdachte zich in correspondentie heeft voorgedaan als mr. [advocaat] (5e gedachtestreepje). De brieven waarnaar in de tenlastelegging verwezen wordt, zijn geen van alle gericht aan [slachtoffer 2] en niet valt in te zien hoe deze derhalve [slachtoffer 2] hebben bewogen tot afgifte van geldbedragen.
4.3.8 Feit 3: zaaksdossier [slachtoffer 3]
Ten aanzien van het onder 3 eerste cumulatief/alternatief primair ten laste gelegde
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) heeft vorderingen op [debiteur 1] (hierna: [debiteur 1]), [debiteur 2] (hierna: [debiteur 2]) en [debiteur 3] Management Beheer BV (hierna: [debiteur 3]). In verband met een conflict met zijn aannemer komt [slachtoffer 3] via [debiteur 1] in december 1999 of januari 2000 in contact met verdachte. Voordat hij met verdachte in zee ging, heeft hij bij de Orde van Advocaten geïnformeerd naar verdachte. Hem werd verteld dat verdachte geen advocaat was, maar een medewerker van advocaat mr. [advocaat]. In een persoonlijk gesprek met [advocaat] heeft laatstgenoemde tegen [slachtoffer 3] gezegd dat hij garant stond voor verdachte en dat verdachte voor hem werkte.
[slachtoffer 3] spreekt vervolgens met verdachte af in Schiedam. Verdachte stelt voor dat [slachtoffer 3] zijn vorderingen op [debiteur 1], [debiteur 2] en [debiteur 3] aan hem cedeert, om te voorkomen dat daarop beslag wordt gelegd door schuldeisers. Verdachte zegt letterlijk: "ik houd het hier in mijn la en daar ligt het veilig."xxxvii
[slachtoffer 3] cedeert voornoemde vorderingen op 3 maart 2000 aan COOPERATIE LEASE EN FACTORIJ MAATSCHAPPIJ BENOLUX U.A. (hierna: Benolux). Op dat moment bedragen de vorderingen:
- vordering op [debiteur 1]: ƒ 102.500,-
- vordering op [debiteur 2]: ƒ 40.000,-
- vordering op [debiteur 3]: ƒ 98.746,46.xxxviii
In het dossier bevindt zich voorts een - niet ondertekende - akte inhoudende dat [slachtoffer 3] een schuld heeft aan Benolux voor een bedrag van ƒ 217.500,-.xxxix Deze akte is bij notaris [notaris 1] in Lelystad opgesteld. Volgens [slachtoffer 3] is deze akte vals en bestond die schuld in werkelijkheid niet. De akte is slechts opgesteld, teneinde een grondslag te creëren voor eerdergenoemde cessie van vorderingen. Daarom is deze schuldbekentenis op initiatief van verdachte opgemaakt.xl [slachtoffer 3] heeft ter bevestiging van het feit dat het om valse documenten gaat nog een brief ter ondertekening naar verdachte gestuurd. De inhoud van die brief luidt 'dat de gedane schuldbekentenis (en cessies) als niet bestaand en zonder waarde moeten worden beschouwd'.xli
[slachtoffer 3] heeft verdachte in contanten betaald voor zijn werkzaamheden. In maart 2000 heeft [slachtoffer 3] ƒ 50.000,- betaald. Daarvoor heeft hij een kwitantie gekregen van verdachte waarop staat dat hij ƒ 7.000,- heeft betaald. [slachtoffer 3] heeft er zelf onder geschreven wat hij nog meer heeft betaald. Daarnaast heeft hij nog vaker contante betalingen aan verdachte gedaan.xlii Hij heeft van verdachte in ieder geval een tweetal kwitanties ontvangen, namelijk de hiervoor genoemde kwitantie en een kwitantie met daarop vermeld een bedrag van ƒ 38.000,-.xliii
Per brief van 3 augustus 2000 stuurt verdachte een eindafrekening aan [slachtoffer 3] van
ƒ 86.393,-, waarvan - blijkens de inhoud van die afrekening - reeds ƒ 80.000,- is voldaan.xliv
Op 15 augustus 2001 vindt een zogeheten retrocessie plaats en worden de vorderingen op [debiteur 1], [debiteur 2] en [debiteur 3] door Benolux weer overgedragen aan [slachtoffer 3]. Daartoe wordt een akte houdende retrocessie opgesteld. Benolux heeft dan op voornoemde vorderingen de volgende bedragen geïnd:
- [debiteur 1]: ƒ 10.000,-
- [debiteur 2]: ƒ 15.000,-
- [debiteur 3]: ƒ 15.000,-.xlv
De vraagt rijst of sprake is van een vooropgezet plan van verdachte om [slachtoffer 3] op te lichten dan wel van een civielrechtelijk geschil over (de hoogte van) het honorarium van verdachte. [slachtoffer 3] heeft gesteld dat verdachte zich diverse geldbedragen onrechtmatig heeft toegeëigend, terwijl verdachte stelt dat sprake is van honorarium.
De ten laste gelegde oplichting is onderverdeeld in drie verwijten. Allereerst wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van aktes van cessie en het aangaan van een schuldbekentenis. De rechtbank is van oordeel dat dit gedeelte bewezen kan worden. [slachtoffer 3] was in verband met een (juridisch) conflict met zijn aannemer op zoek naar een rechtshulpverlener. [slachtoffer 3] is bewogen tot afgifte van aktes van cessie en het aangaan van een schuldbekentenis, door het samenstel van kunstgrepen en verdichtsels van verdachte, te weten het zich voordoen als doctor, het [slachtoffer 3] voorwenden dat hij zijn vorderingen aan Benolux moest cederen om beslaglegging te voorkomen en het voorwenden dat die aktes van cessie bij verdachte veilig en ongebruikt in zijn la zouden blijven liggen en het voorwenden dat [slachtoffer 3] een valse schuldbekentenis moest aangaan om zo een grondslag te creëren voor de gecedeerde vorderingen. De ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 3] is daarmee bewezen.
Dit ligt anders voor het tweede verwijt, te weten dat verdachte [slachtoffer 3] heeft bewogen tot afgifte van ƒ 86.393,-. Hier manifesteert zich het verschil tussen het strafrecht en het civiele recht. Waar in de volksmond al gauw over "oplichting" wordt gesproken als zaken anders uitpakken dan verwacht, is voor een strafrechtelijke bewezenverklaring meer vereist. De rechtbank is het met de raadsman eens dat hier veeleer sprake lijkt te zijn van een civiel-rechtelijk geschil. Als verdachte werkzaamheden heeft verricht voor [slachtoffer 3] in het kader waarvoor hij is ingehuurd dan ligt betaling voor die werkzaamheden voor de hand. Dat verdachte werkzaamheden voor [slachtoffer 3] heeft verricht, staat vast, gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] die zelfs spreekt over vele werkzaamheden. Een aantal bedragen dat [slachtoffer 3] aan verdachte heeft betaald, was bestemd als voorschot op diens honorarium. Nu vaststaat dat in ieder geval een gedeelte van die ƒ 86.393,- is betaald als voorschot op het honorarium van verdachte, kan niet worden bewezen dat [slachtoffer 3] door de in de tenlastelegging opgesomde oplichtingshandelingen is bewogen tot afgifte van dat gehele bedrag. Of en zo ja tot welk bedrag [slachtoffer 3] wel is bewogen af te geven naar aanleiding van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingshandelingen is niet vast te stellen. Daarnaast zijn in dat bedrag de bedragen begrepen die verdachte heeft geïnd op basis van de aan hem gecedeerde vorderingen van [debiteur 1], [debiteur 2] en [debiteur 3]. Van die bedragen kan niet worden gezegd dat [slachtoffer 3] is bewogen tot afgifte daarvan. De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten derde wordt verdachte verweten dat hij - kort gezegd - de debiteuren [debiteur 1], [debiteur 2] en [debiteur 3] heeft bewogen tot afgifte van een drietal geldbedragen door de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden. Van oplichting is geen sprake, nu de debiteuren ingevolge de akte van cessie aan verdachte hebben betaald. Uit het strafdossier blijkt niet dat zij tot afgifte werden bewogen door de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingshandelingen van verdachte.
Ten aanzien van het onder 3 tweede cumulatief/alternatief primair en subsidiair ten laste gelegde
[crediteur] (hierna: [crediteur]) heeft een vordering op [slachtoffer 3] in verband met een koopovereenkomst die [slachtoffer 3] niet na kan komen. De omvang van deze vordering valt niet uit het dossier af te leiden. De broer van [slachtoffer 3] geeft voor deze vordering aan [crediteur] een bankgarantie af van ƒ 50.000,-. Niet duidelijk is geworden of hij dat uit eigen beweging doet en in hoeverre [slachtoffer 3] daarin een rol heeft gehad. Dit brengt met zich mee dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 3] zelf is bewogen tot afgifte van deze bankgarantie. De in de tenlastelegging genoemde oplichtingshandelingen hebben echter enkel betrekking op [slachtoffer 3] zelf en niet op zijn broer. Dit sluit oplichting van [slachtoffer 3] niet uit, maar dan dient de opzet te zijn gericht op afgifte door de broer en voorts dient er een oorzakelijke verband tussen het middel en de afgifte te bestaan. In dat geval is degene die de afgifte doet immers daartoe bewogen door degene die het middel heeft aangewend (HR 18 juni 1968, LJN AB5202). Op basis van de stukken in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de broer van [slachtoffer 3] is bewogen tot afgifte van de bankgarantie op grond van de alleen tegen [slachtoffer 3] aangewende oplichtingsmiddelen.
Ten aanzien van [crediteur] geldt hetzelfde als voor de broer van [slachtoffer 3]. De oplichtings-middelen zijn evenmin tegen [crediteur] gericht, terwijl hij degene is die een bedrag van
ƒ 9.453,85 afgeeft door dat bedrag overeenkomstig voornoemde vaststellingsovereenkomst over te maken op de bankrekening van Stichting Juridische Dienstverlening (hierna: SJD) inzake "dading [slachtoffer 3]".Dit leidt tot vrijspraak voor het primaire deel van het tweede cumulatief/alternatief van feit 3.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het subsidiaire deel. Verdachte heeft van [crediteur] een bedrag van ƒ 9.453,85 (ofwel € 4.289,97) ontvangen ingevolge eerdergenoemde vaststellingsovereenkomst en hij had dat geld daarmee - anders dan door misdrijf - onder zich uit hoofde van zijn beroep. Niet gebleken is dat verdachte recht op dit geld had, maar hij heeft het geld niettemin onder zich gehouden en het zich daarmee wederrechtelijk toegeëigend.
4.3.9 Feit 4 primair: zaaksdossier [slachtoffer 4]
[slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) en zijn vrouw [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) worden in een lopende rechtszaak geconfronteerd het het overlijden van hun advocaat en zijn daarom op zoek naar een nieuwe advocaat. Zij komen in contact verdachte en dragen hun dossier aan hem over in het Airport hotel Rotterdam.xlvi Verdachte gaat aan de slag en stuurt op 2 augustus 2006 een declaratie voor € 9.520,- voor 'uitgevoerde cq nog uit te voeren rechtskundige dienstverlening door dr. [verdachte] althans andere juridische dienstverleners'. Het bedrag dient gestort te worden op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van STG ADMKANT BEH AAND [naam 3] BEH (hierna: [naam 3]).xlvii [slachtoffer 4] betaalt deze rekening op 3 augustus 2006 per bank.xlviii Verdachte had toegang tot deze rekening.xlix
Vervolgens deelt verdachte [slachtoffer 4] mee dat de wederpartij, [getuige 1] (hierna: [getuige 1]), beslag dreigt te leggen op hun bezittingen, welke beslaglegging voorkomen kan worden door een borgsom van € 50.000,- te storten. Omdat zij slechts € 25.000,- kunnen vrijmaken, neemt verdachte daarmee genoegen. [slachtoffer 4] maakt op 8 augustus 2006 het geld over naar een rekening op naam van Apollo Management BV (hierna: Apollo Management)l, in de veronderstelling dat dit de derdenrekening van verdachte is.li Apollo Management is een beheersvennootschap van verdachte.lii [getuige 1] heeft verklaard nooit beslag te hebben willen leggen op de vermogensbestanddelen van [slachtoffer 4].liii
Na herhaald verzoek ontvangt [slachtoffer 4] op 21 februari 2007 een ontvangstbevestiging voor de borgstelling.liv De tekst van deze brief luidt als volgt: 'voor de goede orde bevestig ik de (deel)betaling van een bedrag ad € 25.000,- d.d. 8 augustus 2006 in verband met het secureren van gemeld bedrag verband houdende met de procedure bij de ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam in opgemelde zaak'.lv In een brief van verdachte aan de boekhouder van [slachtoffer 4], spreekt verdachte over een 'bevestiging van (deel)betaling ten gunste van postbanknr [rekeningnummer 2] in verband met de zekerheidstelling m.b.t. de procedure tegen [getuige 1] cs.'lvi
Uit de uitspraak van de Ondernemingskamer in 2008 blijkt dat partijen geen aanspraak maken op kosten tegenover elkaar. [slachtoffer 4] en zijn vrouw hebben daarom recht op teruggave van hun borg, maar die is nooit aan hen teruggestort.lvii
Anders dan in de meeste andere zaaksdossiers acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich tegenover [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft voorgedaan als advocaat. Zij waren immers verwikkeld in een procedure bij de ondernemingskamer met verplichte procesvertegenwoordiging. Zij waren om die reden op zoek naar een advocaat.lviii Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte zich als zodanig heeft voorgedaan. Daarmee heeft hij zich tevens voorgedaan als meester in de rechten. De rechtbank merkt hierbij op dat [slachtoffer 5] al haar faxen richt aan mr. [verdachte]lix en verdachte heeft deze misvatting nooit gecorrigeerd.
In het verlengde hiervan ligt het verwijt dat verdachte [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft voor-gewend dat hij werkzaam was bij het niet bestaande kantoor [advocaat] CS Advocaten (3e ge-dachtestreepje) en hen als advocaat kon vertegenwoordigen bij de ondernemingskamer
(2e gedachtestreepje). In rubriek 4.3.2 heeft de rechtbank reeds geconcludeerd dat het kantoor [advocaat] CS Advocaten niet bestond.
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gingen ervan uit dat verdachte hen kon vertegenwoordigen bij de ondernemingskamer. [slachtoffer 5] heeft verdachte immers een fax gestuurd waarin zij hem expliciet vraagt 'of u ons zelf bij zult staan bij de zitting van het Hof of dat iemand anders dat doet'.lx Verdachte antwoordde daarop 'voorzoveel er een zittingsdatum door het Hof zal worden gepland waarop het mij mogelijk is te verschijnen zal ik dat uiteraard doen.lxi Daarmee heeft hij hen in de waan gelaten dat hij hen inderdaad kon vertegenwoordigen en zo die hoedanigheid voorgewend. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben hiervoor een bedrag van € 9.520,- betaald. Dit is onder valse voorwendselen aan verdachte overgemaakt. Zij hadden dat bedrag immers nooit betaald als zij hadden geweten dat verdachte hen niet zelf kon vertegenwoordigen bij de ondernemingskamer.
De rechtbank volgt verdachte verder niet in zijn stelling dat het bedrag van € 25.000,- honorarium of een aanvullend voorschot betrof. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] verklaren immers dat zij het bedrag ten titel van borgstelling hebben gestort en zij hebben dat bedrag ook teruggevraagd nadat de ondernemingskamer uitspraak had gedaan en er niet langer reden was een borg te handhaven. Voorts meende [slachtoffer 5] dat het geld op een derdenrekening was gestort. Dit valt niet te verenigen met de stelling dat sprake is van loon. lxii Bovendien verzochten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] al in hun brief van 16 februari 2007 aan verdachte om een bewijs van storting van 'de € 25.000,- als borg voor [naam 4] Beheer BV'.lxiii In zijn reactie van 21 februari 2007 weerspreekt verdachte niet dat het om een borgstelling gaat. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben het bedrag van € 25.000,- overgemaakt in de veronderstelling dat het een borgstelling betrof en aangenomen mag worden dat zij dat bedrag nooit hadden betaald als zij hadden geweten dat het honorarium betrof, omdat zij daarvoor een declaratie van verdachte hadden voldaan.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat hij hun juridische belangen zou gaan behartigen, aangezien niet valt uit te sluiten dat hij daadwerkelijk dergelijke werkzaamheden heeft verricht. Het ondanks herhaaldelijke verzoeken niet verstrekken van een urenverantwoording is evenmin aan te merken als een oplichtingsmiddel, nu niet valt in te zien hoe [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] daardoor zouden zijn bewogen tot afgifte van voornoemde geldbedragen.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat niet [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zijn bewogen tot afgifte, maar Ecoparks BV verwerpt de rechtbank dat verweer. Ecoparks BV is de vennoot-schap van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en zij zijn degenen die feitelijk zijn bewogen tot afgifte.
4.3.10 Feit 5 primair: zaaksdossier [slachtoffer 6]
[slachtoffer 6] koopt de Belgische besloten vennootschap "le 144" in België voor een bedrag van
€ 300.000,-. Hij moet daarvoor een aanbetaling van in totaal € 104.632,- doen.
[slachtoffer 6] heeft reeds een bedrag van € 54.632,60 van geldschieters ontvangen. Hij zoekt iemand die hem kan helpen met het opstellen van een overeenkomst om zo het benodigde geld voor de rest van de aanbetaling bij elkaar te krijgen. Zo komt hij in contact met verdachte en zij ontmoeten elkaar in hotel Babylon in Den Haag. Verdachte vertelt [slachtoffer 6] dat hij zijn bedenkingen heeft bij de mensen in België en stelt daarom voor om de betalingen via een derdenrekening te laten lopen. [slachtoffer 6] stemt daarmee in.lxiv Op 25 mei 2007 maakt [slachtoffer 6] vanaf de rekening van zijn onderneming "[onderneming slachtoffer 6]"lxv naar de rekening van [naam 3] een bedrag van € 50.400,- over en op 4 juni 2007 nog eens een bedrag van € 4.232,60.lxvi Verdachte heeft toegang tot de rekening van [naam 3].lxvii
Het resterende bedrag van € 50.000,- verkrijgt [slachtoffer 6] uit financiering door [financierder] en zijn bedrijf The Twins BV (hierna: [financierder]/ The Twins BV). Dat bedrag wordt op 31 mei 2007 middels een spoedbetaling door The Twins BV op de rekening van [naam 3] over-gemaakt.lxviii Door of namens [slachtoffer 6] is dan in totaal een bedrag van € 104.632,60 (het bedrag van de aanbetaling) op de rekening van [naam 3] overgemaakt.
Verdachte heeft de volgende bedragen vanaf de rekening van [naam 3] overgeboekt op de derdenrekening van mr. [Belgische advocaat], de Belgische advocaat van [slachtoffer 6]:
- op 7 juni 2007 € 50.000,-lxix
- op 6 juli 2007 € 4.233,-lxx
- op 31 juli 2007 € 14.000,-lxxi
Totaal € 68.233,-.
Op 16 augustus 2007 wordt op rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [onderneming slachtoffer 6] € 10.000,- gestort vanaf de rekening van Apollo Management met als bijschrift 'deelbet [verdachte] verrek [verdachte]'.lxxii Dit gebeurt in opdracht van [slachtoffer 6].lxxiii
Een bedrag van € 26.399,60 wordt niet naar of ten behoeve van [slachtoffer 6] overgemaakt.
Verdachte heeft [slachtoffer 6] voorgewend dat het noodzakelijk was om de betaling van het bedrag dat naar België overgemaakt moest worden via een derdenrekening te laten lopen. Door het nummer van de rekening van [naam 3] door te geven, heeft verdachte de indruk gewekt dat deze rekening een dergelijke derdenrekening was. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte [slachtoffer 6] heeft voorgewend dat hij onmiddellijk het bedrag van de aanbetaling zou overmaken aan mr. [Belgische advocaat]. Dat laatste leidt de rechtbank af uit de verklaring van [slachtoffer 6] dat hij verdachte te kennen heeft gegeven dat het aanbetalingsbedrag met spoed naar België overgemaakt moest worden. Het was namelijk urgent dat die betaling werd gedaan.lxxiv De rechtbank neemt aan dat [slachtoffer 6] nooit geld naar de 'derdenrekening' van verdachte had overgemaakt dan wel had laten overmaken door [financierder] als hij had geweten dat verdachte het geld niet direct zou doorstorten naar België. De verklaring van [slachtoffer 6] daarover wordt ondersteund door de brief van mr. [Belgische advocaat] van 25 mei 2007 aan verdachte waarin zij te kennen geeft dat het van het 'van het allergrootste belang is dat het door de heer [slachtoffer 6] verschuldig-de bedrag zich op mijn derdenrekening bevindt op 31 mei (...)'lxxv en haar herinneringsbrieven waarin zij keer op keer vraagt waar het geld blijft.lxxvi De rechtbank neemt tot slot in ogenschouw dat er een bedrag van bijna € 26.400,- is achtergebleven bij verdachte, volgens hem ter voldoening van zijn honorarium. [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij nooit akkoord is gegaan met (inhouding van dat bedrag ten behoeve van) een dergelijk bedrag aan honora-rium.lxxvii Dat [slachtoffer 6] zou hebben ingestemd met een dergelijke inhouding is ook niet logisch gezien zijn belang bij het feit dat al het geld zo snel mogelijk overgemaakt zou worden naar België. Verdachte heeft [slachtoffer 6] door voornoemde oplichtingshandelingen bewogen tot afgifte van een drietal geldbedragen. Dat een van die bedragen feitelijk is overgemaakt door [financierder] doet niet ter zake; het betrof geld waar [slachtoffer 6] recht op had en waarvan verdachte had bedongen dat het naar zijn rekening werd overgemaakt.lxxviii
De rechtbank acht de onder de tweede, derde, vierde, achtste, negende, tiende en elfde gedachtestreepje genoemde oplichtingshandelingen niet bewezen. Ten aanzien van het verwijt dat verdachte [slachtoffer 6] zou hebben voorgewend dat hij zijn juridische en financiële belangen zou behartigen (3e gedachtestreepje) overweegt de rechtbank dat geen sprake is van 'voor-wenden', nu verdachte zich met die belangen wel degelijk heeft bezig gehouden. Wat daarvan de uitkomst is, doet in dit verband niet ter zake.
Voor het verwijt dat [slachtoffer 6] en/of [Belgische advocaat] zouden zijn voorgewend dat afgesproken zou zijn dat het bedrag van € 104.632,60 zou worden overgemaakt zodra alle deelbetalingen bij ver-dachte binnen zouden zijn (achtste gedachtestreepje), ontbreekt het bewijs. Van de overige hiervoor genoemde oplichtingshandelingen wordt verdachte vrijgesproken, omdat niet valt in te zien hoe deze [slachtoffer 6] zouden hebben bewogen tot afgifte van enig geldbedrag.
4.3.11 Feit 6 : zaaksdossier [slachtoffer 7]
[slachtoffer 7] (hierna: [slachtoffer 7]) heeft financiële problemen en daardoor (onder meer) bij de Recordbank een achterstand in de afbetaling van zijn hypothecaire lening. Ten behoeve van vrijwillige schuldsanering komt hij in contact met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en verdachte.
Op 17 augustus 2007 ondertekent [slachtoffer 7] een opdracht/volmacht die - kort samengevat - [medeverdachte 1] en de door [medeverdachte 1] opgerichte commanditaire vennootschap Epsilon Personeelsdiensten en Advies (hierna Epsilon),de bevoegdheid geven om buitengerechtelijke schuldsanering te verrichten, derden rechtshulpverleners in te schakelen, gelden in ontvangst te nemen en alles te doen wat hen noodzakelijk, nuttig of wenselijk voor mocht komen.
In het dossier bevindt zich ook een akte houdende schuldbekentenis tevens akte verpanding geldvordering (hierna: akte houdende schuldbekentenis) van 24 september 2007 waar de namen [slachtoffer 7] en [medeverdachte 1] onderaan de tekst vermeld staan met daarbij een handtekening. Middels deze akte wordt - kort gezegd - ten behoeve van Epsilon een pandrecht gevestigd op de looninkomsten van [slachtoffer 7] ter uitvoering van zijn betalingsverplichting tot een bedrag van maximaal € 12.000,-.
In de periode van augustus 2007 tot en met mei 2008 wordt het salaris van [slachtoffer 7] gestort op de rekening met nummer [rekeningnummer 4] ten name van Epsilon. Het betreft in totaal een bedrag van € 23.624,50.
Uit de vaststaande feiten zoals hiervoor weergegeven leidt de rechtbank af dat alle feitelijke handelingen die er uiteindelijk toe leiden dat het salaris van [slachtoffer 7] op de rekening van Epsilon wordt gestort, worden verricht door [medeverdachte 1]. [slachtoffer 7] heeft verklaringen afgelegd over de rol van verdachte in dit geheel. Die verklaringen worden echter niet in voldoende mate ondersteund door enig ander bewijsmateriaal om aan te nemen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en verdachte. [voormalig echtgenote slachtoffer 7] (de voormalige echtgenote van [slachtoffer 7]) heeft ontkend dat zij en [slachtoffer 7] in zee zijn gegaan met verdachte en ook [medeverdachte 1] heeft ontkend dat hij met verdachte samenwerkte. Verdachte heeft enkel geprocedeerd in België en daarvoor aan Epsilon gefactureerd. Verdachtes faxnummer komt wel voor op de betekeningsakte van de volmacht, maar ook daaruit valt naar het oordeel van de rechtbank geen nauwe en bewuste samenwerking af te leiden. Het voorgaande leidt tot vrijspraak voor het onder 6 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 6 subsidiair geldt het volgende. Dat verdachte een geldbedrag van € 15.569,10 heeft verduisterd kan evenmin worden bewezen. Voornoemd bedrag betreft het salaris van [slachtoffer 7] dat naar de rekening van Epsilon is overgemaakt minus de bedragen die naar of ten behoeve van [slachtoffer 7] zijn overgemaakt. Vaststaat dat verdachte een bedrag van € 900,- heeft gekregen. Het staat ook vast dat verdachte werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de problemen met de Recordbank en dat hij Epsilon daar een factuur voor heeft gestuurd. Van die € 900,- kan daarom niet worden gezegd dat verdachte dat bedrag heeft verduisterd. Van het resterende bedrag (€ 14.669,10) kan dat evenmin worden gezegd. Dit bedrag is op de rekening van Epsilon gestort, een rekening waar verdachte geen toegang toe had. Ook hier geldt dat niet kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen, zodat de rechtbank verdachte ook van het onder 6 subsidiair ten laste gelegde vrijspreekt.
4.3.12 Ten aanzien van zaak B feit 1 en 2: zaaksdossier [slachtoffer 8]
[slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8]) is samen met [zakenpartner slachtoffer 8] (hierna: [zakenpartner slachtoffer 8]) eigenaar van de zaak [VOF] VOF. Zij verkopen hun vennootschap op 1 juni 2010. [VOF] VOF heeft nog een vordering ten belope van € 27.184,08 op Uni-Invest BV (hierna: Uni-Invest) naar aanleiding van beëin-diging van de huurovereenkomst. [slachtoffer 8] wendt zich tot advocatenkantoor [advocaat] en Partners voor bijstand in de incassozaak tegen Uni-Invest. Ze heeft meerdere gesprekken met een persoon die zich voorstelt als [advocaat]. Deze persoon blijkt verdachte te zijn.lxxix De gesprekken vinden plaats in het restaurant op het Centraal Station of in het Victoria hotel (de rechtbank begrijpt: te Amsterdam). Verdachte geeft haar een visitekaartjelxxx van Mr [advocaat] & Partners met daarop de naam 'Mr. [advocaat]'.lxxxi
[slachtoffer 8] heeft een akte van cessie ondertekend (p. A300) waarin zij en [zakenpartner slachtoffer 8] hun vordering op Uni-Invest aan Riders Network Holding BV, vertegenwoordigd door haar gevolmachtigde mr. [advocaat], cederen. In de akte staat vermeld dat namens de cessionaris als gevolmachtigde zal occuperen mr. [advocaat], juridisch-fiscaal adviseur dan wel een van zijn kantoor-genoten.lxxxii De rechtbank gaat er op basis van het dossier vanuit dat [slachtoffer 8] - anders dan zij heeft verklaard - dat stuk wel heeft ondertekend, maar in de veronderstelling verkeerde dat het een machtiging betrof die verdachte de bevoegdheid gaf om voor haar op te treden. De handtekening die moet doorgaan voor de handtekening van [zakenpartner slachtoffer 8], herkent zij niet als zodanig.lxxxiii
Verdachte heeft de zaak met Uni-Invest geschikt voor een bedrag van € 16.341,25.lxxxiv Uni-Invest maakt dit bedrag op 6 oktober 2010 over naar de derdenrekening van kantoor mr. [advocaat] onder vermelding van 'restant waarborgsom [VOF] v.o.f.'.lxxxv
[slachtoffer 8] maakt op 28 juni 2010 een bedrag van € 1.237,50 over op de derdenrekening van mr. [advocaat] & Partners onder vermelding van '2 x € 618,75 inzake RVS - IJplein'.lxxxvi Op dezelfde rekening maakt zij nogmaals hetzelfde bedrag over op 6 juli 2010.lxxxvii
[slachtoffer 8] heeft verklaard op verzoek van verdachte meermalen contant geld aan hem te hebben betaald. Deze bedragen waren bedoeld om schuldeisers aan te betalen. In het dossier bevinden zich de volgende bewijzen van betaling die verdachte heeft ondertekend en aan [slachtoffer 8] heeft overhandigd naar aanleiding van door haar gedane contante betalingen:
- ter zake een bedrag van € 470,- (geschreven op een brief aan [naam 5] & Partners)lxxxviii
- ter zake een bedrag van € 190,- inzake Uni-Investlxxxix
- ter zake een bedrag van € 600,- inzake incasso ACA/Mr [naam 6]xc
- ter zake een bedrag van € 1.000,- inzake Accountantskantoor procedure buitengerechtelijkxci
- ter zake een bedrag van € 4.000,- inzake procedure accountant ACA/ depot div en ter vervanging van de eerder in deze zaak verstrekte kwitanties.xcii
Verdachte heeft [slachtoffer 8] vanaf het e-mailadres mr[advocaat]cs@live.nl berichten gestuurd dat zij geld moest overmaken op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van Stichting derden-gelden Mr. [advocaat].xciii
In het dossier bevindt zich voorts een brief aan [naam 5] & Partners (die namens Uni-Invest de huurschuld bij [slachtoffer 8] moest incasseren) en gericht aan dhr. [naam 7] d.d. 16 juli 2010 die is ondertekend met de naam 'Mr [advocaat]' met daarbij een handtekening.xciv De hand-tekening onderaan deze brief is de handtekening van verdachte. Dat geldt ook voor de handtekeningen op de betalingsbewijzen die zien op € 4.000,- en € 190,- zoals hiervoor al beschreven.xcv
Het oordeel van de rechtbank ter zake feit 1
Dit feit valt in twee verwijten uiteen, namelijk ten eerste dat verdachte een viertal geschriften valselijk heeft opgemaakt of vervalst en ten tweede dat hij gebruikt heeft gemaakt van een vals geschrift, namelijk een akte van cessie.
Ten aanzien van het eerste deel overweegt de rechtbank als volgt. Op de brief (ad b in de tenlastelegging) staat onderaan 'Mr. [advocaat]' met daarbij een handtekening van verdachte. Het betalingsbewijs (ad c in de tenlastelegging) is ondertekend met 'mr [advocaat]' en een onleesbare toevoeging. Ook op dit document staat de handtekening van verdachte. Op geen van voornoemde documenten staat de naam van verdachte vermeld en het het stuk is ook niet in opdracht ('i.o.') getekend. Door deze handelwijze heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Op het bewijs van betaling (ad a in de tenlastelegging) staat een stempel met de tekst 'mr [advocaat] & associates' met daarbij een handtekening van verdachte. Ook dit geschrift is valselijk opgemaakt nu het kantoor mr [advocaat] & associates niet bestaat.
Ten aanzien van de akte van cessie (ad d in de tenlastelegging) overweegt de rechtbank als volgt. In de akte van cessie staat bij de tekst 'cessionaris voornoemd' een handtekening van verdachte, zoals verdachte ter terechtzitting heeft erkend.xcvi Mr. [advocaat] is echter degene die in de akte als gevolmachtigde cessionaris staat vermeld. Verdachte heeft dit stuk valselijk opgemaakt door zelf een handtekening te zetten op de plaats waar [advocaat] had moeten tekenen.
Ook het tweede deel van feit 1 - het gebruik maken van voornoemde akte van cessie - kan worden bewezen. Verdachte heeft de akte van cessie laten betekenen aan Uni-Investxcvii en verdachte heeft op grond van zijn bevoegdheid die uit deze akte van cessie voort zou vloeien een schikking met dat bedrijf getroffen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft [slachtoffer 8] opgelicht. Zij is onder valse voorwendselen bewogen tot afgifte van een akte van cessie en een geldbedrag van € 7.135,-. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft voorgedaan als mr. [advocaat] (tweede en vijfde gedachtestreepje). De verklaring van [slachtoffer 8] daarover wordt ondersteund door haar brief van 26 december 2010 die is gericht aan mr. [advocaat] en gefaxt naar verdachtexcviii en de tekst van verschillende sms'jes die verdachte aan haar heeft gestuurd. Onderaan deze sms'jes staat de tekst 'mr. [advocaat]','Mr. [advocaat] & Partners' of 'Mr. [advocaat] en Associates'.xcix
De akte van cessie vermeldt alleen de naam van [advocaat] en niet (ook) die van verdachte. Bovendien heeft ook [naam 7] verklaard dat hij schriftelijk en telefonisch contact had met [advocaat] en dat de naam [verdachte] hem niets zegt.c Dat bij [slachtoffer 8] op enig moment bekend is geworden dat de naam van verdachte [verdachte] is, maakt voorgaand oordeel niet anders.
Voorts heeft verdachte [slachtoffer 8] kwitanties (inzake accountantskantoor ACA) overhandigd met daarop een stempel tekst 'Mr [advocaat] & Partners' (zesde gedachtestreepje) en op het betalingsbewijs inzake Uni-Invest dat [slachtoffer 8] van verdachte heeft gehad, staat in ieder geval 'Mr [advocaat]' vermeld (zevende gedachtestreepje).
Door de hiervoor genoemde oplichtingshandelingen heeft verdachte de zaken anders voorgesteld dan dat zij in werkelijkheid waren en is [slachtoffer 8] bewogen tot afgifte van een akte van cessie en verschillende geldbedragen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 8] heeft bewogen tot afgifte van geld door haar voor te wenden dat de bankrekening met het nummer [rekeningnummer 1] zijn derdenrekening betrof (achtste gedachtestreepje), nu verdachte heeft gesteld dat het de rekening van [advocaat] was. De rechtbank acht de oplichting van Uni-Invest, [naam 5] & Partners dan wel [naam 7] evenmin bewezen.
4.3.13 Zaak C: zaaksdossier [slachtoffer 9]
In 1999 komt [slachtoffer 9] (hierna: [slachtoffer 9]) in contact met verdachte. Zij spreken bij verschillende restaurants af in Nederland. [slachtoffer 9] is in augustus van datzelfde jaar gescheiden van haar man. In totaal heeft zij na echtscheiding van haar voormalige echtgenoot een bedrag van - omgerekend - ongeveer € 320.000,- tegoed uit de boedelscheiding. Dat bedrag staat in depot bij de notaris. [slachtoffer 9] en verdachte krijgen een relatie en hij komt in april 2000 bij haar (de rechtbank begrijpt: in [plaats]) wonen. Hun relatie eindigt in september 2000. Ze houden nog wel contact en verdachte biedt aan als advocaat op te treden bij de afwikkeling van haar scheiding. Hij vraagt haar een document te ondertekenen.ci Dit doet zij op 31 mei 2001 te Amstelveen. Het is een algemene volmacht waarbij zij verklaart 'volmacht en last te geven aan de heer doctor [verdachte] om haar zaken te beheren, haar belangen waar te nemen, voor haar rechten op te komen en haar daarbij te vertegenwoordigen.'cii
Verdachte heeft er sterk op aangedrongen dat [slachtoffer 9] de volmacht zou tekenen, stellende dat hij anders niets voor haar kan doen en zij alles kwijt zal raken.ciii Ook zegt hij dat zij hem moet vertrouwen, omdat zij anders haar bezittingen kwijt zal raken.civ [slachtoffer 9] heeft een moeilijke periode doorgemaakt en voelt zich afhankelijk van verdachte.cv Verder heeft zij ten tijde van de afwikkeling van haar echtscheiding psychische problemen en zij vertrouwt verdachte.cvi
Door [notarissen] notarissen zijn op rekeningnummer [rekeningnummer 5] ten name van Benolux de volgende bedragen uitbetaald:
- € 45.383,42 op 2 juli 2001
- € 45.383,42 op 25 juli 2001
- € 22.689,01 op 28 november 2001.cvii
In totaal betreft dit een bedrag van € 113.455,85.
Verdachte maakt in de jaren die volgen een substantieel bedrag over naar [slachtoffer 9] of naar derden namens [slachtoffer 9].cviii
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 9] heeft verklaard dat verdachte advocaat is. Zij stelt dat zij verdachte nooit haar scheiding had laten afwikkelen als zij had geweten dat hij geen advocaat was.cix Voorstelbaar is dat verdachte bij [slachtoffer 9] onbedoeld de indruk heeft gewekt dat verdachte advocaat is. Dat kan echter niet worden gezegd ten aanzien van een rechtsgeleerde zoals notaris [notaris 2], die eveneens heeft verklaard dat verdachte zich naar hem toe heeft voorgesteld als de advocaat van [slachtoffer 9].cx Nu de verklaring van [slachtoffer 9] wordt ondersteund door de verklaring van genoemde notaris acht de rechtbank bewezen dat verdachte jegens [slachtoffer 9] heeft voorgewend advocaat te zijn (eerste gedachtestreepje).
Dat verdachte [slachtoffer 9] heeft voorgewend dat hij - kort samengevat - zonder volmacht niets voor haar kon doen, dat zij dan alles kwijt zou raken en dat zij hem moest vertrouwen (zevende gedachtestreepje) acht de rechtbank ook bewezen. Het is niet bestreden dat verdachte zou helpen bij de afwikkeling van de boedelscheiding. Daar is echter geen dergelijk veelomvattende volmacht voor nodig zoals deze door verdachte is opgesteld en door [slachtoffer 9] ondertekend. Dat gegeven ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 9].
De overige feitelijkheden die als oplichtingshandelingen zijn ten laste gelegd acht de rechtbank niet bewezen. Deze hebben niet voorafgaand aan de afgifte van de volmacht plaatsgevonden, zodat [slachtoffer 9] door die handelingen niet kan zijn bewogen tot afgifte van de volmacht.
Het verwijt dat verdachte [slachtoffer 9] 'zou hebben voorgewend haar boedelscheiding te regelen en gelden zou gaan incasseren' is onvoldoende verfeitelijkt. Vast staat dat verdachte handelingen heeft verricht in het kader van de afwikkeling van de boedelscheiding van [slachtoffer 9]. Zonder nadere omschrijving waar derhalve het voorwenden in dit verband uit zou bestaan, kan een bewezenverklaring daarvan niet volgen.
Tot slot spreekt de rechtbank verdachte vrij van het verwijt dat hij [slachtoffer 9] heeft voorgewend dat hij als advocaat werkzaam zou zijn op een advocatenkantoor in Spijkenisse, nu daarvoor onvoldoende wettig bewijs is. De verklaring van [slachtoffer 9] hieromtrent wordt niet ondersteund door enig ander bewijs.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 9], die hem volledig vertrouwde, ertoe heeft gebracht om een algehele volmacht te ondertekenen en aan hem af te geven. Vervolgens heeft verdachte op basis van die volmacht namens [slachtoffer 9] gelden waar zij recht op had geïncasseerd. Hij heeft deze gelden gebruikt voor eigen kantoorwerkzaamheden.cxi Dit levert wederrechtelijke bevoordeling op. Daarmee is de oplichting voltooid. Dat verdachte in de jaren die volgen regelmatig bedragen aan [slachtoffer 9] heeft overgemaakt doet daaraan niet af.
De rechtbank heeft uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte
1. primair
in de periode van 1 mei 2007 tot en met 31 september 2009 te Amsterdam en Den Haag met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een door die [slachtoffer 1] getekende rechtshulpvolmacht teneinde Gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder] te bewegen tot afgifte van geldbedragen hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
- zich voorgedaan doctor (dr [verdachte]) en
- zich in correspondentie voorgedaan als werkzaam zijnde bij het kantoor van mr. [advocaat] & Partners terwijl het een niet bestaand kantoor was en
- de telefoon beantwoord met "Kantoor mr. [advocaat]" en
- die [slachtoffer 1] voorgewend dat hij, verdachte, de juridische belangen van
[slachtoffer 1] zou gaan behartigen en dat hij gelden voor [slachtoffer 1]
zou gaan incasseren en
- het vertrouwen van die [slachtoffer 1] gewonnen door 25.000 euro op de rekening van die [slachtoffer 1] over te laten maken en
- die [slachtoffer 1] een rechtshulpvolmacht laten tekenen waarop staat vermeld dat mr. [advocaat] volmacht wordt verleend en
- die [slachtoffer 1] voorgewend dat hij die rechtshulpvolmacht diende te
tekenen zodat het restant van de 63.000 euro geïncasseerd kon worden en
- op die rechtshulpvolmacht een stempel van "kantoor: Mr [advocaat] & Partners" geplaatst terwijl dit een niet bestaand kantoor was,
waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2. primair
in de periode van 01 juli 2010 tot en met 31 januari 2011 te Den Haag, in elk geval in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal 7.770,- euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als advocaat en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij, verdachte, een advocatenkantoor had op de Prinsengracht te Amsterdam en
- zich voorgedaan als mr. [advocaat] en
- de telefoon beantwoord en het antwoordapparaat van zijn mobiele telefoon ([telefoonnummer 1]) ingesproken met "Kantoor van mr. [advocaat] & Partners" en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij de juridische belangen van [slachtoffer 2] zou gaan behartigen en dat hij er voor zou zorgen dat het faillissement van die [slachtoffer 2] zou worden beëindigd en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij een buitengerechtelijk akkoord met schuldeisers van die [slachtoffer 2] zou treffen waardoor het faillissement van die [slachtoffer 2] zou worden beëindigd en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] een derdenrekening betrof en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat een geldbedrag van 5.250 euro op voornoemde bankrekening gestort diende te worden zodat hij, verdachte, de schulden van die [slachtoffer 2] zou kunnen afkopen en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat zij hem, verdachte maandelijks een geldbedrag van 280 euro contant diende te betalen en
- die [slachtoffer 2] een kwitantie overhandigd met daarop een stempel van Mr. [advocaat] & Partners en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat zij hem, verdachte, een geldbedrag van 1.680 euro contant diende te betalen en
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij, verdachte, alle schuldeisers betaald had en dat haar faillissement zou worden beeïndigd,
waardoor [slachtoffer 2] bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
3. eerste cumulatief/alternatief primair
in de periode van 1 december 1999 tot en met 31 augustus 2001 te Schiedam, in elk geval in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van aktes van cessie ten aanzien van de debiteuren van die [slachtoffer 3], te weten [debiteur 1] en [debiteur 2] en [debiteur 3] Management Beheer B.V. en het aangaan van een schuldbekentenis ten bate van Benolux
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als zijnde doctor (Dr [verdachte]) en
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij, die [slachtoffer 3], uitstaande vorderingen aan Benolux moest cederen teneinde te voorkomen dat schuldeisers op die vorderingen beslag zouden kunnen leggen en
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat die aktes van cessie bij hem, verdachte, veilig waren en ongebruikt in zijn 'lade zouden blijven liggen' en
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij tevens een valse schuldbekentenis moest aangaan met hem, verdachte, voor een bedrag van 217.500 gulden teneinde een grondslag te creëren de aan hem, verdachte, gecedeerde vorderingen en
waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3. tweede cumulatief/alternatief subsidiair:
in de periode van 01 januari 2000 tot en met 10 oktober 2011 in Nederland opzettelijk een geldbedrag van 9.453,85 gulden dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] en welke geldbedrag hij onder zich had uit hoofde van zijn beroep wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4. primair
in de periode van 01 juni 2006 tot en 31 augustus 2006 te Rotterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer 4] en mevrouw [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten een geldbedrag van 25.000 euro en van 9.520 euro hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als advocaat en doctor (Dr [verdachte]) en meester in de rechten en
- die heer en mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat hij, verdachte, hen als advocaat kon vertegenwoordigen bij de ondernemingskamer en
- die heer en mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat hij, verdachte, werkzaam was bij het niet bestaande kantoor [advocaat] CS Advocaten en
- die heer en mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat de tegenpartij, de heer [getuige 1], beslag wilde leggen op de bezittingen van hen en
- die heer en mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat zij ter voorkoming van dat beslag een borg dienden te stellen van 50.000 euro en
- die heer en mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat de overboeking van de borg (een bedrag van 25.000 euro) naar een zogenaamde beschermde derdenrekening plaatsvond
waardoor de heer [slachtoffer 4] en mevrouw [slachtoffer 5] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5. primair
in de periode van 01 mei 2007 tot en met 01 juli 2007 te Den Haag met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] en/of [onderneming slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 50.400 euro en een geldbedrag van 50.000 euro en een geldbedrag van 4.232,60 euro hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als doctor (Dr [verdachte]) en
- die [slachtoffer 6] voorgewend dat het noodzakelijk is om de betalingen van die [financierder] via een zogenaamde derdenrekening te laten lopen in plaats van direct naar de rechthebbende in België over te maken, en
- die [slachtoffer 6] voorgewend dat rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van Stichting Adminstratiekantoor Beheer Aandelen [naam 3] Beheer een derdenrekening betreft en
- die [slachtoffer 6] voorgewend dat hij, verdachte, onmiddellijk het bedrag van 104.632,60 euro zou overmaken
waardoor [slachtoffer 6] en/of [onderneming slachtoffer 6] van werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2010 tot en met 28 februari 2011 te Amsterdam meermalen een geschrift, te weten:
a. een bewijs van betaling per kas van 4.000 euro ontvangen van mevr. [slachtoffer 8], gedateerd op 01 februari 2011 en
b. een brief op naam van Mr [advocaat] inzake v.o.f. [VOF]/Univest, gedateerd op 16 juli 2010 en gericht aan dhr. [naam 7] en
c. een bewijs van betaling van 190 euro ontvangen van mevr. [slachtoffer 8], gedateerd op 21 september 2010 en
d. een akte van cessie tussen v.o.f. [VOF] en Riders Network Holding BV gedateerd op 25 september 2010,
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid
ad a. het bewijs van betaling voorzien van een stempel van "mr [advocaat] & Associates" en
ad b. die brief voorzien van de naam van een ander, te weten Mr [advocaat] en een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van Mr [advocaat] en
ad c. het bewijs van betaling voorzien van de naam van een ander, te weten Mr [advocaat] en een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van Mr [advocaat] en
ad d. de akte van cessie voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van Mr [advocaat],
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
in de periode van 1 september 2010 tot en met 30 oktober 2010 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten een akte van cessie tussen v.o.f. [VOF] en Riders Network Holding BV gedateerd op 25 september 2010 - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen - bestaande die valsheid hierin dat het geschrift voorzien is van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van Mr [advocaat], terwijl die Mr. [advocaat] zijn handtekening niet onder het genoemde geschrift heeft geplaatst en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte ter verkrijging van één geldbedrag van 16.341,25 euro, die akte van cessie door een gerechtsdeurwaarder aan Uni-invest heeft laten betekenen, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
2. primair
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 28 februari 2011 te Den Haag en/of te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een door die [slachtoffer 8] getekende akte van cessie (teneinde Univest te bewegen tot afgifte van geldbedragen en
- [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal 7.135 euro en
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als zijnde mr. [advocaat] en
- die [slachtoffer 8] een visitekaartje van mr. [advocaat] overhandigd als zijn, verdachtes, visitekaartje en
- zich in correspondentie voorgedaan als mr. [advocaat] en meerdere emails verzonden vanaf het e-mailadres mr[advocaat]cs@live.nl en
- die [slachtoffer 8] meerdere kwitanties overhandigd met daarop een stempel van Mr. [advocaat] & Partners en
- die [slachtoffer 8] een kwitantie overhandigd met daarop handgeschreven Mr [advocaat] of een naam die door moest gaan voor Mr [advocaat] en op die kwitantie een handtekening geplaatst als zijnde de handtekening van Mr [advocaat] en
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat een geldbedrag van 1.237,50 euro (ter voldoening van een schuld aan RVS verzekeringmaastschappij) en een geldbedrag van 1.237,50 euro op voornoemde rekening overgemaakt diende te worden en
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat aan hem, verdachte geldbedragen contant betaald dienden te worden, te weten een geldbedrag van 4.000 euro ter voldoening van een schuld aan ACA en een geldbedrag van 470 euro ter betaling van griffiekosten en een geldbedrag van 190 euro ter betaling van griffiekosten en
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat ze een rechtshulpvolmacht ondertekende terwijl zij in werkelijkheid een akte van cessie ondertekende
waardoor [slachtoffer 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
1. primair
in de periode van 1 september 1999 tot en met 31 december 2001 te Amstelveen althans in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een door die [slachtoffer 9] getekende algemene volmacht d.d. 31 mei 2001 teneinde [notarissen] Notarissente bewegen tot afgifte van geldbedragen
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich, naar die [slachtoffer 9] voorgedaan als advocaat en doctor en
- die [slachtoffer 9] voorgewend dat hij, verdachte, zonder volmacht niets voor haar kon doen en zij dan alles kwijt zou raken en dat zij hem moest vertrouwen omdat ze anders alle bezittingen zou kwijtraken
waardoor [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle feiten - waar van toepassing de primaire variant - bewezen en heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens dient hij te worden ontzet uit het beroep van juridisch adviseur voor de duur van twee jaren.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging vraagt om de geëiste straf aanzienlijk te matigen, indien het tot een veroordeling komt. De verdediging heeft daarbij gewezen op het feit dat het in de zaak waaraan de officier van justitie refereert om beduidend zwaardere feiten gaat. Ook moet de anciënniteit van de zaak meegewogen worden en is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Dat er 'nog tientallen aangiftes liggen' zoals de officier van justitie beweert, mag geen rol spelen bij het bepalen van de straf, nu dit geen zaken zijn waarover de rechtbank nu een oordeel moet vellen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een tiental jaren schuldig gemaakt aan oplichting waardoor hij zeven personen heeft gedupeerd. Het betreft soms kwetsbare mensen die al diep in de financiële problemen zaten en die zich om die reden tot verdachte hebben gewend. Verdachte heeft met gladde praatjes en gewichtigdoenerij bij hen het vertrouwen gewekt dat hij hun financiële problemen zou oplossen, maar daarvan is niets terechtgekomen. De bemoeienis van verdachte heeft hun positie alleen maar slechter gemaakt en zij zijn berooid achterbleven.
Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte de laakbaarheid van zijn handelen inziet. Hij heeft geen enkel begrip getoond of oog gehad voor wat hij zijn slachtoffers heeft aangedaan. Integendeel. Verdachte is van mening dat hij zijn cliënten wel degelijk heeft geholpen en dat hij recht had op de door hem ingehouden bedragen. Dit baart de rechtbank ernstig zorgen. Zij acht op grond van dit alles een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden.
De rechtbank heeft daarbij ten nadele van verdachte ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 augustus 2011 waaruit onder meer blijkt dat verdachte in 2009 is veroordeeld voor verduistering, meermalen gepleegd. Deze veroordeling is niet onherroepelijk vanwege het ingediende cassatieverzoek. Verdachte mag daarom in juridische zin niet als recidivist worden aangemerkt. Wel was verdachte sinds die veroordeling een gewaarschuwd mens, maar hij is desondanks doorgegaan met zijn oplichtingspraktijken.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op straffen zoals die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank er ten voordele van verdachte rekening meer gehouden dat zij verdachte voor een feit vrijspreekt en dat verdachte in afwachting van zijn uiteindelijke berechting lang, namelijk meer dan een jaar, in voorarrest heeft gezeten in een Huis van Bewaring.
Een en ander leidt er toe dat de rechtbank een gevangenisstraf van kortere duur oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om verdachte te ontzetten uit het beroep van juridisch adviseur. De omschrijving maakt onvoldoende duidelijk welke werkzaamheden daartoe moeten worden gerekend. Het handhaven van de naleving van een dergelijke ontzetting acht de rechtbank daarom niet goed mogelijk.
Vorderingen benadeelde partij
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient te worden toegepast zoals dat artikellid luidde tot 1 januari 2011, hetgeen betekent dat vorderingen van niet eenvoudige aard niet-ontvankelijk verklaard kunnen worden. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Met ingang van 1 januari 2011 geldt dat een vordering niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de behandeling van die vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De wetgever heeft bij de introductie van dit nieuwe criterium geen overgangsrecht geformuleerd, zoals de wetgever bijvoorbeeld wel heeft gedaan ten aanzien van het tweede lid van artikel 361 Sv. Dit brengt mee dat het nieuwe criterium op 1 januari 2011 onmiddellijk in werking is getreden. Het is daarom ook van toepassing op vorderingen die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn begaan voor 1 januari 2011 en op vorderingen die voor de genoemde datum zijn ingediend.
9.2 Benadeelde partijen die niet op de tenlasteleggingen staan
In deze strafzaak heeft een groot aantal mensen zich als benadeelde partij gesteld, waaronder [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De rechtbank constateert dat de schade die zij vorderen geen grondslag vindt in feiten die in deze strafzaak bewezen zijn verklaard. Nu het rechtstreekse verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde schade ontbreekt, verklaart de rechtbank voornoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering.
9.3 Benadeelde partijen die wel op de tenlasteleggingen voorkomen
In deze strafzaak hebben zich acht personen als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd om de schade te verhalen die zij als gevolg van de door verdachte gepleegde strafbare feiten stellen te hebben geleden. Ten aanzien van deze vorderingen beslist de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 1] heeft aanvankelijk een bedrag van € 38.529,23 gevorderd vanwege financiële schade. Op deze vordering is namens [slachtoffer 1] een correctie toegepast met dien verstande dat het gevorderde bedrag wordt bijgesteld naar in totaal € 17.702,89 bestaande uit - kort gezegd - de hoofdsom à € 15.000,-, rente (gefixeerd) à € 1.000,- en advocaatkosten à € 1.702,89.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij vordert - naast het door verdachte achtergehouden bedrag van € 15.000,- - een bedrag van € 1.000,- aan rente (gefixeerd) en € 1.702,89 aan advocaatkosten. Deze bedragen komen de rechtbank alleszins redelijk voor. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in totaal € 17.702,89 aan materiële schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte werkzaamheden voor [slachtoffer 1] heeft verricht en dat hij recht heeft op een vergoeding daarvoor. Niet gebleken is dat verdachte werkzaamheden voor [slachtoffer 1] heeft verricht. De bewezen verklaarde oplichtingshandelingen kunnen niet als werkzaamheden worden aangemerkt waarvoor [slachtoffer 1] een vergoeding aan verdachte verschuldigd is.
[slachtoffer 2] heeft bij vordering van 29 september 2011 in totaal een bedrag van € 244.350,- gevorderd, bestaande uit materiële schade, emotionele schade en financiële schade. Bij brief van 13 maart 2012 wijzigt mr. [curator slachtoffer 2], curator in het faillissement van [slachtoffer 2], de vordering met dien verstande dat wordt gevorderd een bedrag van € 19.345,- in verband met betalingen aan verdachte en een bedrag van € 5.000,- bij wijze van voorschot aan immateriële schade. Het oorspronkelijk gevorderde bedrag ter zake financiële schade komt te vervallen.
Ten aanzien van de post aan immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 2] heeft zich tot verdachte gewend, omdat zij in ernstige (financiële) problemen zat vanwege het faillissement van haar bedrijf. De rechtbank kan niet uitsluiten dat (een gedeelte van) de door [slachtoffer 2] gestelde immateriële schade is veroorzaakt door de problemen die zij al had voordat zij in contact kwam met verdachte. Bovendien onderbouwt zij de stelling dat sprake is van immateriële schade niet met stukken. Het vaststellen van de omvang van de eventuele immateriële schade die is veroorzaakt door toedoen van verdachte zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Om die reden verklaart de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering met betrekking tot de geleden immateriële schade. Zij kan die schade bij de burgerlijke rechter claimen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat [slachtoffer 2] als gevolg van het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Van de gevorderde materiële schade komen slechts de bedragen die zijn opgenomen in de bewezenverklaring voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank merkt daarbij op dat zij er van uitgaat dat [slachtoffer 2] gedurende drie maanden maandelijks een bedrag van € 280,- aan verdachte heeft betaald. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in totaal (3 x € 280,- + € 5.250,- + € 1.680,- =) € 7.770,- aan materiële schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan [slachtoffer 2] daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Bij vordering van 28 mei 2011 heeft [slachtoffer 3] een bedrag van € 138.618,62 aan materiële schadevergoeding gevorderd. Op deze vordering is door de raadsman van [slachtoffer 3] een correctie toegepast met dien verstande dat het gevorderde bedrag wordt bijgesteld naar € 142.543,89, bestaande uit - kort gezegd - de hoofdsom à € 135.273,37, rente (gefixeerd) à € 5.000,- en advocaatkosten à € 2.270,52.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. [slachtoffer 3] heeft gesteld dat verdachte zijn vorderingen op [debiteur 1], [debiteur 2] en [debiteur 3] tegen finale kwijting heeft geschikt en geïnd. Dit is door verdachte bestreden. Verdachte heeft in ieder geval op de vordering van [debiteur 1] een bedrag van ƒ 10.000,- (€ 4.537,80) geïnd en op de vorderingen van [debiteur 2] en [debiteur 3] elk ƒ 15.000,- (€ 6.806,70). Daarnaast heeft hij de beschikking gekregen over een bedrag van
ƒ 9.453,85 (€ 4.289,97), een bedrag dat ook aan [slachtoffer 3] toebehoorde. De benadeelde partij vordert ook nog een bedrag van € 5.000,- aan rente (gefixeerd) en € 2.270,52 aan advocaatkosten. Deze bedragen komen de rechtbank alleszins redelijk voor. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in totaal in elk geval € 29.711,69 aan materiële schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan [slachtoffer 3] daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Bij vordering van 31 mei 2011 heeft [slachtoffer 4] een bedrag van € 34.520,-, aan materiële schadevergoeding gevorderd. Dit is het bedrag dat uiteindelijk bij verdachte terecht is gekomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het staat vast dat [slachtoffer 4] verdachte nooit zou hebben ingehuurd als hij geweten had dat verdachte geen advocaat was. In dat geval had de verplichting tot betaling aan verdachte ook nooit bestaan. Niet gebleken is dat de schade niet door [slachtoffer 4] maar door derden is geleden. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in totaal € 34.520,- aan materiële schade heeft geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
9.3.5 [slachtoffer 6]
Bij vordering van 13 september 2011 heeft [slachtoffer 6] een bedrag van € 26.390,60 aan financiële schadevergoeding gevorderd. Dit is het bedrag dat uiteindelijk bij verdachte terecht is gekomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in totaal € 26.390,60 aan materiële schade heeft geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de gehele vordering zal worden toegewezen.
[slachtoffer 7] stelt benadeeld te zijn door het in zaak A onder feit 6 ten laste gelegde. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van dat feit. Om die reden verklaart de rechtbank [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bij vordering van 24 januari 2012 heeft [slachtoffer 8] een bedrag van € 75.082,40 aan materiële schadevergoeding gevorderd. Op 7 maart 2012 heeft zij haar vordering aangepast met dien verstande dat zij € 65.013,29 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade vordert.
De rechtbank verklaart [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de post aan immateriële schade op grond van de hiervoor ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2] gegeven motivering (rubriek 9.3.2).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Van de gevorderde materiële schade komen slechts de bedragen die zijn opgenomen in de bewezenverklaring voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in totaal als gevolg van de strafbare feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld (€ 16.341,25 + € 4.000,- + € 470,- + € 190,- + € 1.237,50 + € 1.237,50 =) € 23.476,25 aan materiële schade heeft geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Voort komen de gevorderde advocaatkosten voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank schat deze kosten op € 2.000,-.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan [slachtoffer 8] daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Bij vordering van 7 oktober 2011 heeft [slachtoffer 9] een bedrag van € 159.613,01 aan materiële schade gevorderd. Ter terechtzitting van 15 maart 2012 heeft zij verklaard bij die vordering te blijven.
Ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 9] zich voor de vergoeding van een gedeelte van de in deze zaak gevorderde schade al tot de civiele rechter heeft gewend. De civiele rechter heeft al een oordeel geveld over een gedeelte van de schade die ook in de onderhavige zaak wordt gevorderd. Onduidelijk is of en zo ja in hoeverre de procedure bij de burgerlijke rechter betrekking heeft op dezelfde schade als in de huidige strafzaak aan de orde is. Voorts is niet duidelijk in hoeverre [slachtoffer 9] nog belang heeft bij een oordeel van de strafrechter over haar vordering. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. [slachtoffer 9] kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen en haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4 Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank bij alle vorderingen voor zover toegewezen een maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 225, 321, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 3 tweede cumulatief/alternatief primair en het onder 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A 1 primair, 2 primair, 3 eerste cumulatief/ alternatief primair en tweede cumulatief/alternatief subsidiair, 4 primair, 5 primair; het in zaak B 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 primair; en in zaak C primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A feit 1 primair, 2 primair, 3 eerste cumulatief/alternatief primair, 4 primair, 5 primair, zaak B feit 2, zaak C primair:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van zaak A feit 3 tweede cumulatief/alternatief subsidiair:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft.
Ten aanzien van zaak B feit 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1], wonende op het adres [adres] [plaats], toe tot € 15.000,- (vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente, gefixeerd op € 1.000,-.
Wijst de vordering van [slachtoffer 2], wonende op het adres [adres] [plaats], toe tot € 7.770,- ((zevenduizend zevenhonderdzeventig euro).
Wijst de vordering van [slachtoffer 3], wonende op het adres [adres] [plaats], toe tot € 22.441,17 (tweeëntwintigduizend vierhonderdeenenveertig euro en zeventien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente, gefixeerd op € 5.000,-.
Wijst de vordering van [slachtoffer 8], wonende op het adres [adres] [plaats], toe tot € 23.476,25 (drieëntwintigduizend vierhonderdzesenzeventig euro en vijfentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Wijst de gehele vordering van [slachtoffer 6], wonende op het adres [adres] [plaats], toe tot € 26.390,60 (zesentwintigduizend driehonderdnegentig euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Wijst de gehele vordering van [slachtoffer 4], wonende op het adres [adres] [plaats], toe tot € 34.520,- (vierendertigduizend vijfhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering ten aanzien van al hetgeen meer is gevorderd dan het hierboven toegewezen bedrag.
Veroordeelt verdachte aan voornoemde benadeelde partijen het aan het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 1.702,89.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 2.270,52.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [slachtoffer 8] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 2.000,-.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de hierboven genoemde slachtoffers de hierboven toegewezen geldsommen te betalen.
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze vervangen door hechtenis voor de duur van respectievelijk:
- 123 dagen (vordering [slachtoffer 1]);
- 73 dagen (vordering [slachtoffer 2]);
- 142 dagen (vordering [slachtoffer 3]);
- 207 dagen (vordering [slachtoffer 4]);
- 166 dagen (vordering [slachtoffer 6]);
- 152 dagen (vordering [slachtoffer 8]),
met dien verstande dat die vervangende hechtenis in totaal niet meer dan 365 dagen kan bedragen en de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E.J.M. Gielen, voorzitter,
mrs. J.M.J. Lommen - van Alphen en B. van Berge Henegouwen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.C. van Geel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2012.
Bijlage
Volledige tekst van de tenlasteleggingen.
Aan de verdachte is - na wijziging ter terechtzitting d.d. 25 januari 2012 - ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 31 september 2009 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een door die [slachtoffer 1] getekende rechtshulpvolmacht (pagina BM006) (teneinde Gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder] en/of een of meer ander(en)) te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) in elk geval van enig goed en/of
- [slachtoffer 1] en/of Gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 5.000 euro en/of (ongeveer) 10.000 euro, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als zijnde advocaat en/of jurist en/of doctor (dr [verdachte]) (zie onder andere pagina BM006) en/of
- zich voorgedaan als zijnde mr. [advocaat] en/of
- zich in correspondentie voorgedaan als zijnde mr. [advocaat] (zie onder andere pagina A013), althans als
- werkzaam zijnde bij het kantoor van mr. [advocaat] & Partners (terwijl het een niet bestaand kantoor was) (zie onder andere pagina A013) en/of
- de telefoon beantwoord met "Kantoor mr. [advocaat]" en/of
- die [slachtoffer 1] voorgewend dat hij, verdachte, de juridische belangen van
[slachtoffer 1] zou gaan behartigen en/of dat hij gelden voor [slachtoffer 1]
zou gaan incasseren en/of
- het vertrouwen van die [slachtoffer 1] gewonnen door (onder andere) 25.000 euro op de rekening van die [slachtoffer 1] over te maken en/of over te laten maken en/of
- die [slachtoffer 1] een rechtshulpvolmacht laten tekenen waarop staat vermeld dat (onder andere) mr. [advocaat] volmacht wordt verleend en waarop voorgewend wordt dat Dr [verdachte] en Mr [advocaat] "raadsman" en "raadslieden" zijn (zie onder andere pagina BM006) en/of
- die [slachtoffer 1] voorgewend dat hij die rechtshulpvolmacht diende te
tekenen (zodat het restant van de 63.000 euro geïncasseerd kon worden) en/of
- op die rechtshulpvolmacht een stempel van "kantoor: Mr [advocaat] & Partners" geplaatst en/of laten plaatsen (terwijl dit een niet bestaand kantoor was), en/of
- die Gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder] voorgewend dat die [slachtoffer 1] toestemming heeft gegeven om een of meer geldbedragen naar hem, verdachte, en/of Eurolux over te maken,
waardoor [slachtoffer 1] en/of Gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte(s);
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 10 oktober 2011 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer 15.000 euro, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 1], althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 31 januari 2011 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (onder meer) [slachtoffer 2] en/of de moeder van die [slachtoffer 2] ([moeder slachtoffer 2]) en/of de schoonmoeder van die [slachtoffer 2] ([schoonmoeder slachtoffer 2]) en/of [kennis slachtoffer 2] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 15.080 euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als zijnde advocaat en/of jurist (zie onder andere pagina G050, G058, G059 en G063) en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij, verdachte, een advocatenkantoor had op de Prinsengracht te Amsterdam en/of
- zich voorgedaan als zijnde mr. [advocaat] en/of
- de telefoon beantwoord en het antwoordapparaat van zijn mobiele telefoon ([telefoonnummer 1]) ingesproken met "Kantoor van mr. [advocaat] & Partners" en/of
- zich in correspondentie voorgedaan als "mr. [advocaat]" (zie onder andere pagina G050, G058, G059 en G063) en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij, verdachte, een kantoorgenoot van [verdachte] is en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij de juridische belangen van [slachtoffer 2] zou gaan behartigen en/of dat hij er voor zou zorgen dat het faillissement van die [slachtoffer 2] zou worden beëindigd en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij een of meerdere buitengerechtelijk(e) akkoord(en) en/of schikkingsovereenkomst(en) met een of meerdere schuldeiser(s) van die [slachtoffer 2] zou treffen (waardoor het faillissement van die [slachtoffer 2] zou worden beëindigd) en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] een beschermde derdengeldenrekening betrof en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat een geldbedrag van 5.200 euro op voornoemde bankrekening gestort diende te worden (zodat hij, verdachte, de schulden van die [slachtoffer 2] zou kunnen afkopen) en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat zij hem, verdachte, (gedurende vijf maanden) maandelijks een geldbedrag van 280 euro contant diende te betalen (zijnde kosten verband houdende met de afwikkeling van het faillissement, onder meer een eigen bijdrage) en dat hij, verdachte, die ontvangen geldbedragen op voornoemde rekening ([rekeningnummer 1]) zou storten en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat zij hem, verdachte, (gedurende vijf maanden) maandelijks een geldbedrag van 1.000 euro (welk bedrag volgens hem, verdachte, een vrijstellingsbedrag van haar UWV-uitkering was) contant diende te betalen (zijnde kosten verband houdende met de afwikkeling van het faillissement, onder meer een eigen bijdrage) en dat hij, verdachte, die ontvangen geldbedragen op voornoemde rekening ([rekeningnummer 1]) zou storten en/of
- die [slachtoffer 2] een kwitantie overhandigd met daarop een stempel van Mr. [advocaat] & Partners (zie onder andere pagina B480) en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat een of meerdere nieuwe schuldeiser(s) zich had(den) gemeld en/of dat een of meerdere schuld(en) waren opgelopen en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat zij hem, verdachte, (ten behoeve van de afwikkeling van die nieuwe schulden) een geldbedrag van 1.680 euro en/of een geldbedrag van 800 euro en/of geldbedrag van 1.000 euro contant diende te betalen en/of
- die [slachtoffer 2] voorgewend dat hij, verdachte, alle schuldeisers betaald had en/of dat haar faillissement zou worden beeïndigd,
waardoor [slachtoffer 2] en/of de moeder van die [slachtoffer 2] ([moeder slachtoffer 2]) en/of de schoonmoeder van die [slachtoffer 2] ([schoonmoeder slachtoffer 2]) en/of [kennis slachtoffer 2] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
De rechtbank leest het in dit feit vermelde "5.200 euro" als "5.250,-", aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag, gezien de stukken in het dossier. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 10 oktober 2011 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten onder meer een geldbedrag van (ongeveer) 15.080 euro, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 2] en/of de moeder van die [slachtoffer 2] ([moeder slachtoffer 2]) en/of de schoonmoeder van die [slachtoffer 2] ([schoonmoeder slachtoffer 2]), althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 1999 tot en met 31 augustus 2001 te Schiedam en/of Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van en/of het aangaan van een schuldbekentenis ten bate van Benolux en/of een of meerdere akte(s) van cessie ten aanzien van de debiteuren van die [slachtoffer 3], te weten [debiteur 1] en/of [debiteur 2] en/of [debiteur 3] Management Beheer B.V., in elk geval enig goed en/of
- [slachtoffer 3] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag (ongeveer) 86.393 gulden (ten behoeve van het honorarium voor hem, verdachte), in elk geval enig goed en/of
- (debiteur(en)) [debiteur 1] en/of [debiteur 2] en/of [debiteur 3] Management Beheer B.V. en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), te weten (onder meer) een of meerdere geldbedrag(en) van (ongeveer) 15.000 gulden en/of (ongeveer) 10.000 gulden en/of (ongeveer) 15.000 gulden, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als zijnde doctor (Dr [verdachte]) (zie onder andere pagina A026, A027, A028 en A087) en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij verdachte, onder toezicht van advocaat mr. [advocaat] werkte en/of samenwerkte met advocaat mr. [advocaat] en/of
- die [slachtoffer 3] niet verteld dat hij, verdachte, eerder met justitie in aanraking is gekomen wegens oplichting en/of verduistering en/of is veroordeeld wegens verduistering in dienstbetrekking, terwijl die [slachtoffer 3] hem, verdachte, op de hoogte had gebracht dat hij, die [slachtoffer 3], eerder opgelicht was en op zoek was naar iemand die hij kan vertrouwen, en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij, verdachte, de juridische en/of financiële belangen van [slachtoffer 3] zou gaan behartigen en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij, die [slachtoffer 3], uitstaande vorderingen aan hem, verdachte, en/of Benolux moest cederen teneinde te voorkomen dat schuldeisers op die vorderingen beslag zouden kunnen leggen en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat die akte(s) van cessie bij hem, verdachte, veilig waren en ongebruikt in zijn 'lade zouden blijven liggen' en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij tevens een valse schuldbekentenis moest aangaan met hem, verdachte, voor een bedrag van 217.500 gulden teneinde een grondslag te creëren de aan hem, verdachte, gecedeerde vorderingen en/of
- bij die [slachtoffer 3] vertrouwen ingeboezemd zodat die [slachtoffer 3] niet verzocht om schriftelijke vastlegging van de afspraken en/of het honorarium en/of
- zich bij voornoemde debiteur(en) voorgedaan als zijnde advocaat en/of
- voornoemde debiteur(en) voorgewend dat die [slachtoffer 3] akkoord was met het schikken van haar/zijn/hun vordering(en) en/of het uitbetalen van die schikkingen aan hem, verdachte, en/of Benolux en/of
- voornoemde debiteur(en) voorgewend dat die [slachtoffer 3] akkoord was met het uitbetalen van de schikkingen aan hem, verdachte, en/of Benolux,
waardoor [slachtoffer 3] en/of [debiteur 1] en/of [debiteur 2] en/of [debiteur 3] Management Beheer B.V. en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 1999 tot en met 10 oktober 2011 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 40.000 gulden en/of een geldbedrag van (ongeveer) 86.393 gulden, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 3] althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 01 juni 2000 Schiedam en/of Den Haag in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 3] en/of de broer van die [slachtoffer 3] heeft bewogen tot afgifte van een bankgarantie van 50.000 gulden en/of
- [crediteur] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 9.453,85 gulden, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als zijnde doctor (Dr [verdachte]) (zie onder andere pagina A026, A027, A028 en A087) en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij verdachte, onder toezicht van advocaat mr. [advocaat] werkte en/of samenwerkte met advocaat mr. [advocaat] en/of
- die [slachtoffer 3] niet verteld dat hij, verdachte, eerder met justitie in aanraking is gekomen wegens oplichting en/of verduistering en/of is veroordeeld wegens verduistering in dienstbetrekking, terwijl die [slachtoffer 3] hem, verdachte, op de hoogte had gebracht dat hij, die [slachtoffer 3], eerder opgelicht was en op zoek was naar iemand die hij kan vertrouwen, en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij, verdachte, de juridische en/of financiële belangen van [slachtoffer 3] zou gaan behartigen en/of
- die [slachtoffer 3] voorgewend dat hij hoger beroep zou instellen en het geld zou worden teruggestort en/of
- die [slachtoffer 3] en/of de broer van die [slachtoffer 3] voorgewend dat er een bankgarantie van 50.000 gulden moest worden betaald (terwijl de vordering van die [crediteur] op die [slachtoffer 3] niet meer dan 40.000 gulden beliep),
- die [crediteur] voorgewend dat die [slachtoffer 3] akkoord was met een overboeking aan hem, verdachte, en/of St. Juridische Dienstverlening te Schiedam van een aan die [slachtoffer 3] toekomend geldbedrag en/of
- valselijk een handtekening van die [slachtoffer 3] heeft gezet of laten zetten
waardoor [crediteur] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 10 oktober 2011 te Den Haag en/of Schiedam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 9.453,85 gulden, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 3] en/of de broer van [slachtoffer 3] althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot en met 08 januari 2009 te Den Haag en/of Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer 4] en/of mevrouw [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), te weten (onder meer) een of meer geldbedrag(en) van (ongeveer) 25.000 euro en/of (ongeveer) 9.520 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als zijnde advocaat en/of jurist en/of doctor (Dr [verdachte] (zie onder andere pagina A206, A207 en A210)) en/of meester in de rechten en/of
- die heer en/of mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat hij, verdachte, hem/haar/hen als advocaat kon vertegenwoordigen bij de ondernemingskamer en/of (andere) rechtszittingen en/of
- die heer en/of mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat hij, verdachte, werkzaam was bij (het niet bestaande kantoor) [advocaat] CS Advocaten en/of
- die heer en/of mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat hij de juridische belangen van hem/haar/hen zou gaan behartigen en/of
- die heer en/of mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat de tegenpartij, de heer [getuige 1], beslag wilde leggen op de bezittingen van hem/haar/hen en/of
- die heer en/of mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat hij/zij ter voorkoming van dat beslag een borg diende te stellen van 50.000 euro en/of
- die heer en/of mevrouw [slachtoffer 4] voorgewend dat de overboeking van de borg (een bedrag van 25.000 euro) naar een zogenaamde beschermde derdenrekening plaatsvond en/of
- die heer en/of mevrouw [slachtoffer 4] ondanks herhaaldelijke verzoeken geen urenverantwoording verstrekt,
waardoor de heer [slachtoffer 4] en/of mevrouw [slachtoffer 5] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot en met 10 oktober 2011 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 25.000 euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 9.520 euro, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot en met 01 juli 2007 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 6] en/of [onderneming slachtoffer 6] en/of [financierder] en/of The Twins B.V. heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) van (ongeveer) 50.400 euro en/of 50.000 euro en/of 4.232,60 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als raadsman en/of jurist en/of doctor (Dr [verdachte]) en/of advocaat (zie onder andere pagina A126, A127, A134, A138, A152 en A166) en/of
- die [slachtoffer 6] voorgewend dat hij, verdachte, een kantoor had op de Prinsengracht te Amsterdam en/of
- die [slachtoffer 6] voorgewend dat hij, verdachte, de juridische en/of financiële belangen van [slachtoffer 6] zou gaan behartigen en/of
- die [slachtoffer 6] (ondanks een of meer verzoeken) geen rekening en/of factuur heeft verstrekt en/of geen honorarium afgesproken met die [slachtoffer 6] en/of
- die [slachtoffer 6] en/of [Belgische advocaat] voorgewend dat het noodzakelijk is om de betalingen van die [financierder] via een zogenaamde derdenrekening te laten lopen in plaats van direct naar de rechthebbende in België over te maken, en/of
- die [slachtoffer 6] en/of [Belgische advocaat] voorgewend dat rekeningnummer [rekeningnummer 2] (op naam van Stichting Adminstratiekantoor Beheer Aandelen [naam 3] Beheer) een beschermde derdenrekening betreft en/of
- die [slachtoffer 6] en/of [Belgische advocaat] voorgewend dat hij, verdachte, onmiddellijk het bedrag van (ongeveer) 104.632,60 euro zou overmaken, en/of
- die [slachtoffer 6] en/of [Belgische advocaat] voorgewend dat afgesproken zou zijn dat het bedrag van (ongeveer) 104.632,60 euro zou worden overgemaakt aan die [Belgische advocaat] als alle deelbetalingen op bovengenoemde rekening binnen zijn, en/of
- die [slachtoffer 6] een rechtshulpvolmacht laten tekenen waarop staat vermeld dat (onder andere) mr. [advocaat] volmacht wordt verleend en waarop voorgewend wordt dat Dr [verdachte] en/of Mr [advocaat] "raadsman" en/of "raadslieden" zijn (zie onder andere pagina V061) en/of
- die [financierder] en/of zijn vertegenwoordiger voorgewend dat hij, verdachte, werkzaam was bij (het niet bestaande kantoor) [advocaat] CS Advocaten en/of
- die [financierder] en/of de vertegenwoordiger van [financierder] voorgewend dat het geldbedrag van 50.000 euro naar een derdenrekening van een advocaat werd overgemaakt
waardoor [slachtoffer 6] en/of [onderneming slachtoffer 6] en/of [financierder] en/of The Twins B.V. en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot en met 10 oktober 2011 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 26.390,60 euro, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 6], althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot en met 01 juni 2008 te Den Haag en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (onder meer [medeverdachte 1]), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een door die [slachtoffer 7] en/of die [voormalig echtgenote slachtoffer 7] getekende volmacht en/of schuldbekentenis, in elk geval van enig goed, teneinde de werkgever van die [slachtoffer 7] (TS 4 Personell BV) en/of een of meer ander(en) te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) en/of
- TS 4 Personell BV en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 23.624,50 euro, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als zijnde advocaat en/of doctor (Dr [verdachte]) (zie onder andere pagina A194) en/of
- die [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] voorgewend dat die [medeverdachte 1] budgetbeheerder was en/of die [medeverdachte 1] hen leefgeld zou geven (terwijl zij herhaaldelijk naar leefgeld moesten vragen) en/of
- zich in correspondentie voorgedaan als zijnde mr [advocaat] en/of
- die [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] voorgewend dat hij, verdachte en/of die [medeverdachte 1], de financiële problemen van [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] zou schikken en/of oplossen en/of
- die [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] voorgewend dat hij, verdachte, met de Record Bank zou gaan praten en/of een betalingsregeling met die Record Bank zou treffen en/of
- die [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] voorgewend dat die [medeverdachte 1] zou zorgen dat het geld overgemaakt zou worden en/of de betalingen zou gaan verrichten en/of
- die [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] voorgewend dat zij zich geen zorgen over de prijs voor de diensten van hen, verdachte en/of zijn mededader [medeverdachte 1], moesten maken, en/of
- die [slachtoffer 7] een volmacht laten tekenen waarop staat vermeld dat (onder andere) [medeverdachte 1] en/of Epsilon Personeelsdiensten & Advies en/of andere personen gemachtigd waren gelden in ontvangst te nemen ten behoeve van het uitvoeren van betalingen aan derden en/of compromissen aan te gaan met derden en/of
- valselijk een handtekening van die [voormalig echtgenote slachtoffer 7] gezet of laten zetten op een opdracht en/of volmacht d.d. 17 augustus 2007 en/of
- valselijk een handtekening van die [slachtoffer 7] en/of die [voormalig echtgenote slachtoffer 7] gezet of laten zetten op een akte van schuldbekentenis d.d. 24 september 2007 en/of
- die [slachtoffer 7] voorgewend dat zijn salaris zou worden aangewend om zijn schulden te vereffenen en/of
- die [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] geen kwitanties van betalingen verstrekt (terwijl zij hier meerdere malen (telefonisch) bij die [verdachte] en/of [medeverdachte 1] om hebben verzocht) en/of
- die TS 4 Personell BV voorgewend dat het salaris zou worden aangewend om schulden van [slachtoffer 7] te vereffenen en/of
- die TS 4 Personell BV voorgewend dat [slachtoffer 7] akkoord was met een door Epsilon gevestigd pandrecht op zijn salaris ter hoogte van 12.000 euro,
waardoor die TS 4 Personell BV en/of [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2007 tot en met 10 oktober 2011 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (onder meer [medeverdachte 1]), althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten onder meer een geldbedrag van (ongeveer) 15.569,10 euro en/of in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 7] en/of [voormalig echtgenote slachtoffer 7], althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 28 februari 2011 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meerdere geschrift(en), te weten onder meer:
a. een bewijs van betaling per kas van 4.000 euro ontvangen van mevr. [slachtoffer 8], gedateerd op 01 februari 2011 en/of
b. een brief op naam van Mr [advocaat] inzake v.o.f. [VOF]/Univest, gedateerd op 16 juli 2010 en gericht aan dhr. [naam 7] en/of
c. een bewijs van betaling van 190 euro ontvangen van mevr. [slachtoffer 8], gedateerd op 21 september 2010 en/of
d. een akte van cessie tussen v.o.f. [VOF] en Riders Network Holding BV gedateerd op 25 september 2010,
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid
ad a. het bewijs van betaling voorzien van een stempel van "mr [advocaat] & Associates" en/of voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van mr [advocaat] en/of
ad b. die brief voorzien van de naam van een ander, te weten Mr [advocaat] en/of een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van Mr [advocaat] en/of
ad c. het bewijs van betaling voorzien van de naam van een ander, te weten Mr [advocaat], althans een naam die moest doorgaan voor de naam Mr [advocaat] en/of een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van Mr [advocaat] en/of
ad d. de akte van cessie voorzien van een of meerdere handtekening(en) welke moest(en) doorgaan voor de handtekening(en) van [slachtoffer 8] en [zakenpartner slachtoffer 8] en Mr [advocaat],
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 30 oktober 2010 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) of vervalst(e) geschriften, te weten (onder meer) een akte van cessie tussen v.o.f. [VOF] en Riders Network Holding BV gedateerd op 25 september 2010 - zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen - bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat het geschrift voorzien is van een of meerdere handtekening(en) welke moest(en) doorgaan voor de handtekening(en) van [slachtoffer 8] en [zakenpartner slachtoffer 8] en Mr [advocaat], terwijl die [slachtoffer 8] en [zakenpartner slachtoffer 8] en Mr. [advocaat] zijn/haar/hun handtekening niet onder het genoemde geschrift heeft/hebben geplaatst en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), ter verkrijging van één of meerdere geldbedrag(en) van (onder meer) (ongeveer) 16.341,24 euro en/of 792,72 euro, die akte van cessie door een gerechtsdeurwaarder aan Uni-invest heeft/hebben laten betekenen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 28 februari 2011 te Den Haag en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (onder meer)
- [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een door die [slachtoffer 8] getekende akte van cessie (teneinde Univest en/of [naam 5] & Partners en/of [naam 7] en/of een of meer ander(en) te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedragen) en/of
- [slachtoffer 8] en/of [zakenpartner slachtoffer 8] en/of Fuij VOF en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 11.735 euro en/of
- Univest en/of [naam 5] & Partners en/of [naam 7] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 16.341,24 euro
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich voorgedaan als zijnde advocaat en/of jurist (zie onder andere pagina A297 en A303) en/of
- zich voorgedaan als zijnde mr. [advocaat] en/of
- die [slachtoffer 8] een visitekaartje (zie onder andere pagina A307) van mr. [advocaat] overhandigd als zijnde zijn, verdachtes, visitekaartje en/of
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat hij de juridische belangen van [slachtoffer 8] en/of [zakenpartner slachtoffer 8] en/of Fuij VOF zou gaan behartigen en/of
- zich in correspondentie voorgedaan als mr. [advocaat] en/of een of meerdere fax(en) verzonden middels een faxapparaat "Kantoor mr [advocaat] cs" en/of een of meerdere email(s) verzonden vanaf het e-mailadres mr[advocaat]cs@live.nl (zie onder andere pagina A308) en/of
- die [slachtoffer 8] een of meerdere kwitantie(s) overhandigd met daarop een stempel van Mr. [advocaat] & Partners en op die kwitantie(s) een handtekening geplaatst als zijnde de handtekening van Mr [advocaat] (zie onder andere pagina A294, A295 en A296) en/of
- die [slachtoffer 8] een kwitantie overhandigd met daarop handgeschreven Mr [advocaat] of een naam die door moest gaan voor Mr [advocaat] en op die kwitantie een handtekening geplaatst als zijnde de handtekening van Mr [advocaat] (zie onder andere pagina A298) en/of
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van mr. [advocaat] en partners zijn, verdachtes, beschermde derdengeldenrekening betrof en/of
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat een geldbedrag van (ongeveer) 1.237,50 euro (ter voldoening van een schuld aan RVS verzekeringmaastschappij) en een geldbedrag van (ongeveer) 1.237,50 euro (ter voldoening van een schuld aan een huurbedrijf) op voornoemde rekening overgemaakt diende te worden en/of
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat aan hem, verdachte, een of meerdere geldbedrag(en) contant betaald diende te worden, te weten (onder meer): een geldbedrag van (ongeveer) 2.400 euro (ter voldoening van een schuld aan de vereniging van eigenaren Spreeuwenpark) en een geldbedrag van (ongeveer) 200 euro (ter betaling van griffiekosten) en een geldbedrag van (ongeveer) 4.000 euro (ter voldoening van een schuld aan ACA) en een geldbedrag van (ongeveer) 2.000 euro (ter voldoening van meerdere openstaande vorderingen) en een geldbedrag van (ongeveer) 470 euro (ter betaling van griffiekosten) en een geldbedrag van 190 euro (ter betaling van griffiekosten) en/of
- die [slachtoffer 8] voorgewend dat ze een rechtshulpvolmacht ondertekende terwijl zij in werkelijkheid een akte van cessie ondertekende (zie onder andere pagina A299) en/of
- die Univest en/of [naam 5] & Partners en/of de heer [naam 7] een (vervalste) akte van cessie toegestuurd en/of in deze akte voorgewend dat mr [advocaat] de gevolmachtigde van [slachtoffer 8] was en/of in deze akte voorgewend dat de geldvordering op Univest door [slachtoffer 8] aan de bv Riders Network Holding is gecedeerd en/of
- die Univest en/of [naam 5] & Partners en/of de heer [naam 7] voorgewend dat het bedrag van 16.341,24 euro op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van Stichting Derdengelden mr [advocaat] cs kon worden overgemaakt en/of
- die Univest en/of [naam 5] & Partners en/of de heer [naam 7] voorgewend dat [slachtoffer 8] toestemming had gegeven om een schikking aan te gaan voor een bedrag van 16.341,24 euro,
waardoor [slachtoffer 8] en/of [zakenpartner slachtoffer 8] en/of Fuij VOF en/of Univest en/of [naam 5] & Partners en/of [naam 7] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 10 oktober 2011 te Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 11.735 euro en/of 16.341,24 euro, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 8], althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
De rechtbank leest het in dit feit vermelde "Univest" als "Uni-Invest", aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag, gezien de stukken in het dossier. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 1999 tot en met 31 december 2001 te Amstelveen en/of Spijkenisse en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Zaandam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een door die [slachtoffer 9] getekende algemene volmacht d.d. 31 mei 2001, in elk geval van enig goed, (teneinde [notarissen] Notarissen en/of een of meer ander(en) te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en)) en/of
- [notarissen] Notarissen heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) van ongeveer 45.383,42 euro en/of 45.383,42 euro en/of 22.689,01 euro en/of 36.715,98 (welke uitbetaald zijn ten gunste van rekeningnummer [rekeningnummer 5]), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer)
- zich, naar die [slachtoffer 9] en/of [notarissen] Notarissen, in persoon en/of in geschrift voorgedaan als zijnde advocaat en/of jurist en/of doctor en/of
- die [notarissen] Notarissen voorgewend dat de rekening [rekeningnummer 5], ten name van Lease en Factorij Mij Benolux UA, een derdengeldrekening, betrof (A 460)
- die [slachtoffer 9] voorgewend dat hij, verdachte, haar boedelscheiding zou regelen en/of dat hij gelden voor [slachtoffer 9] zou gaan incasseren en/of dat hij de gelden van [slachtoffer 9] zou gaan besteden voor de aankoop van een woning op de [A-straat nr] te [plaats] en/of
- die [slachtoffer 9] voorgewend dat het resterende geldbedrag (afkomstig uit de boedelscheiding) van die (ongeveer) 150.000 euro nog bij de notaris in depot stond en niet (naar haar) kon worden overgemaakt vanwege problemen met haar ex-man en/of
- die [slachtoffer 9] voorgewend dat hij, verdachte, werkzaam was als advocaat op een advocatenkantoor in Spijkenisse en/of
- die [notarissen] Notarissen voorgewend dat hij, verdachte, en/of Benolux rechthebbende is op de gelden van [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 9] toestemming zou hebben gegeven om geldbedragen naar hem en/of Benolux over te maken en/of
- die [slachtoffer 9] voorgewend dat hij, verdachte, zonder volmacht niets voor haar kon doen en/of zij dan alles kwijt zou raken en/of dat zij hem moest vertrouwen omdat ze anders alle bezittingen zou kwijtraken en/of
- die [slachtoffer 9] voorgewend dat hij, verdachte, in onderhandeling was met haar ex-man en/of de advocaat van haar ex-man en/of dat het wel goed zou komen met het geld waar zij recht op had
waardoor [notarissen] Notarissen en/of [slachtoffer 9] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
hij in of omstreeks de periode van 1 september 1999 tot en met 10 oktober 2011 te Amstelveen en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk (onder meer) een geldbedrag van ongeveer 150.001,90 gulden, in elk geval enig geldbedrag dat geheel of ten dele toebehoorde aan (onder meer) [slachtoffer 9], althans in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke geldbedrag(en) hij en/of zijn mededader(s)
onder zich had(den) uit hoofde van zijn of haar of hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebruikte bewijsmiddelen zijn opgemaakt overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke regels. Als het bewijsmiddel bestaat uit een verklaring die door een getuige bij de rechter-commissaris wordt afgelegd, zal dit uitdrukkelijk worden vermeld.
ii Ten behoeve van de leesbaarheid zal de rechtbank ten aanzien van de oplichtingshandelingen aangeven onder welk gedachtestreepje de desbetreffende handelingen in de tenlastelegging wordt vermeld. De telling begint telkens na de zinsnede "hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (onder meer) (...)".
iii Geschriften, inhoudende een rechtshulp-volmacht d.d. 27 mei 2007 (zaaksdossier [slachtoffer 1]), p. BM006; een brief d.d. 3 augustus 2000 (zaaksdossier [slachtoffer 3]), p. A028; een declaratie d.d. 2 augustus 2006 (zaaksdossier [slachtoffer 4]), p. A207; een brief d.d. 16 mei 2007 (zaaksdossier [slachtoffer 6]), p. A126; een algemene volmacht d.d. 31 mei 2001 (zaaksdossier [slachtoffer 9]) p. A408
iv Een geschrift, inhoudende een uitdraai van een internetpagina http://www.dltruth.com/printthread.php?tid=33, p. B058
v Een proces-verbaal bevindingen gebruik doctor titel door [verdachte], p. B671
vi B034 tot en met B038.
vii Een proces-verbaal van verhoor getuige [advocaat] bij de rechter-commissaris op 11 augustus 2011, p. 2
viii Een proces-verbaal bevindingen aanvullend onderzoek derdengelden, p. B811
ix Een geschrift, inhoudende een uittrekstel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 29 september 2011, p. B813 en B814
x Een proces-verbaal van bevindingen Orde van Advocaten, p. B498
xi Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 maart 2011, p. V113
xii Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2011, p. V003
xiii Een geschrift, inhoudende een brief van de Zweedse ambassade aan [slachtoffer 1] d.d. 22 augustus 2010, p. A008
xiv Een geschrift, inhoudende twee e-mails d.d. 3 april 2008, p. G427
xv Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. A002
xvi Een geschrift, inhoudende een giroafschrift d.d. 26 mei 2006 van de rekening van [slachtoffer 1], p. A012 en een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p A002
xvii Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. A002
xviii Een geschrift, inhoudende een rechtshulpvolmacht d.d. 27 mei 2008, p. V021
xix Geschriften, inhoudende twee transactieoverzichten van rekening-courant gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder], p. G011 en p. G012
xx De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 11
xxi Een geschrift, inhoudende een brief van gerechtsdeurwaarderskantoor [deurwaarder] d.d. 3 februari 2009, p. A009
xxii Een geschrift, inhoudende een brief van mr [advocaat] & partners d.d. 2 september 2009, p. A013 en p. A014
xxiii De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 11
xxiv Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 25 maart 2011, p. A285
xxv De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 10 en een proces-verbaal van bevindingen uitzending Tros Opgelicht d.d. 29 maart 2011, p. B482
xxvi Een geschrift, inhoudende een overzicht mutaties van de rekening van Stichting derdengelden, p. BM266
xxvii Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 9 augustus 2011, p. A375
xxviii Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 25 maart 2011, p. A286 en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 21
xxix Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 9 augustus 2011, p. 374
xxx Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 25 maart 2011, p. A285 en A286 en een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2011, p. 2
xxxi Een geschrift, inhoudende een kopie van een bewijs van betaling d.d. 6 november 2010, p. B480
xxxii Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 27 september 2011
xxxiii Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 9 augustus 2011, p. A375
xxxiv Een proces-verbaal van verhoor getuige [curator slachtoffer 2] d.d. 26 juli 2011, p. G067
xxxv Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2011, p. 2 en een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 9 augustus 2011, p. A374
xxxvi De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 21 en 22
xxxvii Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. A018 en A019 en een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3], p. A057
xxxviii Geschriften, inhoudende aktes houdende overeenkomst van cessie met betrekking tot [debiteur 1], [debiteur 2] en [debiteur 3] Management BV, p. A071, p. A074 en p. A077.
xxxix Een geschrift, inhoudende een niet ondertekende en ongedateerde akte van schuldbekentenis, p. A083 t/m A085
xl Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3], p. A057 en A058
xli Een geschrift, inhoudende een brief d.d. juni 2000, p. B603
xlii Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. A019 en een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3], p. A057
xliii Een geschrift, inhoudende een kwitantie, p. A035 en een geschrift, inhoudende een kwitantie d.d. 22 juni 2000, p. A036
xliv Een geschrift, inhoudende een brief d.d. 3 augustus 2000 met eindafrekening, p. A029 t/m A034
xlv Een geschrift, inhoudende een - ongetekende - akte houdende retrocessie d.d. 15 augustus 2001, p. A091 t/m A096
xlvi Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], p. A201 en A202
xlvii Geschriften, inhoudende een brief van Apollo Management BV d.d. 2 augustus 2006, p. A207 en een brief d.d. augustus 2006, p. A208
xlviii Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift d.d. 2 augustus 2006, p. A240
xlix Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, pagina 23
l Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift d.d. 8 augustus 2006, p. A241
li Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 november 2010, p. A202
lii Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, pagina 17
liii Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. G416
liv Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 november 2010, p. A202
lv Een geschrift, inhoudende een brief d.d. 21 februari 2007, p. A210
lvi Een geschrift, inhoudende een brief d.d. 23 februari 2007, p. B765
lvii Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 november 2010, p. A202
lviii Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5], p. A369 en A372
lix Geschriften, inhoudende voorblad faxbericht d.d. 12 juni 2006, p. B742; voorblad faxbericht ongedateerd (maar kennelijk van voor 25 juni 2006 gezien de datum van de respons van verdachte op dat bericht, p. B746), p. B743 en voorblad faxbericht d.d. 25 juni 2006, p. B745
lx Een geschrift, inhoudende voorblad faxbericht ongedateerd, p. B743
lxi Een geschrift, inhoudende een e-mail d.d. 25 juni 2006, p. B746
lxii Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5], p. A370 en A371
lxiii Een geschrift, inhoudende een brief d.d. 16 februari 2007, p. B763
lxiv Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 6] d.d. 6 december 2010, p. A175,
lxv Een geschrift, inhoudende een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 30 mei 2007, p. A163
lxvi Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van [naam 3] d.d. 4 juni 2007, p. BM134 en BM136
lxvii De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 23
lxviii Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van The Twins BV, p. A168
lxix Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van [naam 3], p. BM138
lxx Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van [naam 3], p. BM143
lxxi Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van [naam 3], p. BM147
lxxii Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van Apollo Management, p. A159
lxxiii Een proces-verbaal van verhoor getuige/aangever [slachtoffer 6], niet door hem ondertekend, p. A282 en de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 23
lxxiv Een proces-verbaal van verhoor aangever/getuige [slachtoffer 6], niet door hem ondertekend, d.d. 22 maart 2011, p. A281
lxxv Een geschrift, inhoudende een brief d.d. 25 mei 2007, p. A129
lxxvi Geschriften, inhoudende een brief d.d.1 juni 2007, p. A131; een brief d.d. 4 juni 2007, p. A132; een brief d.d. 5 juni 2007, p. A133; een brief d.d. 6 juni 2007 p. A136
lxxvii Een proces-verbaal van verhoor aangever/getuige [slachtoffer 6], niet door hem ondertekend, d.d. 22 maart 2011, p. A282
lxxviii Een geschrift, inhoudende een e-mailbericht d.d. 31 mei 2007 van [naam 8], p. A166
lxxix Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] d.d. 28 maart 2011, p. A290
lxxx Een geschrift, inhoudende een visitekaartje van Mr.[advocaat] & Partners, p. A307
lxxxi Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 26 juli 2011, p. 3
lxxxii Een geschrift, inhoudende een akte van cessie d.d. 25 september 2010, p. A299 en A300
lxxxiii Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 26 juli 2011, p. 5
lxxxiv De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 25
lxxxv Een geschrift, inhoudende een overzicht mutaties van de rekening van Stichting derdengelden, p. BM256
lxxxvi Geschriften, inhoudende een overzicht mutaties van de rekening van Stichting derdengelden, p. BM268 en een kopie details overschrijving, p. A309
lxxxvii Een geschrift, inhoudende een overzicht mutaties van de rekening van Stichting derdengelden, p. BM267
lxxxviii Een geschrift, inhoudende een brief aan [naam 5] & Partners met een handgeschreven tekst d.d. 17 juli 2010, p. A297
lxxxix Een geschrift, inhoudende een bewijs van betaling d.d. 21 september 2010, p. A298
xc Een geschrift, inhoudende een bewijs van betaling d.d. 15 december 2010, p. A294
xci Een geschrift, inhoudende een bewijs van betaling d.d. 20 januari 2011, p. A295
xcii Een geschrift, inhoudende een bewijs van betaling d.d. 1 februari 2011, p. A296
xciii Geschriften, inhoudende een e-mail d.d. 8 december 2010, p. A308 en een e-mail d.d. 25 juni 2010, p. B580
xciv Een geschrift, inhoudende een brief gericht aan [naam 5] & Partners d.d. 16 juli 2010, p. A297
xcv De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 25
xcvi De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 25
xcvii Een geschrift, inhoudende een exploot d.d. 5 oktober 2010, p. A303
xcviii Een geschrift, inhoudende een brief d.d. 26 december 2010, p. B1318
xcix Een geschrift, inhoudende een bijlage met sms berichten van 17 juli 2010, 15 september 2010, 20 en 21 september 2010, 3 december 2010 en 15 december 2010, p. B1345 en B1346
c Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7], p. A302
ci Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] d.d. 4 april 2011, p. A311 tot en met A313
cii Een geschrift, inhoudende een algemene volmacht d.d. 31 mei 2001, p. A407 en A408
ciii Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] d.d. 18 juli 2011, p. A356
civ Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] d.d. 4 april 2011, p. A311 tot en met A313
cv Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] d.d. 4 april 2011, p. A312
cvi Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 28 september 2011, p. 4
cvii Een geschrift, inhoudende een brief d.d. 20 februari 2003 van [notarissen] notarissen aan dr. [verdachte] met in de bijlage een overzicht van reeds uitgekeerde bedragen, p. A467 en A468
cviii Een proces-verbaal van bevindingen herziene schadeberekening aangeefster [slachtoffer 9], OB71, ongenummerd
cix Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] d.d. 30 en 31 augustus 2011, p. A391
cx Een proces-verbaal van bevindingen over gesprek met notaris [notaris 2], p. G399
cxi De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting en neergelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van 25 januari 2012, p. 27