In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975 zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Amsterdam op 26 september 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vrijspraak van de verdachte in verband met de moord op [slachtoffer] op 16 juli 2007 in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data, waaronder 13 oktober 2011, 20 februari 2012, 11 september 2012 en 12 september 2012. De officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, heeft de vordering ingediend, terwijl de raadsman, mr. P.P.J. van der Meij, de verdediging heeft gevoerd.
De procesgang begon op 30 juni 2008, toen het Openbaar Ministerie in eerste aanleg door de rechtbank niet-ontvankelijk werd verklaard. Na hoger beroep door de officier van justitie heeft het Hof op 13 april 2010 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk doden van [slachtoffer] en het helpen van medeverdachte [medeverdachte] om aan de politie te ontkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de moord op [slachtoffer]. Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben gepleit voor vrijspraak, en de rechtbank heeft dit standpunt overgenomen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door [benadeelde partij], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft uiteindelijk de beslissing genomen om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.