ECLI:NL:RBAMS:2012:BV9075

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-710036-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met als doel witwassen en het zonder vergunning als wisselkantoor optreden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie met als doel gewoontewitwassen en het zonder vergunning opereren als wisselkantoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een netwerk dat op grote schaal geldtransacties uitvoerde vanuit een wasserette aan de Javastraat in Amsterdam. De verdachte en zijn medeverdachten maakten gebruik van een systeem van 'hawalabankieren', waarbij geldtransacties werden uitgevoerd zonder gebruik te maken van de reguliere bancaire kanalen. Dit gebeurde vaak met crimineel geld, wat werd aangetoond door observaties, afgeluisterde gesprekken en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol had binnen deze organisatie en dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Wet inzake geldtransactiekantoren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en de rechtbank heeft verschillende geldbedragen en onroerend goed verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/710036-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 15 maart 2012
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [1969],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 mei 2011, 20 en 22 februari 2012 een 1 maart 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Voorhuis en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting 10 mei 2011 gewijzigd, waarna, blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 mei 2011, de tenlastelegging ten aanzien van de zinsneden "onder meer" en "en/of geldbedragen van in totaal meerdere miljoenen euro's, bestaande uit onder meer" partieel nietig is verklaard. Op de zitting van 20 februari 2012 is de tenlastelegging opnieuw gewijzigd.
De op 20 februari 2012 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 maart 2010 tot en met 30 november 2010 in Amsterdam aan gewoontewitwassen, subsidiair schuldwitwassen, heeft schuldig gemaakt (feit 1), als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest (feit 2) en aan een criminele organisatie heeft deelgenomen die deze delicten als doel had (feit 3).
2. Voorvragen
2.1. Geldigheid van de dagvaarding
Ten aanzien van de dagvaarding zoals gewijzigd op de terechtzitting van 20 februari 2012:
De raadsman heeft het volgende betoogd. De dagvaarding van feit 1 dient wat het pand op de Javastraat betreft nietig te worden verklaard, aangezien de dagvaarding enkel spreekt over "bovenomschreven geldbedragen" die uit misdrijf afkomstig zouden zijn en daarmee op dit punt onbegrijpelijk is.
Ten aanzien van feit 2 spreekt de tenlastelegging over meer geldtransacties, terwijl volstrekt onduidelijk is welke transacties dat zouden zijn. Aangezien de ten laste gelegde periode bijna vijf jaar is, het dossier verscheidene ordners bevat en het woord transactie een zeer ruim begrip is, is niet voldaan aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft dit betwist.
De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van de woorden "en/of voorwerp(en)" na de woorden "bovenomschreven geldbedrag(en)" in regelnummer 60 van het onder 1, primair, ten laste gelegde en in regelnummer 58 van het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde gezien moet worden als een kennelijke misslag. Nu de verdediging door verbetering van deze misslag niet in de verdediging wordt geschaad, leest de rechtbank in regelnummer 60 van het onder 1, primair, ten laste gelegde en in regelnummer 58 van het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde "bovenomschreven geldbedrag(en) en/of voorwerp(en)".
Verder is het onder 2 ten laste gelegde in het licht van het dossier voldoende feitelijk is omschreven. Overigens voldoet de dagvaarding aan alle vereisten als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het voorgaande is de dagvaarding dan ook geldig en wordt het verweer verworpen.
2.2. Overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in haar vordering. Verder zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is, zoals weergegeven in het door haar ter terechtzitting overgelegde requisitoir, van mening dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1, primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. Zij heeft daartoe, kort samengevat, het volgende betoogd.
Vastgesteld is dat de groep personen waarvan verdachte deel uitmaakte en die opereerde vanuit een wasserette aan de Javastraat te Amsterdam, op grote schaal geldtransacties heeft uitgevoerd. Voor een deel ging het om "regulier" hawalabankieren, voor een deel om het verrichten van criminele transacties. Tussen deze twee vormen van transacties kan onderscheid worden gemaakt op basis van de wijze van administreren, de wijze van communiceren en het wisselende telefoongebruik. Dit beeld wordt gecompleteerd met door de politie uitgevoerde observaties. De wijze van vervoeren en overdragen, het feit dat niet via de reguliere bancaire weg geld wordt overgedragen en pakketten met geld worden overhandigd op opmerkelijke plaatsen, het versluierde taalgebruik in de tapgesprekken en de aangetroffen drugs zijn omstandigheden die, in onderlinge samenhang bezien, voor de transacties die niet kunnen worden aangemerkt als regulier hawalabankieren, het bestaan van een legale bron zo onwaarschijnlijk maken dat het niet anders kan dan dat de hiermee gemoeide bedragen uit misdrijf afkomstig zijn.
Deze transacties worden allemaal op de volgende, vrijwel identieke wijze verricht. Een transactie wordt voorafgegaan door het verstrekken per telefoon of sms van een tokennummer en het telefoonnummer van degene voor wie het geld bestemd is. Vaak wordt ook het te ontvangen bedrag ge-sms't. Met de ontvanger wordt een afspraak gemaakt en vervolgens wordt tijdens een zeer korte persoonlijke ontmoeting een tas overgedragen. In de tassen die in beslag zijn genomen, blijkt een geldbedrag te zitten dat correspondeert met het per sms aangekondigde bedrag. In een aantal gevallen is de transactie terug te vinden in in beslag genomen schriften met administratie.
De bewijsconstructie voor het gewoontewitwassen over de ten laste gelegde periode voor de niet onderschepte transacties bestaat uit de volgende bewijsmiddelen: de identieke modus operandi, de observaties in combinatie met vele tapgesprekken die duiden op omvangrijke witwasactiviteiten, administratie waarin transacties zijn terug te vinden, grote geldbedragen die zijn aangetroffen in de wasserette en de woningen van verdachten, de verklaringen van [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) over de modus operandi van het ondergrondsbankieren, de verklaringen van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en andere wasserettemedewerkers dat in de wasserette ondergronds wordt gebankierd en dat ze het geld dat bij hen is aangetroffen, voor verdachte en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) bewaarden, en de witwastypologieën.
Alle ten laste gelegde transacties kunnen dan ook bewezen worden verklaard. Bij een aantal van die transacties is er een link naar de wasserette. Vanwege het feit dat verdachte en [medeverdachte 3] worden beschouwd als de opdrachtgevers en de personen die de macht hebben over al het getransigeerde geld, kunnen ook de transacties waarbij er niet een directe link naar hen is, bewezen worden verklaard. Dat ze tussenpersonen en koeriers gebruikten en soms zelf geen uitvoeringshandelingen verrichtten, doet daar niet aan af.
Dat sprake is van een criminele organisatie, blijkt uit de volgende omstandigheden. De planmatigheid bestaat hieruit dat eenzelfde werkwijze wordt gebruikt. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van tokennummers en werktelefoons. Ook de gebruikte codetaal zegt iets over de duurzaamheid van de werkwijze van de organisatie. Duidelijk is geworden dat verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) degenen zijn die de knopen doorhakken en vaak in onderling overleg beslissingen nemen, waaruit een gezamenlijke besluitvorming blijkt. Verder is, gelet op de vele tapgesprekken, sprake van duurzaamheid. Die duurzaamheid kan ook worden afgeleid uit de eerdere veroordeling van [medeverdachte 3] in 2000, de wijziging van de handelsnaam van de wasserette, de administratie van het ondergrondsbankieren met crimineel geld uit 2002, de CIE-informatie uit 2007 en het onderzoek Teberio, waaruit blijkt dat verdachte en [medeverdachte 3] in 2009 en 2010 contact met de ondergrondse bankier [ondergrondse bankier] hadden.
Verdachte is samen met [medeverdachte 3] de eigenaar van de wasserette. Verdachte lijkt in de hiërarchie net iets onder [medeverdachte 3] te staan. Hij onderhoudt wel contact met de broker [broker] (hierna: [broker]), maar verricht ook uitvoerende werkzaamheden door zelf geld af te leveren. Verdachte en [medeverdachte 3] gebruikten de woningen van hun werknemers en die van [medeverdachte 2] voor het bewaren van administratie, geld en telefoons. Op deze wijze werd het risico op ontdekking en onderschepping van geld door de politie of andere criminelen verkleind. Het witwassen van volledige bedrag van € 801.171,95 dat in beslag is genomen, is zowel aan verdachte als aan [medeverdachte 3] ten laste gelegd, omdat uit verklaringen en tapgesprekken kan worden afgeleid dat het geld van hen samen was en de werknemers dat geld voor hen moesten bewaren. Het geld dat bij verdachte en bij [medeverdachte 3] thuis is aangetroffen, is uit misdrijf afkomstig, gelet op de witwastypologieën, de omstandigheid dat hun financiële situatie een legale herkomst onmogelijk maakt en zij geen verklaring over het aangetroffen geld hebben afgelegd. Aangezien de locatie van het geld niet relevant is, het wordt immers in vereniging bewaard op verschillende plekken, kan ook bewezen worden verklaard dat verdachte het geld bij [medeverdachte 3] in vereniging voorhanden had evenals het geld dat bij de medeverdachten werden aangetroffen.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd. In de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde pleitnota heeft de verdediging, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Deze zaak dient met de nodige distantie te worden bekeken, aangezien het strafdossier slechts een kleine selectie van de tapgesprekken bevat en slechts gesproken wordt over onschuldige overboekingen naar Pakistan. Daarnaast betekenen de codetaal waarin verdachte zou spreken, en de cameraopnamen niets.
Ten aanzien van alle ten laste gelegde transacties geldt dat onduidelijk is dat het om geld ging. Ook is onduidelijk wat de grootte en valuta van het eventuele geldbedrag waren. Tevens kan niet worden vastgesteld dat verdachte bij deze transacties direct of als medepleger betrokken was. Ook kan niet worden vastgesteld dat het geld een criminele herkomst had of dat verdachte hiervan op de hoogte was, althans dit redelijkerwijs had moeten vermoeden. Dit geldt ook voor de geldbedragen die bij verdachte en zijn medeverdachten in hun woningen en bij hun fouilleringen zijn aangetroffen. Ten aanzien van het geld dat in de wasserette is aangetroffen, kan bij verdachte niet met een voldoende mate van zekerheid opzet of wetenschap worden vastgesteld ten aanzien van de aanwezigheid van het geld. Verdachte dient dan ook hiervan te worden vrijgesproken. Verder bestaat het geld dat in de woning van verdachte is aangetroffen, uit spaargeld van verdachte en het geld dat verdachte heeft geleend in Pakistan. Ook heeft hij een deel ingezameld bij derden om Pakistan na de overstroming te helpen op te bouwen.
Het gegeven dat verdachte samen met anderen in een bedrijf werkte, met die anderen contact had en mogelijk zelfs wel eens met die anderen heeft samengewerkt bij het overboeken van kleine bedragen, brengt niet met zich dat daarmee van medeplegen kan worden gesproken. Dit kan dan ook niet bewezen worden verklaard.
Hawalabankieren is niet per definitie bankieren met crimineel geld. Bij de ten laste gelegde transacties kan op basis van de typologieën niet worden vastgesteld dat van een criminele transactie sprake is geweest. Verder dient contant geld ook niet als crimineel geld gezien te worden. Verdachte stelt dat hij helemaal niet heeft geweten dat transacties met crimineel geld hebben plaatsgevonden. Gelet hierop dient verdachte dan ook van het onder 1, primair en subsidiair, ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde kan uit het dossier niet worden vastgesteld dat sprake is van een criminele organisatie en evenmin dat verdachte enig aandeel daarin had. Er kan niet worden aangenomen dat in codetaal is gesproken. Daarnaast kan uit het gebruik van tokennummers niet worden afgeleid dat van een organisatiegraad sprake is. Voorts zegt de aanwezigheid van werktelefoons niets en kan niet worden vastgesteld dat het om een duurzaam samenwerkingsverband ging. Het onder 3 ten laste gelegde kan dan ook niet bewezen worden verklaard en verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig - maar niet gevoegd - ter terechtzitting van 10 mei 2011, 20 en 22 februari 2012 en 1 maart 2012 behandeld met de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]), [medeverdachte 6] (hierna; [medeverdachte 6]) en [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7]). Vandaag wordt ook tegen deze medeverdachten vonnis gewezen. Ten behoeve van de leesbaarheid zal de rechtbank niet alleen de rol van verdachte bespreken, maar ook de rol van alle medeverdachten.
Om te beoordelen of de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, dient per ten laste gelegde transactie met voldoende zekerheid vast komen te staan dat de transactie daadwerkelijk een geldtransactie betrof en, indien dat het geval is, om welk bedrag en welke valuta het ging. Vervolgens dient te worden vastgesteld of het geldbedrag van misdrijf afkomstig was, of verdachte als pleger of medepleger bij de transactie betrokken is geweest en of hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld een criminele herkomst had.
Voorop wordt gesteld dat het enkele feit dat geldbedragen van hawalabankieren afkomstig zijn, onvoldoende is om aan te nemen dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden.i De inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - wordt slechts gebruikt voor het bewijs van het ten laste gelegde feit waarop het, zoals blijkt uit de inhoud, kennelijk betrekking heeft.
De rechtbank bespreekt eerst twee transacties die de politie heeft onderschept, en zal vervolgens aan de hand daarvan en ander bewijs een tussenconclusie trekken. Daarna volgen overwegingen met betrekking tot de overige transacties.
3.3.1. De onderschepte geldtransacties
Transactie op 27 oktober 2010 van € 74.000,-
Op 27 oktober 2010 om 11:40 uur wordt [medeverdachte 4] door [broker] uit Pakistan gebeld. In dit gesprek geeft [broker] te kennen dat 7400 is ontvangen. Hierop belt [medeverdachte 4] met verdachte. Tegen verdachte zegt [medeverdachte 4] dat de "samaan" - waarmee spullen of geld wordt bedoeld - van [naam 1] is gekomen en dat verdachte hem mag bellen en het hem mag geven. Om 12:25 uur belt verdachte met [medeverdachte 2] en zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij met "dat" moet komen. [medeverdachte 2] vraagt aan verdachte of het grote of kleine "mango's" moeten zijn, waarop verdachte zegt: "shotay", hetgeen kleine betekent. Vervolgens rijdt [medeverdachte 2] naar zijn woning in Amsterdam, gaat die woning binnen en verlaat even later de woning met een plastic tas van de winkelketen Albert Heijn.ii Voor de wasserette gevestigd op de Javastraat [nr] te Amsterdam, waarvan verdachte met [medeverdachte 3] eigenaar isiii, geeft [medeverdachte 2] om 13:00 uur de plastic tas aan verdachte die daarmee naar binnen loopt. In de wasserette staat verdachte bij de balie met een aantal onbekende personen. Omstreeks 13:03 uur wordt vanaf de vaste lijn in de wasserette gebeld naar [medeverdachte 4], waarbij op de achtergrond te horen is dat een man zegt: "Somebody give their big money now". Hierna komen om 13:26 uur twee mannen naar buiten gelopen, waarvan één man dezelfde Albert Heijn tas als waarmee [medeverdachte 2] zijn woning verliet, in zijn hand heeft. Deze man stapt in een auto en rijdt weg. Op de kruising van de Jan Evertsenstraat en de Orteliusstraat te Amsterdam krijgt de onbekende man van de Engelsman [Engelsman 1] (hierna: [Engelsman 1]) een sleutel. Hierop gaat de man met de tas de woning van Orteliusstraat [nr] binnen en komt even later zonder tas naar buiten. Om 14:08 uur hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] een telefoongesprek, waarbij [medeverdachte 4] zegt dat de 7400 is gedaan.iv Om 14: 25 uur lopen twee mannen, te weten de Engelsen [Engelsman 2] (hierna: [Engelsman 2]) en [Engelsman 3] (hierna: [Engelsman 3]) richting de woning aan de Orteliusstraat [nr] en staan voor de woning stil. [Engelsman 1] doet de voordeur open en loopt met [Engelsman 3] en [Engelsman 2] over de Orteliusstraat richting de Van Spilbergenstraat. [Engelsman 1] heeft daarbij de plastic Albert Heijn tas in zijn hand. Ter hoogte van nummer [nr] geeft [Engelsman 1] de tas aan [Engelsman 3], waarna [Engelsman 3] alleen wegloopt. Even later wordt [Engelsman 3] aangehouden.v Bij [Engelsman 3] wordt in de Albert Heijn tas, door verbalisant S003 herkend als dezelfde tas als waarmee [medeverdachte 2] de woning verlietvi, een bedrag van € 74.000,- in (kleine) coupures van € 50,-, € 20,- en € 10,- aangetroffen.vii Tevens heeft [Engelsman 3] 990 gram cocaïne bij zich.viii In de woning van [Engelsman 1] wordt nog een vuurwapen, 250 gram hasjiesj en 994 gram MDMA aangetroffen.ix
Transactie op 8 november 2010 van € 119.850,-
Op 6 november 2010 sms't verdachte naar [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8]) het nummer: "Jk.35465545janu.7424799552". Dit nummer wordt vervolgens op 8 november 2010 door [medeverdachte 8] aan de Engelsman [Engelsman 4] (hierna: [Engelsman 4]) gesms't. Vervolgens sms't [medeverdachte 8] verdachte dat hij kan komen.x Verdachte gaat dan van de wasserette naar de woning van [medeverdachte 8], Tweede Atjehstraat [nr] te Amsterdam.xi Even later belt [medeverdachte 8] met [Engelsman 4] en dan zegt [Engelsman 4] dat hij thuis is en dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) er is.xii Vervolgens gaat ook [Engelsman 4] naar de woning. Na ongeveer tien minuten verlaat verdachte deze. Ook [Engelsman 4] en [medeverdachte 8] verlaten de woning en gaan boodschappen doen. De politieobservanten zien dat [Engelsman 4] en [medeverdachte 8] iets op de achterbank van de auto van [Engelsman 4] leggen. [medeverdachte 8] en [Engelsman 4] gaan weer de woning van [medeverdachte 8] binnen, waarna [Engelsman 4] na ongeveer acht minuten de woning verlaat en met zijn auto wegrijdt. [Engelsman 4] gaat vervolgens de woning aan de Linnaeuskade [nr] te Amsterdam binnen.xiii Daarna vindt wederom telefonisch contact plaats tussen [medeverdachte 8] en verdachte en tussen [medeverdachte 8] en [Engelsman 4].xiv Omstreeks 19:59 uur vindt opnieuw een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 8], [Engelsman 4] en verdachte. Na ongeveer twee minuten gaan de drie mannen uit elkaar en gaat [Engelsman 4] weer naar de Linnaeuskade [nr].xv Omstreeks 20:18 uur sms't verdachte naar [medeverdachte 8] "Kami:740582643".xvi Tijdens de doorzoeking van de woning Linnaeuskade [nr]/2 worden een bedrag van € 119.850,- en 313 gram amfetamine aangetroffen en in beslag genomen.xvii Tussen 20:56 uur en 21:22 uur sms't verdachte meermalen naar [medeverdachte 8] dat [medeverdachte 8] hem (de rechtbank begrijpt: [Engelsman 4]) moet bellen omdat het erg belangrijk is.xviii Om 21:41 uur belt [Engelsman 4] met een onbekende Engelsman en zegt tegen hem dat de politie is binnengevallen waar zijn geld is en dat hij dat geld net voor de broeders heeft gedaan.xix Vervolgens heeft [Engelsman 4] telefonisch contact met [medeverdachte 8] en bespreken ze de aanhouding van de vriend van [Engelsman 4].xx
3.3.2. De verklaringen van [getuige 1]
De getuige [getuige 1] heeft op 22 en 25 maart 2011 een verklaring afgelegd. Hij heeft onder andere het volgende verklaard.xxi Als vanuit Nederland drugs naar Engeland worden overgebracht, wil de Nederlander meestal de betaling in euro's ontvangen. Dit gebeurt dan via een tussenpersoon, te weten een geldhandelaar. Deze geldhandelaar is meestal de eigenaar van een winkel of een bedrijfje. Dit zijn voornamelijk schijnwinkels. Deze geldhandelaar heeft zijn eigen netwerk en kijkt waar de euro's het beste kunnen worden aangekocht. De koerswinst is voor de geldhandelaar. Vanuit Pakistan wordt alles aangestuurd. Indien in Nederland een contant geldbedrag wordt uitbetaald, wordt elders in de wereld een bedrag betaald. Hierdoor wordt het geld nooit rechtstreeks vervoerd, maar gaat dit via andere landen. Bij de transacties van grote geldbedragen (bedragen boven € 50.000,-) wordt gebruik gemaakt van een tokennummer. Voor het overmaken van geld naar vrienden en familie in het buitenland worden geen tokennummers gebruikt. Bij die transacties worden gewoon de naam, het telefoonnummer en de plaats van afgifte naar de ontvanger gestuurd.
Verder heeft [getuige 1] verklaard dat gebruik werd gemaakt van bijnamen en dat die namen elke drie maanden worden veranderd om op die manier niet gepakt te worden. Ook werd in codetaal gesproken. Er wordt nooit Londen gezegd, maar Lahore. Hyderabad is Amsterdam, Multan in Manchester, Tower is Parijs, Ganja betekent dollar, Rani is een Britse pond, cricket is een Australische dollar en een Dubai dirham wordt een beach wale genoemd. Als het geld wordt gebracht, dan wordt gezegd: "Ik kom bij u ontbijten of koffie drinken". Het doel hiervan is dat het voor degene die de telefoon afluistert, onbegrijpelijk is, met de bedoeling dat men niet gepakt wordt.
[getuige 1] werkte voor [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9]) en [medeverdachte 10] (hierna: [medeverdachte 10]). Met hen is [getuige 1] meermalen naar de wasserette aan de Javastraat in Amsterdam geweest. Het doel van deze bezoeken was het dealen van geld. Hiervoor gingen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] meestal met [medeverdachte 3] een kamer binnen. Als [medeverdachte 3] er niet was, deed verdachte dat. Op een pagina in een schrift dat in de woning van verdachte is aangetroffen, staat [bijnaam medeverdachte 10] vermeld. [bijnaam medeverdachte 10] is de bijnaam van [medeverdachte 10]. Verder staat op die pagina vermeld "Rcvd from [bijnaam getuige 1] 10000". [getuige 1] heeft hierover verklaard dat hij [bijnaam getuige 1] is en dat met 10.000 waarschijnlijk € 100.000,- wordt bedoeld, aangezien het niet waarschijnlijk is dat zijn bazen hem voor € 10.000,- naar Nederland laten komen.xxii
3.3. De aangetroffen schriften en telefoons
In de schoudertas van verdachte is een paars schrift aangetroffen.xxiii Op een pagina in dit schrift staan in de eerste kolom de namen van steden in Pakistan vermeld. In de tweede kolom staan Pakistaanse mobiele telefoonnummers en in de derde kolom persoonsnamen uit de regio Pakistan, Punjab en Afghanistan. De vierde kolom betreft getallen en in de vijfde kolom staan getallen die in verhouding staan met de getallen in kolom 4, te weten het percentage 0,86%. Naast deze manier van administreren, bevat het schrift een andere pagina waarop iets anders staat vermeld. Op deze pagina staan in de eerste kolom data vermeld en in de tweede, derde en vierde kolom getallen. Boven deze kolommen staan de namen [naam 1], [voornaam medeverdachte 2] en [voornaam medeverdachte 2]. De informatie die op deze pagina staat, is doorgekrast.xxiv Naast het paarse schrift zijn in de schoudertas van verdachte ook twee telefoons aangetroffen, waarvan één telefoon alleen sms-berichten bevat die zijn verstuurd naar of zijn ontvangen van één Brits nummer. Een aantal van deze sms-berichten is te koppelen aan de gegevens die in het paarse schrift.xxv Nu deze telefoons en dit schrift in de schoudertas van verdachte zijn aangetroffen, wordt er vanuit gegaan dat deze aan verdachte toebehoorden.
Op 10 november 2010 vinden telefoongesprekken tussen verdachte en een Pakistaanse man plaats. In die telefoongesprekken wordt besproken dat 200 in twee keer wordt gegeven. Op dezelfde datum worden vanaf de telefoon van verdachte twee tokennummers verzonden. Deze tokennummers bevatten hetzelfde telefoonnummer en dezelfde naam. Tevens worden op de telefoon van verdachte twee sms-berichten ontvangen met daarin de tekst "Brother i give him 100 at 5 pm" respectievelijk "Brother we give him 100 at 8 pm". In het paarse schrift dat bij verdachte is aangetroffen, staat bij 10 november het getal "200".xxvi Voorts staat in het paarse schrift bij 12 november 2010 het getal "100". Op dezelfde datum heeft verdachte van een Pakistaans nummer het sms-bericht met de tekst "100.is.ok.B" ontvangen. Op 13 november 2010 heeft verdachte het sms-bericht "Brother we give him 100 at 6.15 pm" ontvangen en op 19 november het sms-bericht "Brother i give him 112.500 at 3.37 pm". In het paarse schrift staat bij 13 november het getal "100" en bij 20 november het getal "11250".xxvii
Verder zijn in de woning van [medeverdachte 5] onder andere een aantal telefoons en een kladblok aangetroffen. In een van die telefoons stonden sms-berichten met tokennummers. Die tokennummers komen overeen met de administratie op het aangetroffen kladblok. Op dit kladblok staan bij de tokennummers voornamelijk grote bedragen vermeld.xxviii
Uit het voorgaande blijkt dat transacties op twee manieren werden geadministreerd, waarvan de ene onder andere de namen van personen en Pakistaanse telefoonnummers bevatte. De rechtbank neemt aan dat deze wijze van administreren betrekking heeft op reguliere hawala- transacties. De andere manier waarop werd geadministreerd, is veel ondoorzichtiger. Daarbij werden alleen data en getallen genoemd, maar soms ook tokennummers. Ook andere schriften die in de wasserette aan de Javastraat en in de woningen van verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn aangetroffen, laten zien dat op twee verschillende manieren werd geadministreerd.xxix Gelet op de andere wijze van administreren, op de ondoorzichtigheid daarvan, de samenhang met het gebruik van tokennummers en de hoogte van de bedragen, kan het niet anders zijn dan dat dit deel van de administratie betrekking heeft op transacties anders dan het reguliere hawalabankieren. Dit wordt nog ondersteund door de omstandigheid dat in een schrift dat bij verdachte is aangetroffen, op een pagina stond vermeld "Rcvd from [bijnaam getuige 1] 10000" en uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat dit een niet reguliere Hawala transactie betrof.xxx
3.3.4. Tussenconclusie
Uit de onderschepte transacties van 27 oktober en 8 november 2010 valt het volgende af te leiden. De geldbedragen van € 74.000,- en € 119.850,- bleken, nu deze geldbedragen samen met verdovende middelen en zelfs een wapen werden aangetroffen, bestemd te zijn voor in Nederland wonende criminelen die zich met verdovende middelen bezig hielden. De criminelen die dit geld via deze transacties hebben ontvangen, zijn Engelsen. Tussen Engeland en Nederland kan echter voor het overmaken van geld eenvoudig gebruik worden gemaakt van het normale bankverkeer. Daarnaast zijn de verkrijgers van het geld niet gevestigd in een land waar het bankwezen tekort schiet en het nuttig is gebruik te maken van hawalabankieren. Tevens is niet gebleken dat het geldbedrag afkomstig is van een land dat aangewezen is op hawalabankieren. Dit is anders dan bij landen zoals Pakistan en India. In die landen wordt vaker gesteund op hawalabankieren, omdat het bankverkeer daar gebrekkig is. Dit alles wijst erop dat de overdracht van geld in Nederland aan een persoon van Britse nationaliteit in contanten door tussenkomst van het informele bankkantoor aan de Javastraat een transactie inhoudt die het daglicht niet kan verdragen.
Verder kan uit de transactie van 27 oktober 2010 worden vastgesteld dat, wanneer in het telefoongesprek het getal 7400 werd genoemd, daarmee een geldbedrag van € 74.000,- werd aangeduid, nu dit het bedrag is dat bij [Engelsman 3] is aangetroffen. Tevens blijkt dat in het telefoongesprek gebruik is gemaakt van versluierde taal. In het telefoongesprek wordt gesproken over "mango's", terwijl daarmee klaarblijkelijk "geld" werd bedoeld. Daarbij wordt meegewogen dat verdachte tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd dat het kleine mango's moesten zijn en het geldbedrag van € 74.000,- in kleine coupures is aangetroffen.
De handelwijze van de onderschepte transacties past in de verklaring van [getuige 1]. [getuige 1] heeft namelijk verklaard dat er naast het reguliere hawalabankieren een andere vorm van bankieren is die dezelfde bankiers gebruiken en waarbij het om crimineel geld gaat dat op versluierde wijze van het ene land naar het andere land wordt overgebracht, hoewel tussen die landen gebruik kan worden gemaakt van het reguliere bankverkeer. Tevens heeft hij verklaard dat bij de deze vorm van bankieren gebruik wordt gemaakt van tokennummers. Deze tokennummers worden kennelijk alleen gebruikt door personen die aanspraak maken op uitbetaling en op die wijze anoniem willen blijven. Ook bij de transactie van 8 november 2010 die de politie heeft onderschept, is gebruik gemaakt van tokennummers. Niet is gebleken dat de ontvanger van het geld zich anders dan via het tokennummer heeft gelegitimeerd. De functie van een tokennummer is om anoniem te blijven en dat is bij de transactie van 8 november 2010 dan ook gebeurd.
Dat er twee vormen van het ondergrondsbankieren zijn, blijkt, zoals hiervoor onder 3.3.3. is overwogen, ook uit de wijze waarop deze transacties werden geadministreerd. Deze wijze van administreren ondersteunt dus eveneens de verklaring van [getuige 1] en vormt, naast de inhoud van de afgeluisterde gesprekken en wat de politie heeft zien gebeuren, een aanwijzing dat op grote schaal transacties hebben plaatsgevonden die geen betrekking hebben op het reguliere hawalabankieren.
Verder wordt de verklaring van [getuige 1] ondersteund door de volgende omstandigheden. Uit de transactie van 27 oktober 2010 blijkt dat [broker] degene is die aan [medeverdachte 4] doorgeeft dat het geld is ontvangen. Voorts zijn andere telefoongesprekken afgeluisterd met [broker] waaruit blijkt dat hij kennelijk als broker fungeert.xxxi Dit ondersteunt de verklaring van [getuige 1] dat iemand in Pakistan alles aanstuurt. Daarnaast vormt de aanwezigheid van een broker eveneens een aanwijzing dat op grote schaal geldbedragen werden getransigeerd. Voorts vormt de omstandigheid dat [medeverdachte 4] zich in een telefoongesprek op 16 september 2010 verspreekt door te zeggen "In Londen, heb je in Lahore iemand?"xxxii een bevestiging van de verklaring van [getuige 1] dat in versluierde taal werd gesproken en met Lahore Londen werd bedoeld.
Uit de transactie van 27 oktober 2010 blijkt dat wanneer in telefoongesprekken bedragen worden genoemd, een nul ontbreekt en het tienvoudige bedrag bedoeld wordt. Uit andere transacties blijkt dat in sommige gevallen een aantal nullen ontbreekt. Dit blijkt onder andere uit de hierboven besproken transactie van 10 november 2010. Verdachte geeft in een gesprek met een Pakistaanse broker door dat van B 99940 is ontvangen en dat er 60 tekort is. Dit geeft een totaal van 100.000. Verder zijn er telefoongesprekken die gaan over de afgifte van 200 in twee keer en heeft verdachte op 10 november 2010 twee sms-berichten ontvangen waarin het getal 100 wordt genoemd. Voorts staat in het paarse schrift bij de datum 10 november het getal 200.xxxiii Daarnaast ontvangt op 13 november de telefoon die bij verdachte en [medeverdachte 3] in gebruik is, een sms-bericht waarin staat "Saaf=84960+15000 Pahadi. Short=40". Deze getallen zijn bij elkaar opgeteld eveneens 100.000. Op 13 november 2010 heeft verdachte een sms-bericht ontvangen met de tekst "Brother, we give him 100 at 6.15 pm" en ook in het schrift staat op 13 november het getal 100.xxxiv Uit het voorgaande kan dan ook worden afgeleid dat bij deze transacties met het getal 100, 100.000 werd bedoeld en met het getal 200, 200.000. Als in de administratie of in een sms-bericht een getal staat vermeld of verdachte of een van zijn medeverdachten in een telefoongesprek een getal noemt, kunnen dus naast één nul, ook meer nullen ontbreken. Daarbij weegt nog mee dat, gelet op de onderschepte transacties en op wat [getuige 1] hierover heeft verklaard, het niet aannemelijk is dat op 10 en 13 november 2010 slechts bedragen van € 1.000,- zijn getransigeerd.
Uit de aangetroffen administratie, de onderschepte transacties en de verklaring van [getuige 1] blijkt dat op grote schaal telkens grote sommen geld via een tokennummer werden overgedragen. De aard en omvang van deze transacties verdragen zich niet met het reguliere hawalabankieren, waarbij kleine bedragen worden overgemaakt tussen personen van dezelfde afkomst. Nu de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 3] inhoudende dat zij slechts bankierden in eigen kring en op kleine schaal, niet stroken niet met deze bevindingen, zijn deze niet geloofwaardig. De onderschepte transporten tonen aan dat de transacties verband houden met in Nederland gevestigde drugshandelaren. Nu het geld in Nederland werd uitbetaald, kan er vanuit worden gegaan dat de betalingen in euro's geschiedden. Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is er een hoge mate van waarschijnlijkheid dat het geld dat bestemd was voor in Nederland verblijvende criminelen, een criminele herkomst had.
Nu de rechtbank uit al deze omstandigheden reeds kan afleiden dat de bedragen van misdrijf afkomstig waren, hadden de personen die bij deze transacties betrokken waren dat eveneens moeten begrijpen. Daarbij weegt nog mee dat verdachte eveneens gebruik maakte van versluierde taal en dat door een van de verdachten het geld met zijn auto naar de ontvanger werd gebracht.xxxv Indien dit reguliere hawalatransactie zouden betreffen, valt niet in te zien waarom de ontvanger niet zelf het geld heeft opgehaald. Deze omstandigheden leiden dan ook tot de conclusie dat verdachte wist dat de geldbedragen die werden getransigeerd, van misdrijf afkomstig waren.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alle transacties die zijn gedaan volgens het hiervoor omschreven patroon, transacties waren met geld van criminele herkomst en dat de verdachten die bij die transacties waren betrokken, die herkomst kenden. Dat betekent dat voor alle ten laste gelegde transacties dient te worden nagegaan of deze binnen dat patroon vallen.
Voorts kan, gelet op de grote frequentie en omvang van de transacties die zijn gedaan vanuit de wasserette aan de Javastraat, nu al worden vastgesteld dat die wasserette als informeel bankkantoor fungeerde. Dat betekent dat bewezen kan worden verklaard dat daar bedrijfsmatig zonder vergunning werd gebankierd en, nu dit geruime tijd het geval is geweest, tevens dat daar een criminele organisatie aan het werk was die het oogmerk had de Wet inzake Geldtransactiekantoren te overtreden. Die verdachten, die hierbij rechtstreeks betrokken waren, waren deelnemers aan de organisatie.
Uit wat hierna wordt overwogen, zal blijken dat het grootste deel van de in de tenlasteleggingen genoemde transacties witwastransacties waren. De organisatie had dus tevens ten doel van witwassen een gewoonte te maken.
3.3.5. Het pand aan de Javastraat [nr] te Amsterdam
Nu onvoldoende kan worden vastgesteld dat het pand aan de Javastraat [nr] te Amsterdam is gefinancierd met geld dat uit misdrijf afkomstig was, zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.3.6. Overige transacties
Anders dan de officier van justitie aanvoert, acht de rechtbank de enkele omstandigheid dat een transactie vanuit de wasserette is gedaan, onvoldoende om aan te nemen dat verdachte daarbij betrokken was. Uit het dossier kan niet steeds worden opgemaakt hoe de onderlinge verhoudingen tussen verdachte en zijn medeverdachten waren. De rechtbank acht het daarom onjuist verdachte (of [medeverdachte 3]) reeds omdat hij eigenaar van de wasserette was, verantwoordelijk te houden voor alles wat zijn ondergeschikten hebben gedaan. De rechtbank sluit niet uit dat enkele verdachten op eigen houtje transacties hebben gedaan, waarvan verdachte niet op de hoogte was of pas na afloop op de hoogte is gesteld, terwijl er geen aanwijzingen zijn dat verdachte steeds in de opbrengst van de door anderen gedane transacties heeft gedeeld.
Tenzij anders vermeld, acht de rechtbank bewezen dat alle hierna te bespreken transacties vielen binnen het eerder genoemde patroon en dus transacties waren waarbij van misdrijf afkomstig geld is witgewassen.
3.3.6.1. Ten aanzien van de transacties waarbij verdachte betrokken was
Transactie op 10 november 2010 van tweemaal € 100.000,-
Op 10 november 2010 heeft verdachte telefonisch contact met een Pakistaanse broker. De Pakistaanse broker geeft aan verdachte door dat die van B 9940 is. Tevens deelt hij mee dat 60 tekort is. Daarnaast vindt een aantal telefoongesprekken plaats die betrekking hebben op de afgifte van 200. De Pakistaanse man zegt tegen verdachte dat hij eerst één aan hem mag geven en na twee uur de tweede. Om 21:03 uur belt verdachte naar Pakistan en zegt dat zijn man ook de tweede heeft opgehaald. Verdachte zegt dat er nog één over is en dat hij in twee uurtjes een token krijgt. Zoals onder 3.3.3. al is beschreven, heeft verdachte op 10 november twee keer per sms een soortgelijk tokennummer gestuurd. Daarnaast heeft hij twee sms-berichten ontvangen waarin stond: "Brother I give him 100 at 5 pm" respectievelijk "Brother we give him 100 at 8 pm". In het aangetroffen schrift uit de schoudertas van verdachte staat bij 10 november het getal 200.xxxvi
Transactie op 10 en 11 november 2010 van € 70.000,- en € 90.000,-
Verdachte ontvangt op 10 november 2010 van een Pakistaans telefoonnummer een sms-bericht met het tokennummer [tel.nr. 4]-7596 (70) aap key wala. Op 11 november 2010 ontvangt verdachte wederom een sms-bericht met een tokennummer. Dit tokennummer is x 28090396307 [naam 3] [tel.nr. 3] (90) aap ke wala. Vervolgens belt verdachte met de gebruiker van het telefoonnummer [tel.nr. 4], te weten het telefoonnummer dat bij het eerste tokennummer vermeld staat. Ze spreken af op het Gelderlandplein te Amsterdam. Even later wordt verdachte gebeld door een man met een Pakistaans telefoonnummer, die tegen verdachte zegt dat hij de eigenaar van 90 moet bellen. Verdachte zegt dat hij bijna klaar is en hem dan gaat bellen. Een paar minuten later belt verdachte met de gebruiker van het telefoonnummer [tel.nr. 3], te weten het telefoonnummer dat bij het tweede tokennummer vermeld staat. Verdachte zegt dat hij een boodschap voor hem heeft. Hierna wordt [medeverdachte 3] door de man uit Pakistan gebeld; [medeverdachte 3] deelt mee dat de 70 is gedaan en dat met die man van 90 is gesproken. Vervolgens belt de gebruiker van het telefoonnummer [tel.nr. 3] met verdachte en zegt dat hij in zijn auto voor de Blokker in de Javastraat zit. Hierop verlaat verdachte de wasserette met een witte plastic tas in zijn hand en overhandigt deze aan de bestuurder van een Mercedes die voor de Blokker in de Javastraat staat.xxxvii
Transactie op 12 november 2010 van € 100.000,-
Op 12 november 2010 belt verdachte opnieuw naar een man in Pakistan. De Pakistaanse man zegt tegen verdachte dat hij het heeft ontvangen. Even later stuurt verdachte naar een andere man in Pakistan een sms-bericht met als inhoud: "100.is.ok.B". In het schrift uit de schoudertas van verdachte staat bij 12 november het getal 100.xxxviii
Transactie op 13 november 2010 van € 100.000,-
De telefoon die bij verdachte en [medeverdachte 3] in gebruik is, krijgt op 13 november 2010 een sms-bericht met de volgende inhoud: "Saaf=84960+15000 Pahadi. Short=40". 's Middags ontvangt deze telefoon een sms-bericht met daarin een tokennummer. Hierop wordt [medeverdachte 3] gebeld door een man in Pakistan die zegt dat hij net een nummer heeft gestuurd. Ook zegt de man dat een andere man gereed is en dat [medeverdachte 3] het aan hem moet geven. Als [medeverdachte 3] vraagt wat hij moet geven, zegt de man: "honderd". Verdachte heeft op 13 november 2010 een sms-bericht ontvangen met de tekst "Brother we give him 100 at 6.15 pm". In het schrift dat in de schoudertas van verdachte is aangetroffen, staat bij de datum 13 november het getal 100 vermeld.xxxix
Transactie op 19 november 2010 van € 112.500,-
Op 18 november 2010 ontvangt verdachte een sms-bericht met als inhoud "Brother we do 112.500 now". Op 19 november 2010 belt verdachte met een man in Pakistan en zegt dat het werk vijf minuten geleden gedaan is. Hierop vraagt de man: "112.500?", waarop verdachte zegt: "ja". In het schrift uit de schoudertas van verdachte staat bij 20 november 2010 het getal 11250 vermeld.xl
Hoewel het sms-bericht op 18 november 2010 is verstuurd en het bedrag bij de datum 20 november 2010 in het schrift staat geadministreerd, kan er, gelet op het corresponderen van de bedragen, vanuit worden gegaan dat dit een en dezelfde transactie is die blijkens het tapgesprek van 19 november 2010 op die datum is gedaan.
Transactie op 20 november 2010 van € 80.000,-
Verdachte heeft op 20 november 2010 een telefoongesprek met een onbekende man in Pakistan. Verdachte zegt dat iemand morgenochtend bij hem langs moet komen. Als verdachte vraagt hoeveel het nummer is, antwoordt de onbekende man dat het tachtighonderd is, waarmee € 80.000,- wordt bedoeld. Verdachte zegt dat die andere man eerst met tachtighonderd mag komen en dat hij het aan de man met de snor genaamd [naam 4] mag geven. De onbekende man zegt dat ze het volgens de bankkoers van Rotterdam zullen doen.xli
Transactie op 28 en 29 november 2010 van € 130.000,-
Verdachte heeft op 28 november 2010 een gesprek met een man in Pakistan en vraagt hoeveel hij gaat geven. De Pakistaanse man zegt dat hij 130 heeft liggen en dat het 13.000 zal zijn. Even later belt weer een andere man naar verdachte en zegt dat hij de boodschap van 130 heeft gekregen. Hierop wordt verdachte gebeld door [broker] en aan [broker] geeft verdachte door dat hij het morgen zal krijgen. Tussen verdachte een [broker] ontstaat een discussie over het geld, waarop verdachte zegt dat [broker] hem laatst 65.000 in twee dagen heeft gegeven. Op 29 november 2010 belt verdachte met een onbekende man en ze praten over een groentewinkel. [broker] stuurt verdachte vervolgens een sms-bericht met een tokennummer. Dit sms-bericht stuurt verdachte door naar een ander. [broker] belt met verdachte en verdachte zegt dat [naam 5] 13.000 heeft doorgegeven. [broker] zegt dat verdachte 13.000 mag nemen en niet meer. Om 12:46 uur verlaten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] de wasserette. Verdachte belt om 13:27 uur naar [medeverdachte 5] en [medeverdachte 5] zegt dat ze zo bij de groenteman aankomen. Om 13:47 uur arriveren [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] bij het perceel aan de Krugerplein [nr] te Amsterdam. [medeverdachte 5] bestuurt hierbij de auto. Vervolgens stapt [medeverdachte 3] de auto uit en gaat het perceel binnen. Even later gaat ook [medeverdachte 5] het perceel binnen, waarna hij weer met verdachte belt en zegt dat ze zo komen. [medeverdachte 3] zegt op de achtergrond dat ze aan het lezen zijn, waarmee wordt bedoeld dat ze geld aan het tellen zijn. Weer wat later belt verdachte met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] deelt mee dat het lezen tijd in beslag neemt. Vervolgens verlaat [medeverdachte 3] het perceel aan de Krugerplein [nr] met twee plastic zakken in zijn hand. Met deze plastic zakken gaat hij naar de wasserette.xlii
Nu bij deze transacties onder andere contact is geweest met Pakistaanse brokers, gesproken wordt in versluierde taal, bij getallen nullen ontbreken, gebruik wordt gemaakt van tokennummers, gesproken wordt over de koers en diverse transacties in een schrift zijn geadministreerd, vallen al deze transacties in het patroon dat onder punt 3.3.4. staat beschreven. Gelet hierop kan dan ook worden vastgesteld dat deze transacties hebben plaatsgevonden en betrekking hebben op geldbedragen die van misdrijf afkomstig zijn. Nu verdachte bij al deze transacties direct betrokken is geweest, wist hij dat deze geldbedragen een criminele herkomst hadden en kunnen ze ten aanzien van hem bewezen worden verklaard.
3.3.6.2. Ten aanzien van de transacties waarbij verdachte niet betrokken was
Transactie op 12 mei 2010 van € 150.000,-
Op 12 mei 2010 hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] (hierna: [medeverdachte 11]) een aantal keer telefonisch contact. [medeverdachte 4] stuurt aan [medeverdachte 11] het telefoonnummer [tel.nr. 5], waarop [medeverdachte 11] met [medeverdachte 4] belt om te zeggen dat hij met de vriend heeft gesproken. [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 11] het pega, waarmee geld wordt bedoeld, van hem in ontvangst moet nemen. [medeverdachte 4] zal [medeverdachte 11] een kwitantie/bill, waarmee een tokennummer wordt bedoeld, geven. Even later belt [medeverdachte 11] weer met [medeverdachte 4] en vraagt aan hem of het 4515,45 is. Ook zegt [medeverdachte 11] dat de vriend niet de laatste vijf heeft. Een aantal minuten later belt [medeverdachte 11] naar [medeverdachte 4] en deelt hem mee dat het gedaan is en dat hij onderweg naar de winkel is. Op 24 maart 2010 is verdachte [medeverdachte 12] (hierna: [medeverdachte 12]) aangehouden en bij hem wordt een telefoon in beslag genomen waarin een prepaidkaart zit met het zojuist genoemde telefoonnummer. Verder wordt bij [medeverdachte 12] een schrift in beslag genomen waarbij op 12 mei 2010 het bedrag € 150.000,- staat vermeld met daarachter het nummer 4514(5).
Gelet op het corresponderen van de datum en de omstandigheid dat het tokennummer in het sms-bericht met slechts één cijfer verschilt van het tokennummer in het schrift, kan er vanuit worden gegaan dat op 12 mei 2010 een bedrag van € 150.000,- is overgedragen.
Transactie op 25 en 26 juni 2010 van € 80.605,-
[medeverdachte 2] belt op 25 juni 2010 met [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] zegt dat hij [medeverdachte 2] het nummer wil geven. Hierop zegt [medeverdachte 2] dat hij niet naar de zaak wil komen, maar dat hij in de auto zal komen en dat [medeverdachte 4] hem dan het nummer kan geven. Op 26 juni 2010 stuurt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] een sms-bericht met daarin een tokennummer en vervolgens een sms-bericht met daarin het getal 80605. [medeverdachte 2] belt hierop naar [medeverdachte 4] en zegt dat hij het zal doen. Even later belt [medeverdachte 2] en zegt dat hij het gedaan heeft.
Transactie op 1 juli 2010 van € 36.740,-
Op 1 juli 2010 stuurt [medeverdachte 4] een sms-bericht naar [medeverdachte 2] met daarin het tokennummer [tel.nr. 1] token.x.11950413501. Daarna stuurt [medeverdachte 4] een sms-bericht met het nummer 36740. Voornoemd telefoonnummer [tel.nr. 1] is in gebruik bij de Griek [Griek] (hierna: [Griek]). [medeverdachte 2] belt met [Griek] en zegt dat hij over twintig minuten op kantoor is. Vervolgens wordt [Griek] gebeld door een Engelsman en [Griek] zegt tegen die Engelsman dat de accountant net geweest is. Hierop vraagt de Engelsman hoeveel het is en [Griek] antwoordt 36740. De Engelsman zegt tegen [Griek] dat hij er 365 van moet maken en dus 240 er vanaf moet nemen. [Griek] houdt dan 36500 over.
Transactie op 13 september 2010 van een onbekend bedrag
Op 13 september 2010 belt [medeverdachte 2] met de Engelsman [Engelsman 5] (hierna: [Engelsman 5]) en ze spreken af elkaar te ontmoeten bij de Albert Heijn in IJburg. Vanaf de wasserette rijdt [medeverdachte 2] naar zijn woning en haalt een zwarte schoudertas op. Hierop rijdt hij naar IJburg. [Engelsman 5] belt [medeverdachte 2] op en zegt dat hij achter de Albert Heijn geparkeerd staat in een witte bestelbus. [medeverdachte 2] stapt de bestelbus in en haalt uit de schoudertas een plastic tas. [Engelsman 5] en [medeverdachte 2] kijken beiden in de tas en vervolgens stapt [medeverdachte 2] zonder de tas uit de bestelbus en loopt naar zijn auto. [Engelsman 5] heeft hierna een ontmoeting met een onbekende man in een kantine van een camping. Uit zijn bestelbus haalt [Engelsman 5] de plastic tas en geeft die aan de onbekende man.
Transactie op 7 november 2010 van € 50.000,-
[medeverdachte 2] belt op 7 november 2010 met een onbekende man en hij zegt dat ze elkaar om 11:00 uur zouden ontmoeten. De onbekende man zegt dat het nog een uur duurt, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij weg moet en hij vraagt of hij het bij iemand kan achterlaten. [medeverdachte 2] noemt het adres Javastraat [nr] en zegt dat [medeverdachte 3] er zal zijn. 's Avonds belt [medeverdachte 2] naar Pakistan en zegt dat het gaat gebeuren en dat hij 5000 gaat geven. Even later belt de man uit Pakistan en zegt dat de 5000 is ontvangen.
Transactie op 8 en 9 november 2010 van € 55.000,-
Op 8 november 2010 belt [broker] naar [medeverdachte 2] dat 50 is gedaan. Ook zegt hij dat het nu 1 5 wordt, waarmee de koers van 1,05 wordt bedoeld. [medeverdachte 2] zegt dat er vijf bovenop moet, waardoor de koers 1,10 wordt. Even later belt [medeverdachte 2] met [broker] dat de man moet opschieten, want een andere man belt hem steeds wat er is gebeurd. [medeverdachte 3] belt vervolgens met [broker] en vraagt hem wat is gebeurd. [broker] zegt dat de man moet opschieten. Kennelijk zijn er problemen met de levering. [medeverdachte 2] wordt dan door iemand uit Pakistan gebeld die zegt dat hij een bericht gaat sturen naar de Marokkaanse jongen. Ook zegt hij dat [medeverdachte 2] de 55 moet nemen. Uit verdere gesprekken blijkt dat [naam 4] kennelijk degene is die het geld aan [medeverdachte 2] moet geven, maar dat hij in het ziekenhuis ligt. Op 9 november belt [medeverdachte 2] met [broker] dat hij de 55 heeft ontvangen.
Nu op 8 november 2010 wordt gesproken over 50 tegen een koers van 1,10 en [medeverdachte 2] op 9 november € 55.000,- (50.000 x 1,10) heeft ontvangen, kan er vanuit worden gegaan dat deze transactie op 8 en 9 november heeft plaatsgevonden.
Transactie op 20 november 2010 van een geldbedrag
Op 20 november 2010 heeft [medeverdachte 2] contact met een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [tel.nr. 2]. Ze spreken af dat ze elkaar zullen ontmoeten bij de Febo op het Mecatorplein. Later belt [medeverdachte 2] met [broker] en zegt hem dat het in een half uur was afgehandeld. Verder zegt [medeverdachte 2] dat hij er 4000 aan over houdt.
Nu onduidelijk is waarop het percentage van 3,7 %, zoals staat beschreven op pagina 1013 van zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 2, is gebaseerd, kan niet worden vastgesteld dat op 20 november 2010 een bedrag van € 108.000,- is getransigeerd, maar wel enig geldbedrag.
Transactie op 23 november 2010 van € 124.450,-
Op 23 november 2010 belt [medeverdachte 2] met [broker]. [broker] deelt hem mee dat is betaald en [medeverdachte 2] vraagt hoeveel hij aan [naam 2] moet vragen. [broker] zegt dat het nu 7,5 is. Met dit getal wordt de koers bedoeld. [medeverdachte 2] stuurt hierop een tokennummer naar een man in Pakistan, waarna de Pakistaanse man belt. Ze hebben een gesprek over hoeveel is gegeven. Even later belt [medeverdachte 2] met de Pakistaanse man om te zeggen dat hij 125 heeft doorgekregen. De Pakistaanse man zegt dat het pakket in Multan, waarmee Manchester bedoeld wordt, ok is. Vervolgens krijgt [medeverdachte 2] een bericht uit Pakistan met de volgende inhoud "124.450-550 short". Het gesprek dat hierop volgt tussen [medeverdachte 2] en de Pakistaanse man, gaat over het geld dat tekort is. [medeverdachte 2] zegt dat ze het hebben geteld, maar dat er zevenentwintig bankbiljetten verdwenen zijn.
Transactie op 26 november 2010 van € 41.380,-
[medeverdachte 2] heeft op 26 november 2010 opnieuw contact met [broker] en zegt tegen [broker] dat hij een kleine voor Lahore, waarmee Londen wordt bedoeld, moet sturen. Even later wordt [medeverdachte 2] gebeld door [broker] en [medeverdachte 2] zegt tegen hem dat hij op de partij zit te wachten. [broker] deelt mee dat het wat langer duurt in verband met het vrijdaggebed. Om 14:17 uur belt [medeverdachte 2] met een man in Pakistan. Deze man zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij het over vijftien minuten kan halen en dat het 4138 is. Kort daarop ontvangt [medeverdachte 2] een sms van [broker] met daarin een tokennummer bestaande uit onder andere een Engels telefoonnummer. [medeverdachte 2] wordt vervolgens gebeld door [broker] of hij het sms-bericht heeft ontvangen.
Al deze transacties vallen binnen het patroon, omschreven onder 3.3.4, zodat kan worden aangenomen dat het hier steeds om het witwassen van geld ging,. Het dossier biedt echter onvoldoende aanwijzingen dat verdachte direct of indirect bij deze transacties enige betrokkenheid heeft gehad. Dat leidt voor deze transacties tot vrijspraak van witwassen voor verdachte.
3.3.6.3. Ten aanzien van de transactie op 12 september 2010 van € 35.000,-
Transactie op 12 september 2010 van € 35.000,-
Op 12 september 2010 belt [medeverdachte 6] met [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] vraagt hem hoeveel hij aan de blanke moet geven, waarop [medeverdachte 6] zegt 35. Dit wordt vervolgens door [medeverdachte 4] op de achtergrond aan iemand anders doorgegeven.
Nu deze ten laste gelegde transactie slechts is gebaseerd op een enkel telefoongesprek, is er onvoldoende bewijs voor de vaststelling dat deze transactie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Verdachte wordt daarom van dit onderdeel vrijgesproken.
3.3.7. Ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag van € 50.000,- in de wasserette
Op 30 november 2010 vindt een doorzoeking plaats in de wasserette. Daarbij wordt in een witte plastic tas een bedrag van € 50.000,- aangetroffen. Uit het dossier kan echter niet worden vastgesteld wie die witte plastic tas met dat geldbedrag in de wasserette heeft neergelegd. Tevens zijn in het dossier geen aanknopingspunten te vinden dat deze witte plastic tas dezelfde is als een van de witte tassen waarmee [medeverdachte 3] op 29 november 2010 uit de Krugerplein [nr] te Amsterdam liep. Verdachte kan dan ook niet in verband worden gebracht met dit geldbedrag. Gelet hierop alsmede de omstandigheid dat niet kan worden gesteld dat dit geldbedrag, gezien de kwaliteit van verdachte als vennoot van de wasserette, binnen zijn machtssfeer lag, kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte het geldbedrag van € 50.000,- aanwezig heeft gehad. Verdachte wordt hiervan dan ook vrijgesproken.
3.3.8. Ten aanzien van de overige aangetroffen geldbedragen
In de woning van [medeverdachte 3] zijn op 30 november 2010 geldbedragen van € 5.050,-, € 300,- en £ 1.150 aangetroffen. Tijdens zijn fouillering is nog een bedrag van € 17.832,65 aangetroffen. Verdachte had dit geld dus niet onder zich. Er is onvoldoende bewijs ten laste van verdachte voor medeplegen. Vrijspraak op dit punt moet dus volgen.
In de woning van verdachte is onder andere een geldbedrag van € 100.000,- aangetroffen.xliii Verder is in de woning van [medeverdachte 7] € 20.000,-xliv en zijn in de woning van [medeverdachte 2] geldbedragen van € 9.900,-, € 5.000,-, € 35.000,- en € 45.000,- gevonden.xlv Zowel [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij deze geldbedragen van verdachte hebben gekregen om thuis te bewaren.xlvi In totaal had [medeverdachte 2] dus een bedrag van € 94.900,- van verdachte in huis. Gelet op wat onder 3.3.4. is overwogen, zijn al deze bedragen te groot om van de omzet van de wasserette of van het reguliere hawalabankieren afkomstig te kunnen zijn. Bewezen kan dan ook worden verklaard dat al deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Nu verdachte zelf een geldbedrag in zijn woning had en de andere geldbedragen aan [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] ter bewaring heeft gegeven, vielen deze geldbedragen binnen zijn machtssfeer. Daaruit moet worden geconcludeerd dat hij al dit geld aanwezig heeft gehad. Dit leidt tot bewezenverklaring van het witwassen van deze geldbedragen ten aanzien van verdachte.
Verder zijn in de woning van verdachte geldbedragen van € 1.385,-, € 1.385,- en € 1.505,- aangetroffen. Tijdens de fouillering van verdachte is nog eens een bedrag van € 3.033,35 gevonden. [medeverdachte 2] had bij zijn fouillering een geldbedrag van € 4.557,25 bij zich en in de woning van [medeverdachte 6] lag een geldbedrag van € 7.830,-. Daarover heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij dat bedrag van verdachte heeft gekregen om voor verdachte te bewaren. De rechtbank acht deze geldbedragen te klein om te mogen aannemen dat deze van misdrijf afkomstig zijn. Het is waarschijnlijker dat het hier om geld gaat dat is verdiend met het drijven van de wasserette als zodanig en/of afkomstig is van het reguliere hawalabankieren. Ook hier moet dus vrijspraak volgen.
Tot slot zijn in de woning van [medeverdachte 5] geldbedragen van € 15.095,- en £ 720,- aangetroffen. [medeverdachte 5] heeft hierover verklaard dat een deel van dit geld afkomstig is uit de verkoop van zijn huis en dat een ander deel spaargeld is. [medeverdachte 5] heeft dit geld bewaard ten behoeve van de kosten van een uitvaart, wanneer hij zal komen te overlijden. In de woning van [medeverdachte 7] zijn, naast het geld dat hij voor verdachte bewaarde, andere geldbedragen gevonden, te weten € 11.500,-, € 6.738,20,-, € 4.300,-, € 1.600,-, € 1.000,- en € 150,-. Volgens de verklaring van [medeverdachte 7] behoren deze geldbedragen hem en zijn medebewoners toe. Nu zowel de verklaring van [medeverdachte 5] als de verklaring van [medeverdachte 7] over deze geldbedragen niet zonder meer als niet geloofwaardig terzijde kunnen worden geschoven en in het dossier verder geen aanknopingspunten te vinden zijn die het tegendeel bewijzen, kan onvoldoende worden vastgesteld dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn. Dat het geldbedrag van € 15.095,- dat bij [medeverdachte 5] is aangetroffen onder andere bestond uit coupures van € 500,-, doet hier niet aan af. [medeverdachte 5] heeft namelijk verklaard dat hij geld heeft uitgeleend en bij de teruggave van die geleende bedragen erop heeft aangedrongen dat hij grote coupures kreeg. Ook ten aanzien van deze geldbedragen zal verdachte dus worden vrijgesproken.
3.3.9. Rol van verdachte
Verdachte was eigenaar van de wasserette van waaruit de transacties zijn georganiseerd. De wasserette fungeerde, gelet op de verklaring van [getuige 1], dan ook als dekmantel. Verdachte was bij een groot aantal transacties betrokken. Daarbij onderhield hij contact met de broker [broker] en andere Pakistaanse brokers. Ook verstuurde hij tokennummers, regelde afspraken, stuurde koeriers aan en verrichtte zelf transacties. Voorts heeft hij zijn werknemers administratie, telefoons en geldbedragen die betrekking hadden op zowel het reguliere als het niet reguliere hawalabankieren in bewaring gegeven. Gelet op deze omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte bij het verrichten van de geldtransacties een leidinggevende rol heeft gehad. Hij kan dan ook worden aangemerkt als leider en bestuurder van de criminele organisatie.
3.3.10. Periode
Ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde
In de tenlastelegging worden voor het eerst vanaf mei 2010 in concreto transacties genoemd, terwijl de eerste witwastransactie die ten aanzien van verdachte bewezen kan worden verklaard, op 27 oktober 2010 heeft plaatsgevonden. Daarom kan bewezen worden verklaard dat verdachte zich vanaf 1 oktober 2010 aan gewoontewitwassen heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Op 4 oktober 2001 heeft de wasserette, naast de handelsnaam van [wasserette], de handelsnaam "[moneytransfer] Moneytransfer" gekregen, waarbij de omschrijving is: "bemiddeling bij het overmaken van gelden naar het buitenland".xlvii Aangenomen mag worden dat sindsdien in de wasserette een informeel bankkantoor werd gedreven. Daarop wijzen de inschrijving in het handelsregister, de omstandigheid dat ook een informeel bankkantoor niet zonder enige voorbereiding kan beginnen met het op grote schaal uitvoeren van transacties, en de omstandigheid dat de administratie die met betrekking tot het reguliere hawalabankieren is aangetroffen, enkele jaren teruggaat. Daarom kan bewezen worden verklaard dat dit kantoor en ook verdachte, die immers gedurende langere tijd betrokken was bij de wasserette, vanaf 1 januari 2006 zich bedrijfsmatig hebben bezig gehouden met geldtransacties. Dit geldt ook voor het bestaan van en de deelname van verdachte aan de genoemde criminele organisatie.
Het voorgaande leidt tot de volgende bewezenverklaring.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde:
in de periode vanaf 1 oktober 2010 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen (vanuit de wasserette [wasserette], Javastraat [nr] te Amsterdam) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij en zijn mededader(s) geldbedragen, te weten:
- € 74.000,- op 27 oktober 2010;
- € 119.850,- op 8 november 2010;
- tweemaal € 100.000,- op 10 november 2010;
- € 70.000,- en € 90.000,- op 11 november 2010;
- € 100.000,- op 12 november 2010;
- € 100.000,- op 13 november 2010;
- € 112.500,- op 19 november 2010;
- € 80.000,- op 20 november 2010;
- € 130.000,- op 28 en 29 november 2010;
- € 100.000,- op 30 november 2010 (woning verdachte)
- € 9.900,- en € 5.000,- en € 35.000,- en € 45.000,- op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 2])
- € 20.000,- op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 7]),
voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen (vanuit de wasserette [wasserette], Javastraat [nr] te Amsterdam) opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders toen en daar bedrijfsmatig ten behoeve van en/of op verzoek van (een) derde(n) geldtransacties uitgevoerd en zijn verdachte en zijn mededaders bedrijfsmatig werkzaam geweest bij de totstandkoming van geldtransacties;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam (vanuit de wasserette [wasserette], Javastraat [nr] te Amsterdam) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 11] en [medeverdachte 7], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- (gewoonte)witwassen van geld en
- het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 1 sub a j° artikel 3 lid 1 Wet inzake de Geldtransactiekantoren j° artikel 1 sub 2, 2 en 6 Wet op de economische delicten, terwijl hij, verdachte, van deze organisatie leider en bestuurder was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 (veertig) maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft in deze zaak niet de belangrijkste rol gehad. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie in deze zaak veel transacties laten doorgaan. Het kan echter niet zo zijn dat het Openbaar Ministerie eerst zaken lange tijd op zijn beloop laat om daarna voor diezelfde zaken een hele hoge straf te eisen. Verder dient, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, aan verdachte geen gevangenisstraf opgelegd te worden.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich samen met anderen gedurende geruime tijd heeft schuldig gemaakt aan ondergronds bankieren. Vast staat bovendien dat dit bankieren gedurende korte tijd, maar dan wel voor zeer aanzienlijke bedragen, met geld van criminele herkomst is geschied. Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie dit alles ten doel had.
Daarmee heeft verdachte zich onttrokken aan het toezicht dat op bankkantoren behoort te worden uitgeoefend en heeft hij anderen ondersteund die op deze wijze hun handel in, naar mag worden aangenomen, verdovende middelen konden uitvoeren en financieren. Verdachte heeft zo een belangrijke en voor handelaren in verdovende middelen onmisbare functie vervuld, aangezien handelaren in drugs zijn aangewezen op derden die in staat zijn grote stromen contant geld te verplaatsen.
Bij het bepalen van de strafmaat wordt rekening gehouden met de bewezenverklaringen en op te leggen straffen in de zaken van de medeverdachten in het onderhavige strafrechtelijke onderzoek. In de onderhavige strafzaak kan namelijk worden gesproken van verschillende rollen die de verdachten hebben vervuld en die aanleiding zijn hun zaken wat de op te leggen straf betreft verschillend te beoordelen.
Verdachte had de functie van bankier van het bankkantoor dat hij samen met [medeverdachte 3] runde vanuit zijn wasserette aan de Javastraat te Amsterdam. In die functie onderhield hij veel contacten met Pakistaanse brokers en stuurde hij geldkoeriers aan. Hij nam dan ook een centrale positie in en vormde als tussenpersoon een onmisbare schakel bij de grote hoeveelheid transacties die ten aanzien van hem bewezen zijn verklaard. Daarnaast heeft verdachte zelf geldtransacties verricht en heeft hij aan zijn werknemers administratie, telefoons en geld in bewaring gegeven. Verdachte had dan ook binnen de criminele organisatie een leidinggevende functie en dus de hoogste positie.
Hoewel [medeverdachte 2] zelf ook contacten onderhield met de Pakistaanse broker [broker] en zelfstandig transacties heeft verricht, kan hij in de criminele organisatie gezien worden als ondergeschikt aan verdachte. [medeverdachte 2] fungeerde namelijk als geldkoerier en verrichtte in opdracht van verdachte transacties. Daarnaast heeft ook hij voor verdachte aanzienlijke geldbedragen in bewaring gehad. [medeverdachte 2] had dus, gelet op zijn contacten met Pakistaanse brokers en zijn eigen transacties, een rol van betekenis binnen de organisatie, maar hij was niet zo belangrijk als verdachte. In de rangorde stond [medeverdachte 2] dan ook onder verdachte.
[medeverdachte 5], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] hebben onderling gelijkwaardige rollen vervuld. Zij hebben allen voor verdachte onder andere geld, administratie en telefoons bewaard. Daarbij hebben [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] als werknemers ervoor gezorgd dat de wasserette de schijn van legaliteit kreeg. Nu zij zelf geen transacties hebben verricht, hun rol slechts die van bewaarder was en zij dus veel minder belangrijk waren dan verdachte en [medeverdachte 2], stonden zij binnen de criminele organisatie onderaan.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten is een vrijheidsbenemende straf van de hierna te vermelden duur passend. Aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, aangezien een beperktere periode van gewoontewitwassen bewezen wordt geacht. Tevens wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat uit een Uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Een deel van de straf zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met als doel verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Verbeurdverklaring
Ten aanzien van de woning aan de Javastraat [nr] (nummer 2 van de beslaglijst)
De officier van justitie heeft betoogd dat het pand aan de Javastraat [nr] verbeurd dient te worden verklaard, aangezien de ondergrondse bank van verdachte en [medeverdachte 3] vanuit dit pand opereerde. De wasserette diende als dekmantel voor de ondergrondse bankieractiviteiten van de eigenaren en werknemers, was een ontmoetingsplek voor geldhandelaren en criminele klanten en een plek waar geld werd bewaard. Het pand is dan ook vatbaar voor verbeurdverklaring, immers, het is een voorwerp met betrekking tot welke het misdrijf is begaan.
De verdediging heeft verzocht het pand aan verdachte te retourneren, aangezien het pand niet enkel is gebruikt voor witwassen. Indien het pand wel verbeurd zou worden verklaard, verzoekt de verdediging de opbrengst van het pand ter compensatie aan verdachte ten goede te laten komen.
De rechtbank overweegt het volgende. Op de aan dit vonnis als bijlage 2 gehechte beslaglijst staat bij nummer 2 vermeld "woning Javastraat [nr]". Onduidelijk is of hiermee de wasserette wordt bedoeld, de daarboven gelegen woning of het gehele pand aan de Javastraat [nr]. Daarom kan geen verbeurdverklaring volgen en moet dit goed aan verdachte worden geretourneerd.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: nummer 1 van de beslaglijst, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte is begaan.
Het in beslag genomen en niet teruggegeven geld, te weten: nummer 5 van de beslaglijst, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat geld geheel of grotendeels door middel van het 1, primair, 2 en 3 bewezen geachte is verkregen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 1 en 3 van de Wet inzake geldtransactiekantoren.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
9. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart, zoals uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 mei 2011 blijkt, de op 10 mei 2011 aangebracht dagvaarding ten aanzien van de woorden "onder meer" en "en/of geldbedragen van in totaal meerdere miljoenen euro's, bestaande uit onder meer" partieel nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, primair, bewezen verklaarde:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren, opzettelijk begaan.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij van deze organisatie de leider en bestuurder was.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
De nummers 1 en 5 van de beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De nummers 2, 6, 7, 8, 9 en 12 van de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en A.E.J.M. Gielen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2012.
Bijlage 1 bij het vonnis van [verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd, zoals gewijzigd ter terechtzitting van 20 februari 2012, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (al dan niet vanuit de wasserette [wasserette], Javastraat [nr] te Amsterdam) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
- het pand op de Javastraat [nr] te Amsterdam;
- een geldbedrag van (ongeveer) 150.000,- euro op 12 mei 2010 (Zaaksdossier 4 [medeverdachte 12], zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 585);
- een geldbedrag van (ongeveer) 80.605,- euro op 25 en/of 26 juni 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een geldbedrag van (ongeveer) 36.740,- euro op 1 juli 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een geldbedrag van (ongeveer) 35.000,- euro op 12 september 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een onbekend geldbedrag op 13 september 2010 (zijtak [medeverdachte 2]/[Engelsman 5], Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een geldbedrag van (ongeveer) 74.000,- euro op 27 oktober 2010 (zijtak 6.4 [Engelsman 1]/[Engelsman 3]/[Engelsman 2]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 50.000,- euro op 7 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 591);
- een geldbedrag van (ongeveer) 119.850,- euro op 8 november 2010 (zijtak 6.5 [naam 6]/[Engelsman 4]/[medeverdachte 8]/[naam 7]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 55.000,- euro op 8 en/of 9 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 592);
- een geldbedrag van (ongeveer) tweemaal 100.000,- euro op 10 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 592);
- een geldbedrag van (ongeveer) 70.000,- euro en/of 90.000,- op 10 en/of 11 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 593);
- een geldbedrag van (ongeveer) 100.000,- euro op 12 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 594);
- een geldbedrag van (ongeveer) 100.000,- euro op 13 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 594);
- een geldbedrag van (ongeveer) 112.500,- euro op 19 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 594);
- een geldbedrag van (ongeveer) 108.000,- euro op 20 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 595);
- een geldbedrag van (ongeveer) 80.000,- euro op 20 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 595);
- een geldbedrag van (ongeveer) 124.450,- euro op 23 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 597);
- een geldbedrag van (ongeveer) 41.380,- euro op 26 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 597)
- een geldbedrag van (ongeveer) 130.000,- euro op 28 en/of 29 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 598)
- een geldbedrag van (ongeveer) 50.000,- euro op 30 november 2010 (wasserette [wasserette]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 5.050,- euro en/of 300,- euro en/of 1.150 Engelse ponden op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 3]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 17.832,65 (fouillering [medeverdachte 3]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of 1.385,- euro en/of 1.385,- en/of 1.560,- euro op 30 november 2010 (woning [verdachte]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 3.033,35 euro (fouillering [verdachte]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 9.900,- euro en/of 5.000,- euro en/of 35.000,- euro en/of 45.000,- euro op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 2]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 4.557,25 euro (fouillering [medeverdachte 2]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 15.095,- euro en/of 720,- Engelse ponden (woning [medeverdachte 5]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 20.000,- euro en/of 11.500,- euro en/of 6.738,20 euro en/of 4.300,- euro en/of 1.600,- euro en/of 1.000,- euro en/of 150,- euro op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 7]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 7.830,- euro op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 6]);
(heeft) verworven en/of voorhanden (heeft) gehad en/of (heeft) overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (al dan niet vanuit de wasserette [wasserette], Javastraat [nr] te Amsterdam) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
- het pand op de Javastraat [nr] te Amsterdam;
- een geldbedrag van (ongeveer) 150.000,- euro op 12 mei 2010 (Zaaksdossier 4 [medeverdachte 12], zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 585);
- een geldbedrag van (ongeveer) 80.605,- euro op 25 en/of 26 juni 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een geldbedrag van (ongeveer) 36.740,- euro op 1 juli 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een geldbedrag van (ongeveer) 35.000,- euro op 12 september 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een onbekend geldbedrag op 13 september 2010 (zijtak [medeverdachte 2]/[Engelsman 5], Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 588);
- een geldbedrag van (ongeveer) 74.000,- euro op 27 oktober 2010 (zijtak 6.4 [Engelsman 1]/[Engelsman 3]/[Engelsman 2]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 50.000,- euro op 7 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 591);
- een geldbedrag van (ongeveer) 119.850,- euro op 8 november 2010 (zijtak 6.5 [naam 6]/[Engelsman 4]/[medeverdachte 8]/[naam 7]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 55.000,- euro op 8 en/of 9 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 592);
- een geldbedrag van (ongeveer) tweemaal 100.000,- euro op 10 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 592);
- een geldbedrag van (ongeveer) 70.000,- euro en/of 90.000,- op 10 en/of 11 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 593);
- een geldbedrag van (ongeveer) 100.000,- euro op 12 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 594);
- een geldbedrag van (ongeveer) 100.000,- euro op 13 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 594);
- een geldbedrag van (ongeveer) 112.500,- euro op 19 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 594);
- een geldbedrag van (ongeveer) 108.000,- euro op 20 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 595);
- een geldbedrag van (ongeveer) 80.000,- euro op 20 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 595);
- een geldbedrag van (ongeveer) 124.450,- euro op 23 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 597);
- een geldbedrag van (ongeveer) 41.380,- euro op 26 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 597)
- een geldbedrag van (ongeveer) 130.000,- euro op 28 en/of 29 november 2010 (Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 4, p. 598)
- een geldbedrag van (ongeveer) 50.000,- euro op 30 november 2010 (wasserette [wasserette]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 5.050,- euro en/of 300,- euro en/of 1.150 Engelse ponden op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 3]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 17.832,65 (fouillering [medeverdachte 3]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of 1.385,- euro en/of 1.385,- en/of 1.560,- euro op 30 november 2010 (woning [verdachte]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 3.033,35 euro (fouillering [verdachte]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 9.900,- euro en/of 5.000,- euro en/of 35.000,- euro en/of 45.000,- euro op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 2]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 4.557,25 euro (fouillering [medeverdachte 2]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 15.095,- euro en/of 720,- Engelse ponden (woning [medeverdachte 5]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 20.000,- euro en/of 11.500,- euro en/of 6.738,20 euro en/of 4.300,- euro en/of 1.600,- euro en/of 1.000,- euro en/of 150,- euro op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 7]);
- een geldbedrag van (ongeveer) 7.830,- euro op 30 november 2010 (woning [medeverdachte 6]);
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (al dan niet vanuit de wasserette [wasserette], Javastraat [nr] te Amsterdam) opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar beroepsmatig en/of bedrijfsmatig ten behoeve van en/of op verzoek van (een) derde(n) een of meerdere geldtransactie(s) uitgevoerd en/of is verdachte en/of zijn mededader(s) beroepsmatig en/of bedrijfsmatig werkzaam geweest bij de totstandkoming van een of meerdere geldtransactie(s).
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, (al dan niet vanuit de wasserette [wasserette], Javastraat [nr] te Amsterdam) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 7] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- (gewoonte)witwassen, althans schuldwitwassen, van een of meerdere voorwerp(en), te weten: het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen van een of meer geldbedrag(en) uit enig misdrijf afkomstig (artikelen 420ter/bis/quater Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam zijn.
Bijlage 2 bij het vonnis van [verdachte]
1) 1.00 STK Bestelauto [kenteken 2]
HYUNDAI H200 2000 Kl:onbekend
(3961477)
2) 1 STK Onroerende registergoederen
- woning Javastraat [nr], 1094 HJ, Amsterdam
2) 4.00 STK Papier
schrift
(4049452) 4x schrift met aantek. code mr.1.5
3) 3.00 STK Papier
(4049456) 3 schrift, papr, schrijfblok en ag
4) 5.00 STK Papier
(4049459) 5 papiertjes code mf.1.2.4
5) Geld Euro
(3963335) 100000,-
6) Geld Euro
(3963337) 1385,-
7) Geld Euro
(3963339) 1385,-
8) Geld Euro
(3963345) 1500 euro
9) Geld Euro
(3963392) 5,-
10) 1.00 STK Enveloppe
IATA
(3963454)
11) 1.00 STK Tape
(3963455) tape van geld onder stoel
12 Geld Euro
(3963837) 3033,35
i De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in de dossiers van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina's in de dossiers.
ii Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 3, pagina's 1401 tot en met 1404 (proces-verbaal transactie Engelsen/wasserette). Zaaksdossier 2, pagina's 60 tot en met 63 (proces-verbaal transactie Engelsen/wasserette).
iii Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 1, pagina 30 (proces-verbaal bevindingen Kamer van Koophandel).
iv Zaaksdossier 1A, Rubriek 2, deel 3, pagina's 1401 tot en met 1407 (proces-verbaal transactie Engelsen/wasserette). Zaaksdossier 2, pagina's 60 tot en met 66 (proces-verbaal transactie Engelsen/wasserette). Zaaksdossier 2, pagina 1 (zaaksproces-verbaal). Een proces-verbaal van verhoor van verbalisant S 003 d.d. 27 september 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
v Zaaksdossier 2, pagina's 74 en 75(proces-verbaal van bevindingen observeren 27 oktober 2010). Zaaksdossier 2, pagina's 1 en 2 (zaaksproces-verbaal)
vi Een proces-verbaal van verhoor van verbalisant S 003 d.d. 27 september 2011 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
vii Zaaksdossier 2, pagina's 110 tot en met 111 (proces-verbaal van bevindingen). Zaaksdossier 2, pagina 112 (proces-verbaal van bevindingen)
viii Zaaksdossier 2, pagina 113 (proces-verbaal van bevindingen). Een geschrift, te weten een verslag van 8 november 2010, laboratoriumnummer 1469N10, van drs. R. Jellema, politiedeskundige, opgemaakt in de zaak tegen de verdachte [Engelsman 3], inhoudende de verklaring van de politiedeskundige, zaaksdossier 2, doorgenummerde pagina 138.
ix Zaaksdossier 2, pagina's 122 tot en met 124 (proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Orteliusstraat [nr] III Amsterdam. Een geschrift, te weten een verslag van 8 november 2010, laboratoriumnummer 1470N10, van drs. R. Jellema, politiedeskundige, opgemaakt in de zaak tegen de verdachte NN Orteliusstraat [nr], inhoudende de verklaring van de politiedeskundige, zaaksdossier 2 doorgenummerde pagina 137. Zaaksdossier 2, pagina;s 133 tot en met 136 (proces-verbaal van technisch onderzoek).
x Een geschrift, te weten een overzicht van een tapgesprekken van 8 november 2010, zaaksdossier 3, pagina's 138 tot en met 141.
xi Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 3, pagina 1370 (proces-verbaal van observatie d.d. 8 november 2010)
xii Een geschrift, te weten een overzicht van een tapgesprekken van 8 november 2010, zaaksdossier 3, pagina's 146 en 147.
xiii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 3, pagina 1372 (proces-verbaal van observatie d.d. 8 november 2010)
xiv Een geschrift, te weten een overzicht van een aantal tapgesprekken van 8 november 2010, zaaksdossier 3, pagina's 149 tot en met 152. Zaaksdossier 1A, rubriek 1, pagina 34 (zaaksproces-verbaal witwassen).
xv Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 3, pagina 1372 (proces-verbaal van observatie d.d. 8 november 2010).
xvi Een geschrift, te weten een overzicht van een tapgesprek van 8 november 2010, zaaksdossier 3, pagina 158.
xvii Zaaksdossier 3, pagina's 161 tot en met 164 (proces-verbaal van doorzoeking ter in beslagneming). Zaaksdossier 3, pagina 165 (proces-verbaal telling aangetroffen geld bij verdachte). Een geschrift, te weten een verslag van 15 november 2010, laboratoriumnummer 1550N10, van drs. R. Jellema, politiedeskundige, opgemaakt in de zaak tegen de verdachte NN NN Linnaeuskade [nr]-2, inhoudende de verklaring van de politiedeskundige, zaaksdossier 3 doorgenummerde pagina 187.
xviii Een geschrift, te weten een overzicht van tapgesprekken d.d. 8 november 2010, zaaksdossier 3, pagina's 190 tot en met 199. Zaaksdossier 1A, rubriek 1, pagina 35 (zaaksproces-verbaal)
xix Een geschrift, te weten een tapgesprek van 8 november 2010, zaaksdossier 3, pagina 200.
xx Een geschrift, te weten een tapgesprek van 8 november 2010, zaaksdossier 3, pagina 204.
xxi Zaaksdossier 1A, rubriek 3, deel 2, pagina's 496 tot en met 502 (verklaring van [getuige 1] d.d. 21 maart 2011). Zaaksdossier 1A, rubriek 3, deel 2, pagina's 503 tot en met 511 (verklaring van [getuige 1] d.d. 25 maart 2011).
xxii Zaaksdossier 1A, rubriek 3, deel 3, pagina 508 (verklaring van [getuige 1] d.d. 25 maart 2011). Een geschrift, te weten een pagina met een overzicht van getallen op naam van [bijnaam medeverdachte 10], zaaksdossier 1A, rubriek 3, deel 2, pagina 511. Zaaksdossier 1A, rubriek 1, pagina 125 (zaaksproces-verbaal).
xxiii Zaaksdossier 1a, rubriek 2, deel 1, pagina 289 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas). Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 300 en 301 (proces-verbaal van bevindingen aantreffen schoudertas verdachte).
xxiv Zaaksdossier 1a, rubriek 2, deel 1, pagina's 290 tot en met 292 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas).
xxv Zaaksdossier 1a, rubriek 2, deel 1, pagina's 289 tot en met 290 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas).
xxvi Zaaksdossier 1a, rubriek 2, deel 1, pagina's 289 tot en met 295 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas). Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 555 (proces-verbaal van bevindingen overzicht aangetroffen schriften).
xxvii Zaaksdossier 1a, rubriek 2, deel 1, pagina's 289 tot en met 293 en 296 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas).
xxviii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 570 (proces-verbaal van bevindingen overzicht aangetroffen schriften). Zaaksdossier 1A, rubriek 4, deel 1, pagina's 237 tot en met 244 (proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming). Zaaksdossier 1A, rubriek 5, pagina 416 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek administratie [medeverdachte 5]).
xxix Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina's 553 tot en met 570 (proces-verbaal onderzoek aangetroffen schriften).
xxx Zie noot 22
xxxi Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 203 tot en met 214 (proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken met betrekking tot [broker]).
xxxii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 3, pagina 1073 (proces-verbaal van bevindingen telefoongesprekken [medeverdachte 4] met verhullend taalgebruik of tokens)
xxxiii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 290 en 293 tot en met 295 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas)
xxxiv Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 290, 293, 297 en 298 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas).
xxxv Zaaksdossier 1a, rubriek 2, deel 3, pagina 1404 (proces-verbaal transactie Engelsen/wasserette)
xxxvi Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 290 en 293 tot en met 296 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas). Een geschrift, te weten een overzicht uit een schrift, zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina 344. Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina's 592 en 593 (proces-verbaal van bevindingen chronologisch overzicht van niet onderschepte transacties).
xxxvii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 2, pagina's 498 tot en met 524 (proces-verbaal bevindingen leveringen 11 november 2010). Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina's 593 tot en met 594 (proces-verbaal van bevindingen chronologisch overzicht van niet onderschepte transacties).
xxxviii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 293 tot en met 296 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas). Een geschrift, te weten een overzicht uit een schrift, zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina 344. Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 594 (proces-verbaal van bevindingen chronologisch overzicht van niet onderschepte transacties).
xxxix Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 290, 293, 297 en 298 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas. Een geschrift, te weten een overzicht uit een schrift, zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina 344. Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 594 (proces-verbaal van bevindingen chronologisch overzicht van niet onderschepte transacties).
xl Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina's 290, 293 en 298 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek inhoud schoudertas. Een geschrift, te weten een overzicht uit een schrift, zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 1, pagina 344. Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 594 (proces-verbaal van bevindingen chronologisch overzicht van niet onderschepte transacties).
xli Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 595 (proces-verbaal van bevindingen chronologisch overzicht van niet onderschepte transacties). Een geschrift, te weten een tapgesprek van 20 november 2010, zaaksdossier 1B, map 4, pagina's 1287 en 1288
xlii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 2, pagina's 525 tot en met 545 (proces-verbaal van observeren d.d. 29 november 2010). Een geschrift, te weten een overzicht van tapgesprekken van 28 en 29 november, zaaksdossier 1A, rubriek 5, pagina's 38 tot en met 57. Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina's 598 en 599 (proces-verbaal van bevindingen chronologisch overzicht van niet onderschepte transacties).
xliii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 316 (proces-verbaal van bevindingen telling geld). Zaaksdossier 1A, rubriek 4, deel 1, pagina's 71 tot en met 74 (proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming).
xliv Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 317 (proces-verbaal van bevindingen telling geld). Zaaksdossier 1A, rubriek 4, deel 2, pagina 493 tot en met 522 (proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming).
xlv Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 316 (proces-verbaal van bevindingen telling geld). Zaaksdossier 1A, rubriek 4, deel 1, pagina's 401 tot en met 407 (proces-verbaal vrijwillige doorzoeking Insulindeweg [nr] te Amsterdam).
xlvi Zaaksdossier 1A, rubriek 3, pagina 225 (verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 2 december 2010). Zaaksdossier 1A, rubriek 3, pagina 37 (verklaring van [medeverdachte 7] d.d. 1 december 2010).
xlvii Zaaksdossier 1A, rubriek 2, deel 4, pagina 228 (proces-verbaal van bevindingen KvK historisch)