ECLI:NL:RBAMS:2012:5581

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
13-524298-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in moordzaak na terugverwijzing door Hof

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975 zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Amsterdam op 26 september 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vrijspraak van de verdachte in verband met de moord op [slachtoffer] op 16 juli 2007 in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data, waaronder 13 oktober 2011, 20 februari 2012, 11 september 2012 en 12 september 2012. De officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, heeft de vordering ingediend, terwijl de raadsman, mr. P.P.J. van der Meij, de verdediging heeft gevoerd.

De procesgang begon op 30 juni 2008, toen het Openbaar Ministerie in eerste aanleg door de rechtbank niet-ontvankelijk werd verklaard. Na hoger beroep door de officier van justitie heeft het Hof op 13 april 2010 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk doden van [slachtoffer] en het helpen van medeverdachte [medeverdachte] om aan de politie te ontkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de moord op [slachtoffer]. Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben gepleit voor vrijspraak, en de rechtbank heeft dit standpunt overgenomen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door [benadeelde partij], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft uiteindelijk de beslissing genomen om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/524298-07 (Promis)
Datum uitspraak: 26 september 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 13 oktober 2011 (regiezitting), 20 februari 2012 (regiezitting), 11 september 2012 en 12 september 2012 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van hetgeen zijn raadsman, mr. P.P.J. van der Meij, naar voren hebben gebracht.

2.Procesgang

Op 30 juni 2008 is het Openbaar Ministerie in eerste aanleg door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 13 april 2010 heeft het Hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één of meer kogels op (het lichaam van) die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289/287 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 16 juli 2007 te Amsterdam opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één of meer kogels op (het lichaam van) die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte op of omstreeks 16 juli 2007 in Turkije door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, te weten door tegen die [medeverdachte] te zeggen dat [slachtoffer] hun moeder had uitgescholden/beledigd en/of door die [medeverdachte] de opdracht te geven om de eer van hun moeder/familie te wreken en/of door tegen die [medeverdachte] te zeggen waar hij een vuurwapen kon vinden en/of door de vlucht van die [medeverdachte]
te regelen, opzettelijk heeft uitgelokt;
(artikel 289/287 Wetboek van Strafrecht en artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2007 te Amsterdam opzettelijk een persoon, [medeverdachte] , die schuldig was aan of verdachte was van het misdrijf van moord danwel doodslag op [slachtoffer] , heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers heeft verdachte aan ene [naam 1] opdracht te geven om [medeverdachte] en/of [naam 2] in Amsterdam op te
halen en/of naar Rotterdam en/of (vervolgens) naar Middelburg te brengen/rijden;
(artikel 189 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 26 oktober 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen danwel buiten het grondgebied van Nederland brengen van vier, danwel één kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), met een ander (telefonisch) contact gehad met betrekking tot de koop/handel, danwel invoer/uitvoer van die cocaïne en/of
(daarbij) hoeveelheden en/of prijzen van die cocaïne besproken.
(artikel 10a Opiumwet)

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Vrijspraak

5.1.
Inleiding
5.1.1.
Op 16 juli 2007 wordt in een kantoorpand aan de [adres 1] te [plaats] [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte]
(hierna: [medeverdachte] )doodgeschoten. Uit de verklaringen van onder meer verdachte blijkt dat hij ten tijde van de schietpartij niet in het kantoorpand aanwezig was, maar in Turkije. Voorts blijkt uit de verklaringen van onder meer verdachte dat hij op die dag wel veelvuldig telefonisch contact had met het slachtoffer, met [medeverdachte] en met de ten tijde van de schietpartij in het kantoorpand aanwezige getuige [naam getuige]
.
Omdat verdachte mogelijk betrokken zou zijn bij deze schietpartij wordt hij in oktober 2007 door justitie afgeluisterd. Uit de inhoud van een tapgesprek van 26 oktober 2007 rees bij justitie de verdenking dat verdachte zich schuldig zou maken aan de handel in verdovende middelen.
5.1.2.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of verdachte schuldig kan worden bevonden aan het medeplegen dan wel aan de uitlokking van de moord op dan wel de doodslag op het slachtoffer. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte schuldig kan worden bevonden aan het opzettelijk behulpzaam zijn bij het ontkomen van [medeverdachte] aan een aanhouding door de politie. Tot slot dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in verdovende middelen.
5.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte van het aan hem onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu het dossier onvoldoende aanwijzingen voor het bewijs van medeplegen dan wel uitlokking van de moord op [slachtoffer] bevat.
Voorts stelt de officier van justitie zich ook ten aanzien van het aan verdachte onder feit 2 ten last gelegde op het standpunt dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken nu zowel verdachte als de getuige [naam 1] ontkennen dat verdachte [naam 1] zou hebben verzocht [medeverdachte] naar Rotterdam te vervoeren.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte ook van dat feit dient te worden vrijgesproken nu het enige bewijsmiddel voor dit feit, te weten de tapgesprekken, zijn vernietigd en er overigens ook geen drugs bij hem zijn aangetroffen.
5.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich eveneens op het standpunt dat verdachte van alle drie de feiten dient te worden vrijgesproken.
5.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met – zowel de officier van justitie als de raadsman – van oordeel dat verdachte van de drie aan hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken om dezelfde redenen als de officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd..

6.Ten aanzien van de benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich namens de familie van het slachtoffer in het strafproces gevoegd [benadeelde partij] . De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering. Gevorderd wordt een bedrag van € 34.150,- aan materiële en immateriële schade als gevolg van dood van het slachtoffer, hetgeen aan verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd.
Nu verdachte van het aan hem onder feit 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, zal de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. J. Knol en F.M.S. Requisizione, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Zuithoff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2012.