ECLI:NL:RBAMS:2011:BU6471

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV11-5123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van een vlucht en de toepasselijkheid van vervaltermijnen

In deze zaak vorderde eiseres schadevergoeding van de luchtvaartmaatschappij vanwege een vertraging van ongeveer 26 uur op een vlucht van Varadero, Cuba naar Amsterdam, uitgevoerd op 30 december 2006. Eiseres had de luchtvaartmaatschappij eerder aangemaand tot betaling van compensatie, maar de luchtvaartmaatschappij weigerde dit. Eiseres stelde dat de vordering onder de EU-Verordening 261/2004 viel, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat deze niet-ontvankelijk was, omdat deze pas vier jaar na de vlucht was ingediend, terwijl er een vervaltermijn van twee jaar geldt voor vorderingen uit luchtvervoer.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet ontvankelijk was, omdat de vervaltermijn van twee jaar, zoals vastgelegd in artikel 8:1835 BW, was verstreken. De rechter benadrukte dat de overeenkomst tussen partijen gekwalificeerd moest worden als een overeenkomst van luchtvervoer en dat de nationale wetgeving, in dit geval de vervaltermijn, van toepassing was. De kantonrechter verwierp het argument van eiseres dat de vordering onder de EU-Verordening viel en dat de verjaringstermijn vijf jaar zou zijn. De rechter concludeerde dat de vervaltermijn van toepassing was, ongeacht de oorsprong in het Verdrag van Montreal, en dat de rechten uit de Verordening niet op onaanvaardbare wijze werden beperkt door de nationale wetgeving.

Uiteindelijk werd eiseres niet ontvankelijk verklaard in haar vordering en werd zij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de luchtvaartmaatschappij. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1224927 CV EXPL 11-5123
Vonnis van: 1 december 2011
F.no.: 694
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiseres]
[eiseres]
beiden wonende te Amsterdam
eisers
nader te noemen[eiseres]
procederend in persoon
t e g e n
[luchtvaartmaatschappij]
gevestigd te Rijswijk
gedaagde
nader te noemen [luchtvaartmaatschappij]
gemachtigde: mrs. R.L.S.M. Pessers en M. Lustenhouwer
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 21 januari 2011 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het instructievonnis van 1 april 2011;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte waarin de passagiers op de laatstgenoemde producties reageren.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.[eiseres] heeft bij [luchtvaartmaatschappij] een vlucht geboekt van Varadero, Cuba naar Amsterdam, uit te voeren op 30 december 2006 met vertrektijd 17.00 uur en vluchtnummer TFL 712, hierna: de vlucht.
1.2.[eiseres] heeft bij de uitvoering van deze vlucht een vertraging ondervonden van ongeveer 26 uur.
1.3.[eiseres] heeft bij e-mail van 6 januari 2007 geïnformeerd naar de mogelijkheid tot schadevergoeding.
1.4.Arke heeft bij e-mail van 26 januari 2007 aan [eiseres] laten weten niet tot vergoeding van enig bedrag aan compensatie vanwege de vertraging over te zullen gaan.
1.5.[eiseres] heeft [luchtvaartmaatschappij] bij brieven van 1 en 16 november en 7 december 2010, onder verwijzing naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 19 november 2009 (Sturgeon-arrest), tot betaling van € 1.200,00 aan compensatie aangemaand.
1.6.[luchtvaartmaatschappij] is niet tot betaling van compensatie overgegaan.
Vordering en verweer
2.Nooij vordert dat [luchtvaartmaatschappij] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a.€ 1.200,00 aan hoofdsom;
b.€ 42,45 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c.rente over € 1.200,00 vanaf 1 januari 2006;
d.rente over € 42,45 vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis;
e.de proceskosten en nakosten van Nooij, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.Volgens [eiseres] is [luchtvaartmaatschappij] gehouden tot betaling van dit bedrag op de voet van artikel 7 van EU-Verordening 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening).
4.[luchtvaartmaatschappij] betwist tot betaling van het bewuste bedrag aan compensatie te zijn gehouden. [luchtvaartmaatschappij] voert hiertoe onder meer aan dat [eiseres] in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze pas vier jaar na het plaatsvinden van de bewuste vlucht is ingediend, terwijl voor vorderingen als de onderhavige een vervaltermijn geldt van 2 jaar.
Beoordeling
5.[eiseres] heeft aangevoerd dat de vordering die ontstond door het tijdsverlies, wordt geregeld door de Verordening en niet door het Verdrag van Montreal. Daardoor kan de verjaring van de vordering ook niet bepaald worden door de bepalingen uit het Verdrag van Montreal. Nu de Verordening geen bepaling bevat omtrent verjaring is het Nederlandse recht op de vordering van toepassing. Volgens [eiseres] is artikel 8:1835 BW niet van toepassing, omdat dit een codificatie van artikel 35 Verdrag van Montreal is. Op de onderhavige vordering is artikel 3:310 BW van toepassing zodat er een verjaringstermijn geldt van 5 jaar, aldus [eiseres]
6.[luchtvaartmaatschappij] heeft aangevoerd dat er op grond van artikel 35 Verdrag van Montreal danwel artikel 8:1835 BW een vervaltermijn geldt van 2 jaar, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
7.Het beroep van [luchtvaartmaatschappij] op het verstrijken van de vervaltermijn slaagt. Los van de vraag of artikel 35 Verdrag van Montreal op de vordering van [eiseres] van toepassing is, moet de overeenkomst tussen partijen worden gekwalificeerd als een overeenkomst van luchtvervoer in de zin van artikel 8:1390 BW. Op de voet van artikel 8:1835 BW vervalt iedere vordering terzake van een overeenkomst van luchtvervoer na twee jaar vanaf, kort gezegd, de datum van de vluchten. Deze bepaling is daarmee ook van toepassing op vorderingen als de onderhavige tot compensatie op grond van de Verordening. De omstandigheid dat de bewuste vervaltermijn zijn oorsprong vindt in het Verdrag van Montreal staat hieraan op zichzelf niet in de weg. Het Verdrag van Montreal bepaalt niet dat het de nationale wetgever niet vrij zou staan deze vervaltermijn uit te breiden tot gevallen die niet door het Verdrag van Montreal worden bestreken. De kantonrechter ziet in het door [eiseres] aangevoerde geen aanleiding af te wijken van de letterlijke bewoording van artikel 8:1835 BW. Ook de Verordening bevat geen bepalingen die aan toepassing van een in nationale wetgeving neergelegde vervaltermijn als de onderhavige in de weg staan. Gezien de duur van de termijn kan voorts niet gezegd worden dat toepassing van onderhavige vervaltermijn de rechten uit de Verordening op zichzelf onmogelijk maken of op onaanvaardbare wijze zou beperken.
8.Nu de voormelde vervaltermijn op het moment van het instellen van de onderhavige vordering was verstreken, moet [eiseres] in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Stuiting van de termijn was daarbij, nu sprake is van een vervaltermijn, niet mogelijk.
9.Bij deze uitkomst van de procedure zal [eiseres] worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [luchtvaartmaatschappij].
BESLISSING
De kantonrechter:
I.verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in zijn vordering;
II.veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van [luchtvaartmaatschappij] tot op heden begroot worden op € 300,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
III.verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. F. van der Hoek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter