Beschikking op het op 10 januari 2011 gedane en onder rekestnummer HA RK 07.2011 ingeschreven verzoek tot wraking van:
[ ],
verzoeker tot wraking,
wonende te [ ],
postadres: [ ]
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], hierna: de rechter, als politierechter belast met de behandeling van een tegen verzoeker bij de rechtbank aanhangige strafzaak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- het door verzoeker op 10 januari 2011 bij de Centrale Balie ingediende verzoekschrift;
- een proces-verbaal terechtzitting van 10 januari 2011;
- het door verzoeker bij e-mail van 7 februari 2011 aan de griffier van de wrakingskamer gerichte verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling;
- de e-mail van 8 februari 2011 van de griffier van de wrakingskamer aan verzoeker waarbij zijn verzoek tot uitstel wordt afgewezen;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 8 februari 2011;
- het bij e-mail van 9 februari 2011 door verzoeker ingediende verzoek tot wraking van de wrakingskamer.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten en niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 februari 2011. Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Gronden van de beslissing
Het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer wordt buiten behandeling gelaten. De gronden van de wraking missen elk verband met de reden waarom de wrakingskamer zitting houdt, namelijk de beoordeling van de gestelde partijdigheid of de schijn daarvan van de rechter. Bovendien worden alle rechters van de rechtbank gewraakt. Het verzoek voldoet daarom niet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en evenmin voorziet de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad in een dergelijk verzoek.
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoeker is verdachte in een bij deze rechtbank onder parketnummer [ ] aanhangige strafzaak.
b) Volgens het proces-verbaal terechtzitting heeft verzoeker bij aanvang van de strafzaak
nadat de zaak tegen verzoeker door de rechter was uitgeroepen, meegedeeld dat hij kort voor aanvang van de terechtzitting het wrakingsverzoek had ingediend.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Verzoeker heeft aan zijn verzoek samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Een advocaat te [ ] moet worden opgeroepen om te getuigen dat de tegen verzoeker ingebrachte beschuldiging onjuist is. Het papier met de naam en adres van deze advocaat is echter door de politie uit handen van verzoeker geslagen. Verzoeker heeft hiervan in diverse stukken melding gemaakt.
2.2 De officier van justitie heeft pas op 29 december 2010 schriftelijk bericht dat de dagvaarding niet zou worden ingetrokken. Hierdoor is er te weinig voorbereidingstijd voor een door klager ingeschakelde advocaat.
2.3 De tenlastelegging is onjuist en de officier van justitie heeft geen grondig onderzoek verricht, hoewel daar door verzoeker herhaaldelijk op aangedrongen is.
2.4 Verzoeker is onder andere op grond van deze redenen van mening dat zijn strafzaak moet worden ingetrokken en door een andere rechtbank moet worden behandeld. De rechter is hiertoe niet bereid. Daarom is zij partijdig.
3. De reactie van de rechter
3.1 De rechter acht verzoeker niet-ontvankelijk. Subsidiair is zij van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het ongegrond is.
3.2 Verzoeker heeft, pas nadat de zaak al was uitgeroepen en zij diens personalia had geverifieerd, bekend gemaakt dat hij voor de aanvang van de zitting het verzoek had ingediend.
3.3 De wraking berust op eerdere, kennelijk negatieve, ervaringen met de rechtbank Amsterdam in een civiele zaak. In eerste instantie beoogde verzoeker ook alle rechters in de rechtbank Amsterdam te wraken. Het wrakingsverzoek is echter aangemerkt als een verzoek om de rechter te wraken die de zaak van verzoeker zou behandelen. Het wrakingsverzoek is ingediend op een tijdstip waarop de rechter verzoeker nog niet had gezien of gesproken; met de civiele zaak van verzoeker heeft zij niets te maken gehad. Er is daarom geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat zij partijdig is. De wraking lijkt overigens eerder gericht tegen de beslissing tot vervolging voor de rechtbank Amsterdam dan tegen de behandeling van zijn zaak door haar, aldus de rechter.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Op grond van de wet dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden
die tot de wraking aanleiding hebben gegeven aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Verzoeker heeft het verzoek voor aanvang van de zitting van de rechter gedaan en heeft daarvan na aanvang van de zitting, naar moet worden aangenomen zodra hij daartoe in de gelegenheid was, melding gemaakt. Onder deze omstandigheden is het verzoek tijdig gedaan.
4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.3 Verzoeker heeft in zijn verzoek in zijn algemeenheid bezwaren geuit, maar heeft niet te kennen gegeven op welke gronden de rechter jegens hem vooringenomenheid zou koesteren.
4.4 Nu ook geen andere feiten of omstandigheden zijn gebleken, moet worden geoordeeld dat de rechter geen grond heeft gegeven voor de vrees dat het haar bij de behandeling van de zaak jegens verzoeker aan onpartijdigheid ontbreekt, zodat het wrakingsverzoek als ongegrond dient te worden afgewezen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de behandeling van de strafzaak van verzoeker met parketnummer [ ] wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. M. van Walraven, M.V. Ulrici en J.A.A.G. de Vries, leden van genoemde kamer, en uitgespro¬ken ter open¬bare terecht¬zitting van 22 februari 2011 in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.