In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2012 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van de S.T.O.P. Foundation, vertegenwoordigd door verzoeker en diens gemachtigde. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters M.P.A.M. Fruytier en M.D. Ruizeveld, die betrokken waren bij een civiele procedure waarin verzoeker als eisende partij optrad. Verzoeker stelde dat de rechters partijdig waren en dat er sprake was van vooringenomenheid, onder andere omdat de rolrechter de conclusie van antwoord van de wederpartij in ontvangst had genomen zonder dat er eerst uitspraak was gedaan over de door verzoeker gewenste aanvullende eisen. Verzoeker voerde aan dat de rechters niet op een correcte wijze met zijn zaak omgingen en dat er fouten waren gemaakt in de procedure, wat leidde tot een schending van zijn procesbelang.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechters de schijn van partijdigheid op zich hadden geladen. De procesbeslissingen die door de rechters waren genomen, zoals het in ontvangst nemen van de conclusie van antwoord, werden gekwalificeerd als normale procesbeslissingen die in beginsel niet tot wraking kunnen leiden, tenzij ze zo onbegrijpelijk zijn dat de schijn van vooringenomenheid wordt gewekt. Dit was in dit geval niet aan de orde.
De rechtbank besloot dat er geen grond was voor de vrees dat de rechters in dit geval de schijn van partijdigheid op zich hadden geladen, en wees het verzoek tot wraking af. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens artikel 39, vijfde lid, Rv.