ECLI:NL:RBAMS:2012:BV2087

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
505675 / KG ZA 11-1926 MvW/MRSB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en portretrecht in relatie tot uitzendingen van de Tros

In deze zaak vorderde eiser, de toenmalige vriend van een vrouw die betrokken was bij oplichtingspraktijken, dat de Tros zou worden verboden om beelden van hem herkenbaar in beeld te brengen in hun programma "Opgelicht?!". Eiser stelde dat zijn portretrecht was geschonden en dat de uitzending een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormde, zoals gewaarborgd in artikel 8 van het EVRM. De Tros voerde aan dat eiser betrokken was bij de oplichtingspraktijken en dat zij gerechtigd waren om hem herkenbaar in beeld te brengen om het publiek te waarschuwen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende feitenmateriaal was dat de suggestie ondersteunde dat eiser betrokken was bij de oplichtingspraktijken van zijn ex-partner. Hierdoor woog het belang van de Tros om eiser herkenbaar in beeld te brengen zwaarder dan de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de Tros. De rechter benadrukte dat de naam van eiser niet werd genoemd in de uitzending, waardoor het risico op schade aan zijn reputatie via internet niet aannemelijk was. De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting, vooral in het kader van journalistieke programma's die een maatschappelijk doel dienen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 505675 / KG ZA 11-1926 MvW/MRSB
Vonnis in kort geding van 19 januari 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 20 december 2011,
advocaat mr. H.L. Bakker te Rotterdam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
TROS,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Tros worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 5 januari 2012 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Tros heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Ter zitting waren - voor zover van belang - aanwezig [eiser] met mr. Bakker en, aan de zijde van de Tros [redactiemedewerker 1] en [redactiemedewerker 2], redactiemedewerkers bij de Tros, met mrs. Van Kaam en zijn kantoorgenoot V. Sinaasappel. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. De Tros is een publieke omroep. Zij zendt onder meer het programma “Opgelicht?!” uit. In dit programma wordt aandacht besteed aan oplichting en oplichters.
2.2. Op 8 september 2009 heeft de Tros in het programma “Opgelicht?!” een aflevering gewijd aan [ex-partner]. Zij zou zich hebben beziggehouden met oplichtingspraktijken en daarbij veel mensen hebben gedupeerd. In deze aflevering hebben medewerkers van het programma onder meer een bezoek gebracht aan [ex-partner] en haar geconfronteerd met een aantal gevallen van oplichting. Bij dat interview is [eiser], die sinds januari 2009 een relatie met [ex-partner] had, aanwezig geweest. Hij is in de uitzending van 8 september 2009 onherkenbaar in beeld gebracht. De relatie met [ex-partner] is in de loop van 2011 geëindigd.
2.3. Tussen de gedingstukken bevinden zich de volgende stukken:
- een overeenkomst van 16 september 2009 tussen [eiser] en [tuinaanlegger], handelend namens [tuinaanlegger] tuinaanleg en Onderhoud (hierna: [tuinaanlegger]), waarbij [eiser] een schuld van [ex-partner] aan [tuinaanlegger] overneemt voor een door [tuinaanlegger] aangelegde tuin. In deze overeenkomst staat voor zover voor deze procedure van belang het volgende:
“Overeenkomst en afspraken met betrekking tot schuldbekentenis en betaling van schulden [ex-partner].
De Schuldenaar, hieronder te noemen
(…) [eiser]
(…)
Verklaard, wegens over te nemen schulden, schuldig te zijn aan;
(…) [tuinaanlegger] (…)
Hierna te noemen de schuldeiser, een som van EUR 13.679,68 hierna te noemen de hoofdsom.
De volgende afspraken zijn gemaakt:
1) [tuinaanlegger] (…) zullen niet meewerken aan Tros Opgelicht en/of andere media praktijken die betrekking hebben op de schuld die nog openstaat:
2) Deze overeenkomst loopt af op 1 november 2010. Op dit moment dient de volledige hoofdsom in het bezit te zijn van de schuldeiser.
(…)
6) De hoofdsom bestaat uit twee delen, te weten € 11.500,- volgens offerte (zie bijlage 1) en het bedrag van € 2179,68 volgens berekening meerwerk (zie bijlage 2)
(…)
Door het tekenen van deze verklaring accepteren (…) [eiser] als wel (…) [tuinaanlegger] de hier bovengenoemde voorwaarde en zullen deze – zolang de overeenkomst loopt, handhaven.”
Aan de overeenkomst zijn de twee onder 6) van de overeenkomst bedoelde bijlagen gehecht, die zijn geparafeerd door [eiser].
- een e-mail van 3 januari 2012 van [medewerker Releasecompany], werkzaam bij Releasecompany, aan de Tros waarin voor zover voor deze procedure van belang het volgende staat:
“Hierbij wil ik bevestigen dat de heer (…) [eiser] betrokken was bij de aankoop van de BMW 5-serie bij Autobedrijf [autobedrijf] in 2010.
Hij deed zich toen voor als partner van [ex-partner] en ze zouden de auto samen gaan gebruiken. De auto moest op zijn naam komen omdat [ex-partner] in een echtscheiding zat en de auto niet op haar naam wilde om te voorkomen dat haar ex de auto op zou eisen.
(…)”
2.4. [ex-partner] heeft per 1 april 2011 van [verhuurder] een woning gehuurd aan de [adres] te [plaats]. Zij heeft de woning gehuurd onder de naam [valse voornaam] (“[verkorting]”) [achternaam ex-partner]. [eiser] heeft enige tijd bij [ex-partner] in de woning gewoond. [ex-partner] heeft voor de woning nimmer huurpenningen betaald. [verhuurder] heeft [ex-partner] de toegang tot de woning op 15 juni 2011 ontzegd en de sloten van de woning vervangen. Op 17 juni 2011 is in de woning ingebroken en zijn de vanwege [ex-partner] in de woning aanwezige spullen meegenomen. [verhuurder] heeft [ex-partner] hiermee op 17 augustus 2011 met medewerkers van Tros Opgelicht op straat geconfronteerd, toen [ex-partner], [eiser] en de minderjarige dochter van [eiser] op weg waren naar de rechtbank te Dordrecht. [verhuurder] heeft toen op enig moment een elleboogstoot gekregen van [eiser]. Hij heeft aangifte gedaan van mishandeling.
2.5. De Tros heeft op 25 oktober 2011 een tweede uitzending gewijd aan [ex-partner]. In deze aflevering is een deel van de uitzending van 8 september 2009 herhaald, waarbij [eiser] wederom onherkenbaar in beeld is gebracht. Daarnaast is [eiser] op nieuwe beelden herkenbaar in beeld gebracht. Deze beelden betreffen de confrontatie van [ex-partner] door [verhuurder] en medewerkers van het programma op 17 augustus 2011 (zie 2.4.).
2.6. Bij brieven van 31 oktober 2011 en 15 november 2011 heeft mr. Bakker de Tros namens [eiser] gesommeerd de beelden waarbij [eiser] herkenbaar in beeld wordt gebracht in de toekomst niet openbaar te maken via televisie of internet en de op internet aanwezige beelden van [eiser] te verwijderen. De Tros heeft op deze sommaties bij e-mail van 4 november 2011 en brief van 28 november 2011 afwijzend gereageerd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - dat de Tros wordt verboden - op straffe van verbeurte van een dwangsom - de uitzending van het programma “Opgelicht?!” van 25 oktober 2011 (wederom) openbaar te maken (zowel via televisie als via internet als via een ander medium), indien [eiser] herkenbaar in beeld wordt gebracht. Voorts vordert [eiser] dat de Tros wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag van EUR 7.500,00 ten titel van voorschot op immateriële schadevergoeding, alsmede dat de Tros wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] legt samengevat het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [eiser] heeft tot maart 2011 een relatie met [ex-partner] gehad. Hij is in de uitzending van 25 oktober 2011 herkenbaar in beeld gebracht zonder dat hij daarvoor zijn toestemming heeft gegeven. Daarmee is zijn portretrecht geschonden zoals bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet (Aw). [eiser] heeft een redelijk belang om zich tegen openbaarmaking van de beelden te verzetten. In de uitzending wordt immers op verschillende manieren de suggestie gewekt dat hij betrokken is geweest bij de oplichtingspraktijken van [ex-partner], hetgeen echter niet het geval is. Daarmee wordt een inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer zoals gewaarborgd in artikel 8 EVRM. Dat levert een redelijk belang op zoals bedoeld in artikel 21 Aw, zodat de Tros zich dient te onthouden van het heruitzenden van de beelden en deze van het internet dient te verwijderen. Het belang van [eiser] weegt op tegen het recht van de Tros op vrijheid van meningsuiting. Daarbij speelt een rol dat het programma “Opgelicht?!” geen journalistiek programma is. Het is veeleer op sensatie-gevoel en emoties gericht. Verwijzend naar jurisprudentie stelt [eiser] dat aan het belang van de Tros minder waarde toekomt nu met het programma geen maatschappelijk doel wordt gediend en het slechts dient om de nieuwsgierigheid van het publiek te bevredigen.
[eiser] heeft schade ondervonden van de uitzending van het programma dat door circa 1,7 miljoen kijkers is bekeken. Een vergoeding van deze immateriële schade is dan ook op zijn plaats. De gevraagde voorzieningen zijn toewijsbaar.
3.3. De Tros voert kort samengevat het volgende verweer. De Tros betwist dat [eiser] niets te maken had met de oplichtingspraktijken van [ex-partner]. De Tros heeft aanleiding om te geloven dat [eiser] hierbij actief betrokken is geweest. Dit blijkt uit een viertal voorbeelden, die de Tros ter zitting heeft toegelicht. Nu [eiser] betrokken is geweest bij oplichting, is de Tros - zo voert zij aan - gerechtigd [eiser] herkenbaar in beeld te brengen. “Opgelicht?!” dient volgens de Tros anders dan [eiser] meent wel een maatschappelijk doel, namelijk het waarschuwen van het publiek voor oplichters. Aangezien [eiser] een oplichter is, althans aan oplichting zijn medewerking heeft verleend, dient het belang van de Tros om hem herkenbaar in beeld te brengen en het publiek voor hem te waarschuwen te prevaleren boven het belang van [eiser] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Het is aan [eiser] om aan te tonen dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk is (artikel 10 lid 2 EVRM). Ten slotte is nog van belang dat de Tros de rol van [eiser] in de uitzending niet onnodig diffamerend aan de orde heeft gesteld. De vorderingen moeten worden afgewezen, aldus - nog steeds - de Tros.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. [eiser] is in de aflevering van “Opgelicht?!” van 25 oktober 2011 herkenbaar in beeld gebracht zonder dat hij daarmee heeft ingestemd. Het beschikbaar stellen en houden van dit portret aan het publiek is zonder toestemming van [eiser] niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van [eiser] zich daartegen verzet (artikel 21 Aw). Als de openbaarmaking van een portret een schending van het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer oplevert, is daarin in beginsel een redelijk belang gelegen als bedoeld in artikel 21 Aw. In de aflevering van “Opgelicht?!” van 25 oktober 2011 is [eiser] in verband gebracht met de oplichtingspraktijken van [ex-partner]. Onbetwist is dat [eiser] hiervan hinder heeft ondervonden doordat hij hierover door derden is aangesproken. Dit kan als een schending van zijn persoonlijke levenssfeer worden aangemerkt. Het portretrecht van [eiser] is echter niet absoluut. Het dient te worden afgewogen tegen, in dit geval, het recht van de Tros op vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM. Om te beoordelen aan welke van beide grondrechten, die in beginsel van gelijke rangorde zijn, in een concreet geval voorrang toekomt, dienen aan de hand van alle omstandigheden van het geval de belangen van partijen tegen elkaar te worden afgewogen.
4.3. Vooropgesteld wordt dat, anders dan [eiser] heeft gesteld, het programma “Opgelicht?!” niet louter een sensatiebelust programma is. In het programma wordt een maatschappelijk probleem aan de orde gesteld (oplichting, of aan oplichting gerelateerde zaken), worden oplichters ontmaskerd en geconfronteerd en worden de kijkers voor de handelswijzen van oplichters gewaarschuwd. De jurisprudentie waarnaar [eiser] heeft verwezen, waarin de belangen van programmamakers die met hun programma geen publiek debat of maatschappelijk doel dienen, ondergeschikt zijn bevonden aan de belangen van diegenen op wiens persoonlijke levenssfeer die programma’s inbreuk hebben gemaakt, mist in het onderhavige geval derhalve toepassing.
4.4. In het kader van de onder 4.2. genoemde belangenafweging wordt voorshands doorslaggevend geacht of de in de uitzending van 25 oktober 2011 door de Tros gesuggereerde betrokkenheid van [eiser] bij de oplichtingspraktijken van [ex-partner] voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Zo dit het geval is, wint het belang van de Tros om [eiser] herkenbaar in beeld te brengen het van de inbreuk die met de uitzending wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser]. Daarbij is van belang dat [eiser] door de medewerkers van het programma niet is aangesproken op zijn betrokkenheid bij de oplichtingspraktijken van [ex-partner], maar slechts op zijn vermeende relatie met [ex-partner]. Voorts is volstaan met de mededeling van de presentatrice van het programma dat [eiser] een schuld van [ex-partner] aan [tuinaanlegger] heeft overgenomen (zie 2.3), maar deze nog altijd niet heeft afgelost. De uitzending heeft verder volledig de focus gelegd op [ex-partner]. Geoordeeld wordt dat de betrokkenheid van [eiser] bij het handelen van [ex-partner] - zo daarvan als voldoende aannemelijk kan worden uitgegaan - daarmee niet aan de kaak is gesteld op een jegens [eiser] onnodig grievende of diffamerende wijze.
4.5.1. De Tros heeft vier voorbeelden genoemd, die in de uitzending op 25 oktober 2011 aan [ex-partner] worden tegengeworpen, maar waaruit volgens de Tros ook de betrokkenheid van [eiser] blijkt. Het eerste voorbeeld betreft een auto van de broer van [eiser], die [ex-partner] en [eiser] op kosten van hun (voormalige) werkgever Proximedia zouden hebben laten repareren.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat de auto een leaseauto van Proximedia betrof waarmee hij schade had gereden. Op aanraden van Proximedia heeft [eiser] de auto naar de garage gebracht waar hij een leenauto heeft gekregen. [eiser] heeft van de schade aan de leaseauto het eigen risico betaald, door middel van inhouding op zijn salaris.
4.5.2. Overwogen wordt dat de Tros geen stukken in het geding heeft gebracht die haar betoog op dit punt onderbouwen. Nu [eiser] de toelichting die de Tros op dit punt heeft gegeven, gemotiveerd heeft betwist, kan zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor in kort geding echter geen plaats is, niet worden vastgesteld wie van beide partijen op dit punt gelijk heeft. Dit heeft tot gevolg, nu het op de weg van de Tros ligt om de betrokkenheid van [eiser] bij oplichting aannemelijk te maken, dat dit voorbeeld niet kan dienen als onderbouwing van het verweer van de Tros.
4.6.1. Het tweede voorbeeld betreft de aanleg van een tuin bij de ouders van [eiser]. Het bedrijf [tuinaanlegger] heeft in 2009 in opdracht van [ex-partner] een tuin bij de ouders van [eiser] aangelegd ter waarde van circa EUR 14.000,00. De beide facturen die [tuinaanlegger] voor de aanleg van de tuin aan [ex-partner] heeft verzonden, zijn door [ex-partner] niet betaald. [eiser] heeft gesteld dat hij wist dat [ex-partner] geen geld had om voor de aanleg van de tuin te betalen. Volgens [eiser] had [ex-partner] had hem echter wijsgemaakt dat zij op het punt stond een aanzienlijke erfenis te ontvangen, waarmee zij [tuinaanlegger] zou kunnen voldoen. [eiser] heeft de schuld naar aanleiding van de uitzending van 8 september 2009 overgenomen om te voorkomen dat zijn ouders in een kwaad daglicht zouden kunnen worden gesteld. Hij heeft van het openstaande bedrag vervolgens circa EUR 1.200,00 voldaan. Het restantbedrag weigert [eiser] te betalen omdat [tuinaanlegger] volgens [eiser] zijn verplichting om de tuin af te maken niet is nagekomen, meerwerk heeft berekend zonder daarover te overleggen, en bij de aanleg van de tuin verkeerde materialen heeft gebruikt.
4.6.2. Overwogen wordt dat [eiser] de overname van de schuld van [ex-partner] aan [tuinaanlegger] met [tuinaanlegger] schriftelijk is overeengekomen op 16 september 2009. In deze overeenkomst (zie 2.3) zijn [eiser] en [tuinaanlegger] overeengekomen dat de openstaande schuld, die is vastgesteld op EUR 13.679,68, op 1 november 2010 volledig diende te zijn voldaan. Uit de overeenkomst blijkt niet dat [eiser] aan de betaling van de schuld voorwaarden heeft verbonden, anders dan de voorwaarde dat [tuinaanlegger] niet zal meewerken aan programma’s als “Opgelicht?!” voor zover die betrekking hebben op de openstaande schuld. Nu niet is gebleken dat [tuinaanlegger] na de eerste uitzending op 8 september 2009 aan een dergelijk programma zijn medewerking heeft verleend, was [eiser] gehouden de schuld zoals overeengekomen te voldoen. Hij heeft dit echter nagelaten. Dat [eiser] een opschortingsrecht toekomt is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij wordt opgemerkt dat zelfs als dit wel het geval zou zijn, een betaling van slechts EUR 1.200,00 voorshands niet in verhouding staat tot de door hem gestelde nalatigheden aan de zijde van [tuinaanlegger]. Op grond van het voorgaande heeft [eiser] onvoldoende verklaring gegeven voor het feit dat hij tot nog toe het grootste gedeelte van de vordering van [tuinaanlegger] onbetaald heeft gelaten.
4.7.1. Het derde voorbeeld van de Tros betreft de poging van [ex-partner] en [eiser] tot de aanschaf van een BMW ter waarde van EUR 30.000,00 in 2010. Deze poging is mislukt omdat de autodealer argwaan kreeg nadat hij was gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker met de mededeling dat de financiering voor de auto rond was.
[eiser] heeft ter zitting gesteld dat hij zijn medewerking heeft verleend aan de aankoop van de BMW omdat hij nog in de veronderstelling was dat [ex-partner] een erfenis zou krijgen waarmee zij de lening voor de auto zou kunnen betalen. De auto zou op naam van zijn ouders worden gezet vanwege de echtscheiding waarin [ex-partner] verwikkeld was. [eiser] was verder bij de tussen [ex-partner] en de autodealer gemaakte afspraken niet aanwezig.
4.7.2. Overwogen wordt dat de autodealer schriftelijk heeft verklaard (zie 2.3.) dat [eiser] zich heeft voorgedaan als de partner van [ex-partner]. [eiser] zou hebben verzocht de auto op zijn naam te zetten omdat [ex-partner] in een echtscheidingsprocedure verwikkeld was en voorkomen diende te worden dat de auto in handen van de ex-partner van [ex-partner] zou vallen. Deze verklaring is in strijd met de verklaring van [eiser] dat hij met de afspraken met betrekking tot de aankoop van de auto niets van doen had. Daarbij komt dat [eiser] in 2010 bezwaarlijk nog in de veronderstelling kan zijn geweest dat [ex-partner] op het punt stond een erfenis in ontvangst te nemen. In 2010, meer dan een half jaar na het overnemen van de schuld van [tuinaanlegger] aan [ex-partner], had [eiser] toch redelijkerwijs moeten beseffen dat de erfenis van [ex-partner] verzonnen was. Dit argument kan derhalve geen verklaring vormen voor zijn handelen in 2010. Aan de verklaring die [eiser] op dit punt heeft gegeven wordt op grond van het voorgaande derhalve geen waarde gehecht. Daarmee heeft hij het verweer van de Tros op dit punt onvoldoende weersproken.
4.8.1. Ten slotte heeft de Tros aangevoerd dat [ex-partner] met ingang van 1 april 2011 een woning aan de [adres] in [plaats] heeft gehuurd van de eigenaar van de woning, [verhuurder]. [eiser] heeft bij [ex-partner] in de woning gewoond. [ex-partner], die zich op dat moment “[verkorting]” noemde, is met [verhuurder] bij aanvang van de huur overeengekomen dat de borg die voor de woning verschuldigd was, zou worden verrekend met de montage van een keuken via een ‘bekende’ van [ex-partner]. Deze persoon bleek echter geen bekende van [ex-partner] en is ook een van haar slachtoffers geworden, aangezien [ex-partner] hem voor de installatie van de keuken niet heeft betaald. Nadat [verhuurder] [ex-partner] op 15 juni 2011 de toegang tot de woning had ontzegd en de sloten daarvan had laten vervangen, is in de woning ingebroken waarbij de in de woning vanwege [ex-partner] aanwezige spullen zijn meegenomen. [ex-partner] heeft erkend opdracht te hebben gegeven voor de inbraak.
[eiser] heeft gesteld dat hij geen huurder van de woning was, maar enige tijd bij [ex-partner] inwoonde. Hij had geen zicht op hetgeen [ex-partner] met de verhuurder en derde partijen regelde. Hij kan derhalve naar zijn mening niet verantwoordelijk worden gehouden voor de niet-nakoming door [ex-partner] van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst met [verhuurder].
4.8.2. Op grond van het onder 4.6.2. en 4.7.2. overwogene is voorshands voldoende aannemelijk dat [eiser] betrokken is geweest bij de oplichting van [tuinaanlegger] en de poging tot oplichting van de autodealer. Daarmee is op grond van de enkele omstandigheid dat [eiser] in de huurwoning van [verhuurder] met [ex-partner] heeft samengewoond, aannemelijk dat [eiser] op de hoogte was van het gegeven dat [eiser] bezig was [verhuurder] alsmede de installateur van de keuken op te lichten. [eiser] heeft bij de verhuurder en de installateur klaarblijkelijk geen navraag gedaan hoe zij werden betaald, laat staan dat hij hen heeft gewaarschuwd voor het betalingsgedrag van [ex-partner]. Onder die omstandigheden moet hij zich van de oplichting bewust zijn geweest. [eiser] kan deze gevolgtrekking niet ontkrachten met een enkel beroep op de omstandigheid dat hij geen huurder van [verhuurder] was. Nu [eiser] voor drie van de vier door de Tros aangevoerde gevallen onvoldoende verklaring heeft gegeven, kan worden geconcludeerd dat voor de in de uitzending van 25 oktober 2011 geuite suggestie dat [eiser] betrokken is geweest bij de oplichtingspraktijken van [ex-partner] voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal aanwezig is. Dat betekent dat het belang van de Tros om [eiser] herkenbaar in beeld te brengen zwaarder weegt dan de inbreuk die daarmee op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] wordt gemaakt, zodat de
gevraagde voorziening op dit punt moet worden geweigerd. Hierbij verdient het opmerking dat de naam van [eiser] niet wordt genoemd in de uitzending, zodat niet aannemelijk is dat de uitzending via internet aan [eiser] zal worden nagedragen. Nu de Tros voorts de betrokkenheid van [eiser] bij de oplichtingspraktijken van [ex-partner] niet op onnodig grievende of diffamerende wijze aan de orde heeft gesteld, heeft de Tros jegens [eiser] niet onrechtmatig gehandeld zodat de vordering tot het verstrekken van een voorschot op immateriële schadevergoeding evenmin toewijsbaar is.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tros worden begroot op:
- griffierecht EUR 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.376,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Tros tot op heden begroot op EUR 1.376,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2012.?