ECLI:NL:RBAMS:2012:BV7126
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verkrachting en aanranding wegens gebrek aan opzet op dwang
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 7 maart 2011, waarbij de aangeefster stelde dat zij door de verdachte was gedwongen tot seksuele handelingen. Tijdens de zitting op 10 februari 2012 heeft de officier van justitie, mr. H. Vriezen-Buist, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. H.J. Borghuis. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte geen opzet had om tegen de wil van de aangeefster te handelen. De raadsman heeft de geloofwaardigheid van de aangeefster in twijfel getrokken en aangevoerd dat zij niet duidelijk heeft aangegeven dat zij wilde stoppen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangeefster had in het begin geprotesteerd, maar er was onvoldoende bewijs dat de verdachte zich bewust was van het feit dat de seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster plaatsvonden.
De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor het opzet van de verdachte op dwang. Daarom is het ten laste gelegde niet bewezen verklaard en is de verdachte vrijgesproken. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere veroordeling afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. C.W. Bianchi als voorzitter en mrs. C.F. de Lemos Benvindo en M.J.A. Duker als rechters.