ECLI:NL:RBAMS:2012:BV2737

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/660832-11(A), 13/660840-11(B), 13/664235-11(C), 13/664236-11(D) en 13/664237-11(E)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, bedreiging en belediging van politieambtenaren in Amsterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, zijn meerdere zaken tegen de verdachte gevoegd, die betrekking hebben op mishandeling, bedreiging en belediging van politieambtenaren. De rechtbank heeft op 31 januari 2012 uitspraak gedaan na een onderzoek op de terechtzittingen van 1 november 2011 en 17 januari 2012. De tenlastelegging omvat verschillende incidenten waarbij de verdachte opzettelijk geweld heeft gebruikt tegen ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 augustus 2011 een hoofdagent van de politie heeft mishandeld en zich heeft verzet tegen zijn aanhouding. Daarnaast heeft de verdachte op 24 augustus 2011 een inspecteur bedreigd en beledigd, en op 1 september 2010 een persoon mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uren. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren die door de verdachte zijn mishandeld of bedreigd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging. De verdachte moet zich onder toezicht van de reclassering stellen en een intensieve ambulante behandeling volgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/660832-11(A), 13/660840-11(B), 13/664235-11(C), 13/664236-11(D) en 13/664237-11(E)
Datum uitspraak: 31 januari 2012
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en feitelijk verblijvend op het adres [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C, zaak D en zaak E.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter op 1 november 2011 en de terechtzitting van 17 januari 2012.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding in zaak A zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. Voorts is aan verdachte ten laste gelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaardingen in de zaken B tot en met E, waarvan kopieën als bijlagen 3, 4, 5 en 6 aan dit vonnis zijn gehecht. De (gewijzigde) tenlasteleggingen gelden als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
op 19 augustus 2011 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1], hoofdagent van politie Amsterdam-Amstelland, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met kracht tegen het gezicht heeft geduwd, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 19 augustus 2011 te Amsterdam toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde:
op 24 augustus 2011 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], inspecteur aan politiebureau August Allebéplein, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening met kracht met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:
op 24 augustus 2011 te Amsterdam [slachtoffer 2], inspecteur aan politiebureau August Allebéplein, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte via verbalisanten in politiebureau Meer en Vaart opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Als ik een pistool had, dan zou ik hem doodschieten en dan herladen en doorschieten, ik zou blijven schieten totdat hij helemaal uit elkaar ligt, ik maak hem af als ik hem zie.”;
ten aanzien van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde:
op 24 augustus 2011 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], inspecteur respectievelijk surveillant aan wijkteam August Allebéplein, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord “sukkels”;
ten aanzien van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde:
op 24 augustus 2011 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], inspecteur respectievelijk surveillant aan wijkteam August Allebéplein, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 447E van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten wijkteam August Allebéplein, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken in een andere richting dan die waarin die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hem, verdachte, wilden brengen;
ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde:
op 1 september 2010 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 4], met kracht in het gezicht heeft geslagen of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het in zaak D ten laste gelegde:
op 20 april 2011 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5], surveillant bij regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Ja toch, vuile nikker.”;
ten aanzien van het in zaak E onder 1 ten laste gelegde:
op 30 april 2011 te Amsterdam [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je gezin kapot, ik maak jou kapot, ik maak je dood.”;
ten aanzien van het in zaak E onder 2 ten laste gelegde:
op 30 april 2011 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 7], brigadier bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening voornoemde [slachtoffer 7] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Hou je bek Turk, ik vind Turkse vrouwen lekker en ik heb je vrouw ook geneukt.” en “Rot op man, ik neuk je dochter en maak van haar een hoer en word haar pooier.”;
ten aanzien van het in zaak E onder 3 ten laste gelegde:
op 30 april 2011 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 6], hoofdagent bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening met kracht een zogenaamd knietje tegen het lichaam heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem in zaak A onder 1 en 2, in zaak B onder 1 tot en met 4, in zaak C, in zaak D en in zaak E onder 1 tot en met 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren met bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 16 januari 2012 en een werkstraf voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen met aftrek ad 2 uur per dag en dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] zullen worden toegewezen tot respectievelijk € 100,--, € 200,-- en € 100,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij herhaaldelijk niet heeft geschroomd geweld te gebruiken alsmede bedreigingen en beledigingen te uiten en dat tegen meerdere ambtenaren van de politie, die gewoon bezig waren met hun werk. Voorts rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij een meisje dat indertijd minderjarig was en 6 jaar jonger dan hijzelf, in het bijzijn van jongere kinderen op een speelplaats heeft mishandeld.
Verdachte voelt zich snel tekortgedaan en gekrenkt, of het nu gaat om een politiebeambte of om een minderjarig meisje, en reageert dat onmiddellijk af door te slaan, te bijten en te spugen. Daarmee is hij een groot probleem voor zichzelf en voor zijn omgeving. Het is van belang dat hij hiermee aan de slag gaat, zoals hieronder verwoord in de voorwaarden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak A onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 100,-- (honderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak E onder 3 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 100,-- (honderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in zaak B onder 1 en 2 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 250,-- (tweehonderd en vijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt voor het overige afgewezen.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 180, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1, het in zaak B onder 1 en het in zaak E onder 3 ten laste gelegde:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 en het in zaak B onder 4 ten laste gelegde:
wederspannigheid, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak B onder 2 en het in zaak E onder 1 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak B onder 3, het in zaak D en het in zaak E onder 2 ten laste gelegde:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen, als veroordeelde tijdens de proeftijd (een van) de volgende bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
- Veroordeelde moet een intensieve ambulante behandeling volgen bij De Waag of een soortgelijke, door de reclassering aan te wijzen, instelling.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], domicilie kiezende bij Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 100,-- (honderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Het meer of anders door [slachtoffer 1] gevorderde wordt afgewezen.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen de som van € 100,-- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], domicilie kiezende bij Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 100,-- (honderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 6], te betalen de som van € 100,-- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], domicilie kiezende bij Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 250,-- (tweehonderd en vijftig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het meer of anders door [slachtoffer 2] gevorderde wordt afgewezen.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen de som van € 250,-- (tweehonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de toevoeging aan het dossier van een videoband met camerabeelden van het Sierplein.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Diemer, voorzitter,
mrs. W.A.J.P. van den Reek en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2012.