ECLI:NL:RBAMS:2011:BU9793
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in strafzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 april 2011 uitspraak gedaan over verzoeken tot wraking van een rechter-commissaris in een strafzaak. De verzoekers, die verdachten zijn in een strafrechtelijk onderzoek naar een poging tot moord, hebben de wraking ingediend op basis van de stelling dat de rechter het belang van de verdediging om het verhoor van een getuige goed voor te bereiden, ondergeschikt heeft gemaakt aan de organisatie van het verhoor. De verzoekers voerden aan dat de rechter het verhoor liet plaatsvinden in strijd met eerdere rechtbankbepalingen, terwijl het openbaar ministerie wel beschikte over feitelijke verklaringen van de getuige. De rechtbank overwoog dat de beslissing van de rechter om het getuigenverhoor niet aan te houden een processuele beslissing betreft en dat onvrede over deze beslissing op zichzelf onvoldoende grond voor wraking is. De rechtbank concludeerde dat de rechter bij zijn beslissing de belangen van de verdediging en de voortgang van de procedure had afgewogen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de verzoeken tot wraking derhalve moesten worden afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de motivering van de beslissing niet onbegrijpelijk of ondeugdelijk was en dat de rechter zijn taak om de procedure te bewaken serieus had genomen. De verzoeken zijn tijdig ingediend, ondanks dat de verzoekers in een beveiligde penitentiaire inrichting zaten, en de rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de verzoeken bevestigd. De beslissing om de wraking af te wijzen werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering.