Parketnummer: 13/708070-10 (A) en 13/650429-11 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 28 november 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens [adres] [woonplaats],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Arnhem Noord" te Arnhem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2011.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H. Hoekstra, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.W.P. Beijen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 januari 2010 te Oss, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading,
geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-AMRO bank en/of Geldnet, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of
te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen het aanwezige
personeel in de ABN-AMRO bank te Oss, te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf
de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, is verdachte,
- naar voornoemd pand van de ABN-AMRO bank te Oss is gegaan en/of vervolgens
- heeft/hebben verdachte en/of een van zijn mededader(s) een gat in het
hekwerk geknipt en/of vervolgens is verdachte en/of zijn mededader(s) door
voornoemd gat gegaan en/of vervolgens- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met een steen, in elk geval
met een hard en zwaar voorwerp, een ruit van voornoemde bank ingegooid en/of
ingeslagen en/of vervolgens
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde bank binnengedrongen
en/of vervolgens
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) onder bedreiging met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, geroepen:"Dit is
een overval" en/of "iedereen op de grond" althans woorden van gelijke aard of
strekking en/of vervolgens
- heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders geprobeerd om de kluisruimte
van voornoemde bank te bereiken;
hij op of omstreeks 19 januari 2010 te Oss, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [getuige 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet is hij verdachte (met hoge snelheid) met een
voertuig op een pand ingereden in welke voornoemde [getuige 1] zich op
dat moment bevond;
hij op of omstreeks 19 januari 2010 te Oss, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [getuige 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet is hij
verdachte (met hoge snelheid) met een voertuig op een pand ingereden in welke
voornoemde [getuige 1] zich op dat moment bevond;
hij op of omstreeks 19 januari 2010 te Oss, in elk geval in Nederland, met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte
van een personenauto (merk Renault Laguna, kleur donker blauw, kenteken
[kenteken 1]) , in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[eigenaar auto], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
voornoemde [benadeelde partij] dreigend heeft verzocht om haar sleutels af te
geven en/of hierbij zijn hand in zijn tas hield, waarbij voornoemde
[benadeelde partij] dacht dat hij een wapen vasthield;
hij op of omstreeks 19 januari 2010 te Oss, in elk geval in Nederland[getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[getuige 2] dreigend de woorden toegevoegd :"liggen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en daarbij een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [getuige 2] gricht en/of gericht
gehouden;
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te Landsmeer, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig(e) goed(eren) en/of geld(en)
van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan C1000 Landsmeer, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker van voornoemde C1000 (de heer [medewerker C1000]), te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene
te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, is
verdachte
- naar voornoemde C1000 gegaan en/of vervolgens
- heeft verdachte en/of zijn mederdader(s) een pistool op voornoemde
medewerker van C1000 gericht en/of gericht gehouden en hem gesommeerd de deur
te openen en/of vervolgens
- heeft verdachte en/of zijn mededader(s) een of meerdere malen voornoemde
medewerker van de C1000 (stevig) vastgepakt en/of gehouden en/of vervolgens
- heeft verdachte en/of zijn mededader(s )voornoemde medewerker(aan handen
en/of voeten) vastgebonden met tape en/of vervolgens
- heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (stevig) een voet op de borst van
voornoemde medewerker van de C1000 gezet en/of vervolgens
- heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (wederom) een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde medewerker van de C1000
gericht en doorgeladen en/of vervolgens- heeft verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde medewerker van de C1000
naar een trap gesleept en hem hier achter gelaten;
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te Landsmeer, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of
meerdere politieagenten van het korps Zaanstreek Waterland van het leven te
beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
een of meer malen op voornoemde politieagenten heeft geschoten;
hij op of omstreeks 17 april 2008 te Diemen, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in / uit een voertuig heeft
weggenomen een laptoptas met IBM laptop en/of enkele papieren bescheiden, in
elk geval enig goed toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
een ruit van voornoemd voertuig in te slaan en/of in te gooien;
hij op of omstreeks 7 december 2007 te Diemen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een (winkel)pand (perceel Wilhelminaplantsoen 26) heeft
weggenomen een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer horloge(s) (merken
Guess, Diesel en Fossile) en/of een of meer doos/dozen (Pandora) bedels en/of
een of meer ring(en) en/of collier(s) en/of armband(en), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelierszaak My Time, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [verkoopster My Time] en/of [bedrijfsleidster My Time] en/of
[eigenaar My Time], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te
maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij,verdachte en/of zijn
mededader(s)
- op die [verkoopster My Time] is/zijn afgerend, althans die [verkoopster My Time] op korte afstand
is/zijn genaderd en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp aan die [verkoopster My Time] heeft/hebbben getoond en/of voorgehouden en/of een
telefoon uit de handen van die [verkoopster My Time] heeft/hebben geslagen en/of een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen/in de
(linker)zij, althans tegen het lichaam van die [verkoopster My Time] heeft/hebben gedrukt
en/of gedrukt gehouden en/of die [verkoopster My Time] tegen een muur heeft/hebben gedrukt
en/of gedrukt gehouden en/of tegen die [verkoopster My Time] heeft/hebben geroepen: "Het
geld, waar is het geld", althans woorden van die aard en/of strekking en/of
die [verkoopster My Time] heeft/hebben gedwongen op haar hurken te gaan zitten en/of met
een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp een of meer vitrine(s) in
voornoemd (winkel)pand heeft/hebben geforceerd,
- tegen die [bedrijfsleidster My Time] heeft/hebben geroepen: "Ik heb een pistool", althans
woorden van die aard en/of strekking
en/of
- tegen die [eigenaar My Time] heeft/hebben geroepen: "Ik ga je slaan, ik ga je
slaan", althans (telkens) woorden van die aard en/of strekking en/of eenmaal
of meermalen een slaande en/of zwaaiende beweging in de richting van die
[eigenaar My Time] heeft/hebben gemaakt en/of tegen die [eigenaar My Time] heeft/hebben
geroepen: "Ik heb een pistool, ik schiet, ik schiet", althans woorden van die
(dreigende) aard en/of strekking;
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 maart 2011 te Amsterdam of
elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
enig(e) geld(en) en/of goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren;
hij op of omstreeks 11 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan [koper cocaïne]) of vervoerd
(ongeveer) 1 wikkel (inhoudende ongeveer 0,76 gram) cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op of omstreeks 11 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad 19 wikkels (inhoudende ongeveer 14,39 gram)
cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in
elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt ten tijde van het plegen van de onder 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten. De dagvaarding voor deze feiten dient op grond van artikel 495 Wetboek van Strafvordering te vermelden dat verdachte voor de kinderrechter dient te verschijnen. De rechtbank stelt vast de dagvaarding niet voldoet aan dit vereiste, hetgeen meebrengt dat de dagvaarding in beginsel nietig is. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2000, 112.565) de belangen van de verdachte niet zijn geschaad. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op het feitencomplex, de meerderjarige medeverdachten, de persoon van de verdachte zulks mede tegen de achtergrond van het standpunt van de verdediging dat deze zich niet verzet heeft tegen toepassing van het strafrecht van meerderjarigen voor deze feiten en zij ook overigens geen opmerkingen heeft gemaakt met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding.
Daarenboven overweegt de rechtbank dat op grond van de eisen zoals gesteld in artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering een zaak tegen een minderjarige verdachte voor de meervoudige strafkamer in plaats van voor de enkelvoudige kinderrechter kan worden aangebracht. Nu de kinderrechter aan het onderzoek ter terechtzitting heeft deelgenomen en er sprake is van ernstige complexe feiten die verdachte samen met meerderjarige verdachten heeft gepleegd, is aan de eisen van de wet voldaan. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Voor het overige stelt de rechtbank vast dat de dagvaarding geldig is en de officier van justitie ontvankelijk is en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat door de rechtbank bewezen kan worden verklaard dat verdachte de in zaak A onder 1, 2 primair, 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat verdachte van de onder 5, 6 en 9 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. In zaak B stelt zij zich op het standpunt dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem in zaak A onder 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten en heeft zich in zaak A ten aanzien van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft zaak B betoogt de raadsman dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit en partieel vrijgesproken dient te worden van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.3 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
4.3.1 Ten aanzien van de in zaak A onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
Op 19 januari 2010 omstreeks 12.02 uur heeft een overval plaatsgevonden op het filiaal van de ABN-AMRO bank gelegen aan de Molenstraat te Oss. Aan de achterzijde van het bankfiliaal is een parkeerterrein gelegen, dat is afgesloten door middel van een hek.
De twee daders hebben het parkeerterrein door middel van een gat in het hekwerk betreden. De twee daders liepen naar de zijkant van de bank en hebben vervolgens stoeptegels door een ruit van de bank gegooid.ii
Een van de mannen (NN1) is vervolgens door de gebroken ruit de bank binnengegaaniii en heeft onder bedreiging van een vuurwapen tegen het bankpersoneel geroepen dat het een overval betrof en dat iedereen op de grond moest gaan liggen.iv NN1 heeft vervolgens tevergeefs geprobeerd in de kluisruimte van de bank te komen.v
NN1 heeft hierna de bank verlaten en vervolgens op straat de getuige [getuige 2] onder bedreiging van een vuurwapen toegevoegd: "Liggen". vi
NN1 heeft daarna tegen een voorbijganger, [benadeelde partij], gezegd: "Geef mij je sleutels." waarop hij deze in zijn bezit heeft gekregen en met haar auto, te weten een Renault Laguna, kleur donkerblauw, kenteken [kenteken 1], is weggereden.vii De auto behoort toe aan [eigenaar auto].viii
Kort hierna is NN1 met voornoemde auto uit de bocht gevlogen en een pand aan de Carmelietenstraat binnengereden. Vervolgens is NN1 uit de auto gestapt en weggerend.ix
Door meerdere getuigen wordt gezien dat NN1 een zwarte schoudertas met daarop witte letters bij zich droeg. x
NN2 is direct nadat de ruit van de ABN-AMRO bank werd ingegooid, achtervolgd door de getuige [getuige 3]. Nadat NN2 een zijstraat van de Molenstraat te Oss ingelopen is, is de getuige hem uit het oog verloren.xi
De getuige [getuige 4] verklaart dat hij op 13 januari 2010 tussen omstreeks 01.00 uur en 02.00 uur te Oss heeft gezien dat een man een zwarte scooter uit een personenauto haalde. Volgens [getuige 4] komt deze bromfiets exact overeen met de foto's van de zwarte bromfiets die in het kader van de overval op de ABN-Amro bank op internet zijn geplaatst.xii
De getuige [getuige 5] ziet op 19 januari tussen 10.30 uur en 10.45 uur een taxi komen aanrijden die in totaal ruim anderhalf uur voor zijn woning te Oss heeft gestaan.
NN2 stapt uit deze taxi, pakt uit de kofferbak een zwarte tas met witte letters en praat met NN1 die op een bankje bij een speelveld zit. NN1 rijdt vervolgens op een zwarte scooter weg en NN2 loopt weg in dezelfde richting als NN1. Na ongeveer anderhalf uur komt NN2 aan lopen uit de richting van de Vianenstraat te Oss. De taxi betrof een zilverkleurige Mercedes met kenteken [kenteken 2]. xiii Uit onderzoek blijkt het kenteken op naam te staan van [neef van verdachte], die een neef van verdachte blijkt te zijn.xiv
Op 19 januari 2010 omstreeks 13.04 uur vindt er een politiecontrole plaats ter hoogte van de Euterpelaan te Oss. De bestuurder van een fiets en diegene die achterop zit worden gevraagd om zich te legitimeren.
De bestuurder van de fiets blijkt [getuige 6]. Diegene die achterop zit legitimeert zich als [verdachte], zijnde verdachte. Die persoon draagt enkel een blauwe trui, hetgeen als opvallend wordt gezien nu het een winterse dag betrof.xv
De getuige [getuige 6] verklaart bij de politie dat hij verdachte herkent van een foto als diegene die bij hem op de fiets achterop zat op 19 januari 2010. Die persoon vroeg hem in veiligheid te brengen. Hij wilde de politie mijden. Die persoon heeft ook met de telefoon van [getuige 6] gebeld.xvi Uit onderzoek naar de telefoon van [getuige 6] is gebleken dat verdachte met de telefoon van [getuige 6] op 19 januari 2010 tussen 12.49 uur en 13.12 uur heeft gebeld met familie en bekenden. Om 13.02 uur is met de telefoon van [getuige 6] gebeld naar een vast nummer met als adres: [adres] [plaats]. Op dit adres staan twee broers en de ouders van verdachte ingeschreven. Ook heeft hij gebeld met zijn broer [broer van verdachte]xvii en met [persoon 1] die verdacht wordt van een overval in Groningen.xviii
In de buurt van de ABN-Amro bank, namelijk in de Haarviltstraat te Oss, wordt een zwarte scooter met daarop een pistool van het merk Walther type P99 aangetroffen.xix Het pistool blijkt na onderzoek een gaspistool te zijn.xx In de Klaphekkenstraat te Oss wordt in een zwarte tas met de witte tekst "Didato" en een munitiehouder merk Walther P99 aangetroffen. Ook worden daar een zwarte jas, een grijze onderbroek, een donkerblauwe broek, een blauw petje en een paar zwarte handschoenen aangetroffen.xxi
Uit een glasvergelijkend onderzoek van het NFI van de glasvezels op de hiervoor genoemde jas en tas is gebleken dat het veel waarschijnlijker is dat de deeltjes op de tas en de jas afkomstig zijn van de ruit van voornoemd ABN AMRO bankfiliaal dan van een willekeurig andere ruit.xxii
Op de hiervoor genoemde onderbroek en jas zijn voorts biologische contactsporen aangetroffen. Van de jas zijn twee bemonsteringen genomen, te weten AAAE9411NL#01 (binnenzijde kraag) en AAAE9411NL#02 (binnenzijde rechtermanchet). Op de onderbroek is een spoor veiliggesteld met het identiteitzegel AAAE9412NL#01. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat de sporen met de zegels AAAE9411NL#01 (binnenzijde kraag), AAAE9411NL#02 (binnenzijde rechtermanchet) en AAAE9412NL#01 (onderbroek) matchen met het DNA-profielcluster 10217 waarbij geen kansberekening is gemaakt.xxiii
Een spoor op een handschoen aangetroffen in de Molenstraat te Oss krijgt zegelnummer AAAE9410NL en een spoor op het in de Klaphekkenstraat aangetroffen petje krijgt zegelnummer AAAE9414NL. Een spoor op het hengsel van de Didato tas krijgt het zegelnummer AAAE9417NL. Uit DNA-onderzoek blijkt dat de zegelnummers AAAE9410NL (handschoen) en AAAE9414 (petje) matchen met het DNA-profielcluster 10217. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van deze sporen is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het zegelnummer AAAE9417NL (Didato tas) bevat ook DNA van profielcluster 10217, waarbij geen kansberekening is gemaakt.xxiv
Na de aanhouding van verdachte op 31 maart 2011 is van verdachte wangslijm afgenomen, opgenomen in de databank en vergeleken met in de databank opgenomen sporen. Na vergelijking blijkt dat het referentiemonster met DNA identiteitszegel RAAN2166NL van verdachte overeenkomt met het in de databank onder DNA-profielcluster 20217 opgenomen spoor met DNA identiteitszegel AAAE9414NL (petje).xxv
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 25 maart 2011 aan de [adres] te [woonplaats] zijn twee Didato tassen aangetroffenxxvi.
4.3.2. Ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde feit.
Op 21 april 2008 doet [eigenaar laptop] aangifte van diefstal. Hij komt op 17 april 2008 rond 20:30 uur bij zijn op de [adres] te Diemen geparkeerde auto en ziet dat de achterruit is ingeslagen. Uit zijn auto zijn onder meer een portable computer van het merk IBM, een zwart leren tas en een schrijfmap Generali weggenomen. Deze goederen lagen verborgen in opbergvakken of onder stoelen.xxvii
Twee getuigen hebben verklaard dat zij op 17 april 2008 hebben gezien dat twee mannen met een zwarte integraal helm op een donkerkleurige scooter zijn weggereden en dat de bijrijder de autoruit had ingegooid.xxviii
4.3.3. Ten aanzien van het in zaak A onder 8 ten laste gelegde feit.
Op 7 december 2007 heeft er een gewapende overval plaatsgevonden door een drietal daders op Juwelier "My Time", gevestigd aan het Wilhelminaplantsoen te Diemen.xxix
Getuige [verkoopster My Time] verklaart bij de politie dat zij op 7 december 2007 omstreeks 18.10 uur werkzaam was als verkoopster bij juwelier My Time te Diemen. Zij wilde de winkel afsluiten toen er plotseling drie mannen de winkel binnenkwamen. Een van de drie mannen had een vuurwapen in zijn hand. Deze man sloeg de telefoon uit haar handen, drukte vervolgens een pistool in haar zij en drukte haar tegen de muur. Zij hoorde hem zeggen: "Het geld, waar is het geld". Zij maakte de kassalade open en de man heeft vervolgens al het papiergeld uit de kassalade gepakt. Tegelijkertijd hoorde zij glasgerinkel en zag zij dat door de twee andere daders de vitrinekasten waarin sieraden lagen, werden kapot geslagen . Twee van de drie daders zijn volgens haar mogelijk van Marokkaanse afkomst. Vervolgens hoorde zij een scooter wegrijden.xxx
De bedrijfsleidster [bedrijfsleidster My Time] kwam op 7 december 2007 omstreeks 18.20 uur de winkel binnen. Zij zag een man staan die met een hamer op een kast van Guess aan het slaan was. De hamer had een houten steel en een grote metalen vierkante kop.
Een andere man probeerde met zijn elleboog een vitrinekast van Diesel kapot te slaan.
Vervolgens liepen de mannen naar buiten naar een scooter terwijl één van hen riep: "Ik heb een pistool". Twee van de drie mannen kwamen waarschijnlijk uit Marokko.
De volgende goederen zijn verdwenen:
- een geldbedrag van ongeveer € 800,- vanuit de kassa;
- 28 Guess Horloges;
- vier dozen met Pandora Bedels van zilver;
- horloges van het merk Diesel;
- horloges van het merk Fossile;
- zilveren sieraden van het merk Fossile, ringen, colliers en armbanden;
- zilveren sieraden van het merk Ti Sento;
- stalen en titanium armbanden van het merk Bos.xxxi
[eigenaar My Time] is samen met zijn broer eigenaar van My Time in Diemen.
Op 7 december 2008 zat hij rond 18.20 uur in de juwelierszaak Puttman waar hij ook eigenaar van is. Deze juwelierszaak is aangrenzend aan de juwelierszaak My Time. Zijn broer zag op de monitor dat de winkel van My Time kort en klein werd geslagen. Vervolgens ging [eigenaar My Time] naar de winkel My Time toe en zag dat een man een pistool gericht had op medewerkster [verkoopster My Time] die gehurkt bij de kassa zat. Een andere man was met een hamer vitrines aan het inslaan en een derde man vulde een zak met sieraden. Toen de daders naar buiten kwamen zei een van de mannen met een Marokkaans accent: "Ik ga je slaan, ik ga je slaan". Een van de andere mannen zei met een Marokkaans accent: "Ik heb een pistool, ik schiet, ik schiet". Alle drie de daders stapten op één scooter en reden weg.
4.3.4. Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde feit.
Bij verdachte zijn tijdens de insluitingsfouillering op 11 maart 2011 te Amsterdam in een sok van zijn broeksband 10 wikkels aangetroffen met daarin wit poeder, vermoedelijk cocaïne.xxxii
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 11 maart 2011 wikkels met daarin cocaïne bij zich had.xxxiii
Na onderzoek blijkt dat de bij verdachte aangetroffen poeder, in totaal 7,73 gram weegt en cocaïne bevat.xxxiv
4.4. Het oordeel van de rechtbank
4.4.1. Bewijsoverweging ten aanzien van de in zaak A onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie gaat er vanuit dat de persoon die in de diverse processen-verbaal wordt aangeduid als NN1, verdachte betreft. De verdediging heeft hierover geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van NN1 als volgt.
De getuige [getuige 2] verklaart over NN1 die hij als eerste door het hekwerk van de parkeerplaats van het ABN-AMRO filiaal ziet kruipen en even later richting het in het hekwerk gemaakte gat ziet springen. Even later ziet hij NN1 op straat in de buurt van het bankgebouw lopen. [getuige 2] ziet dat NN1 een blauw petje en een zwart linnen reclametas draagt met daarop witte letters. Vervolgens richt NN1 een pistool op hem en roept hierbij: "Liggen".xxxv Op de beelden van de camera die gericht is op de centrale hal van de bank en een gedeelte van de openbare weg, de Molenstraat te Oss, is te zien dat een persoon op de openbare weg in de richting van een geparkeerde auto rende. Deze persoon draagt een jas met een lichtkleurige capuchon en een petje en stapt aan de bestuurderszijde in waarna de auto uit beeld verdwijnt.xxxvi Op de foto's die de getuige [getuige 2] van NN1 heeft gemaakt, is te zien dat verdachte een blauwe pet draagt en een donkere jas met een grijze capuchon. Ook is op deze foto's te zien dat NN1 witte gympen met roze veters draagt.xxxvii De persoon die op 19 januari 2010 rond 13.00 uur door de politie wordt gecontroleerd, draagt eveneens gympen met roze veters.xxxviii
De getuige [getuige 5] ziet op 19 januari 2010 tussen 10.30 uur en 10.45 uur een taxi aankomen rijden, die vervolgens anderhalf uur stil staat, waarop een persoon bij de taxi aankomt en in de taxi stapt. Daarna rijdt de taxi weg.xxxix Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat uit DNA-onderzoek blijkt dat op het petje dat op de Klaphekkenstraat te Oss is aangetroffen materiaal van verdachte aanwezig was.xl
Op grond van het bovenstaande in onderlinge samenhang beschouwd neemt de rechtbank aan dat de persoon die in het dossier als NN1 wordt beschreven verdachte betreft. De rechtbank acht niet goed denkbaar dat verdachte degene is geweest die per taxi kort na de overval is vertrokken, nu hij daarna nog is aangetroffen in Oss en dan, zittend achterop de fiets bij [getuige 6], de politie wil vermijden.
4.4.2 Het oordeel over het in zaak A onder 1 ten laste gelegde feit :
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het zich in het dossier bevindende bewijsmateriaal bewezen kan worden verklaard. Met name het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op kleding die gebruikt is bij de overval en het feit dat verdachte kort na de overval te Oss is staande gehouden is naar de mening van de officier van justitie doorslaggevend.
De verdediging heeft zich met betrekking tot feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard op grond van de hiervoor onder 4.1.2. opgesomde bewijsmiddelen.
4.4.3. Het oordeel over het in zaak A onder 2 ten laste gelegde feit :
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard aangezien verdachte door zijn roekeloze rijgedrag op de koop toe heeft genomen dat diegene die zich in het winkelpand aan de Carmelietenstraat bevond als gevolg van het door verdachte veroorzaakte ongeval zou kunnen komen te overlijden.
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden vrijgesproken aangezien verdachte niet het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De getuige [getuige 1] verklaart bij de politie dat hij in zijn makelaarskantoor aan de Carmelietenstraat te Oss aan het werk was toen hij de piepende banden van een auto hoorde aankomen. Vervolgens zag hij een auto die met een te hoge snelheid reed en de bocht verkeerd nam. Volgens [getuige 1] had de bestuurder waarschijnlijk de binnenbocht willen nemen maar daarin niet slaagde vanwege een tegenligger en uit de buitenbocht vloog. [getuige 1] heeft zich op tijd in veiligheid kunnen brengen voordat de auto, met verdachte als bestuurder, de glazen schuifpui van het makelaarskantoor in is gereden. Verdachte is daarna weggerend. De getuige [getuige 2] hoort piepende banden en een harde klap. De getuige [getuige 7] ziet dat NN1 met piepende banden wegrijdt en met hoge snelheid richting de Carmelietenstraat rijdt. De getuige [getuige 8] ziet NN1 slingerend over de weg rijden voordat hij de winkelruit van het makelaarskantoor inrijdt.
In deze zaak staat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte met hoge snelheid uit de bocht is gevlogen en tegen een pand is aangereden, waarbij geen gewonden zijn gevallen. De verdachte heeft in deze zaak geen verklaring afgelegd en ook heeft de politie geen technisch onderzoek verricht naar de toedracht van het ongeluk, de staat van onderhoud van de auto en het rijgedrag van andere weggebruikers.
Hierdoor is het niet duidelijk geworden onder welke omstandigheden het ongeluk heeft plaatsgevonden en kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [getuige 1] het leven zou laten dan wel ernstig gewond zou kunnen raken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ten aanzien van de poging tot doodslag alsmede van de poging tot zware mishandeling vrijspreken.
4.4.4. Het oordeel ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte het onder
3 ten laste gelegde feit heeft begaan nu verdachte dreigend tegen het slachtoffer [benadeelde partij] heeft gezegd: "Geef mij je autosleutels" terwijl hij zijn hand in een tas hield waardoor het slachtoffer veronderstelde dat verdachte over een vuurwapen beschikte.
De raadsman heeft ter terechtzitting aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat er geen bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden aangezien verdachte heeft gezegd "Geef mij je sleutels" en zijn hand in een plasticzak heeft gehouden. Dit vormt in alle redelijkheid geen bedreiging met geweld op grond waarvan het slachtoffer gedwongen werd om haar auto af te geven. Voor dit feit dient dan ook vrijspraak te volgen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het slachtoffer [benadeelde partij] ging op 19 januari 2010 naar de bank om geld te pinnen toen zij luid glasgerinkel hoorde en iemand hoorde zeggen: "Dit is een overval". Vervolgens liep zij naar haar auto met in haar rechterhand haar autosleutels. Op dat moment kwam een jongen naar haar toelopen die haar toeriep: "Geef mij je sleutels". Toen hij dit vroeg had hij zijn hand in een zwarte tas. Dit kwam bij de getuige bedreigend over omdat zij dacht dat er mogelijk een wapen in die tas zat. Uit angst hiervoor heeft zij haar autosleutels naar verdachte toegegooid.xli Op grond van het voorgaande, mede in aanmerking genomen dat er zojuist een bankoverval had plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat zij werd bedreigd met een vuurwapen en dat verdachte dit vuurwapen ook daadwerkelijk zou gebruiken.
De rechtbank acht de onder 3 ten laste gelegde afpersing door verdachte dan ook bewezen.
4.4.5. Het oordeel ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde feit
De officier van justitie acht het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen op grond van de getuigenverklaring van [getuige 2].
De verdediging refereert zich ten aanzien van dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht dit feit bewezen op grond van de onder 4.3.1. opgesomde bewijsmiddelen.
4.4.6. Het oordeel ten aanzien van de in zaak A onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze feiten.
4.4.7. Het oordeel ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde feit:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 7 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard. Het doorslaggevende bewijsmiddel is het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op een envelop die in de buurt lag van een laptoptas.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte van het onder 7 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en overweegt hiertoe als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen staat niet aangeven waar de envelop lag ten opzichte van de laptoptas. Hierdoor kan niet met zekerheid worden gezegd dat de envelop en de laptop van dezelfde diefstal afkomstig zijn. Daarbij komt dat er geen afzonderlijk DNA-rapport is opgemaakt ten aanzien van het op de envelop aangetroffen bloedspoor. De bijlage waarin staat dat er een match is met het DNA van verdachte en het aangetroffen DNA op de envelop kan niet tot bewijs dienen nu deze onvoldoende is onderbouwd en onvoldoende controleerbaar is.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Op 19 april 2008 doet de politie een onderzoek naar aangetroffen goederen bij een elektriciteitshuisje ter hoogte van de Archimedeslaan te Amsterdam. De goederen bestonden hoofdzakelijk uit een hoop verspreide papieren en een akte-laptoptas. Ook lag er een envelop
waarop zich bloed bevond en welke is veiliggesteld.xlii Op deze envelop stond vermeld Generali en was geadresseerd aan [eigenaar laptop].xliii Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de envelop die op 19 april 2008 is aangetroffen van dezelfde diefstal afkomstig is als de laptop nu de op de envelop vermelde naam overeenkomt met de naam van de eigenaar van de laptop, te weten [eigenaar laptop].
Op de envelop is een druppel bloed veiliggesteld onder zegelnummer AGM586xliv.
In het overzicht van matchende profielen die bij NFI staan geregistreerd onder DNA-profielcluster 10217 staat dat zegelnummer AGM586 overeenkomt met DNA-profielcluster 10217 en dat het een volledig profiel betreft en dat de frequentie van het DNA- profiel is berekend op kleiner dan één op één miljard.xlv
Uit het DNA-rapport van 31 maart 2011 blijkt vervolgens dat het DNA verkregen uit het wangslijmvlies van verdachte matcht met profielcluster 10217.xlvi Tenslotte blijkt uit een proces-verbaal van bevindingen dat uit NFI-onderzoek dat het spoor met zegelnummer AGM586 overeenkomt met DNA-profielcluster 20217.xlvii
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, aannemelijk is geworden dat de druppel bloed op voornoemde envelop, het DNA bevat van verdachte.
De rechtbank acht het onder 7 ten laste gelegde dan ook bewezen.
4.4.8. Het oordeel ten aanzien van het in zaak A onder 8 ten laste gelegde feit:
De officier van justitie stelt dat op basis van de getuigenverklaringen en het aangetroffen DNA-materiaal op alle vitrines van juwelier My Time bewezen kan worden verklaard dat verdachte juwelier My Time met twee anderen heeft overvallen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 8 ten laste gelegde feit en voert hiertoe het volgende aan. Het onderliggende DNA-rapport vermeldt dat de zegels ECA855 tot en met ECA860 met elkaar matchende profielen zijn die aan één man toebehoren.
Van deze profielen wordt geen melding gemaakt of het enkelvoudige profielen betreft of dat het gemengde profielen betreft en ook wordt er geen kansberekening vermeld hetgeen wel gebruikelijk is in dergelijke rapporten. Weliswaar staat in de databank vermeld dat het zegel ECA860 enkelvoudig DNA bevat en een match oplevert met profielcluster 10217 met kansberekening van 1 op 1 miljard maar het onderliggende rapport geeft onvoldoende onderbouwing hiervoor. De gegevens uit de databank kunnen dan ook niet voor het bewijs worden gebruikt nu het onderliggende rapport hiervoor onvoldoende onderbouwing biedt.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In de juwelier My Time zijn op in totaal 6 stukgeslagen vitrines bloedsporen aangetroffen.
De vitrines zijn genummerd van A tot en met F en de aangetroffen bloedsporen zijn veiliggesteld onder de volgende zegelnummers: ECA855 (A); ECA856 (B); ECA857 (C); ECA858 (D); ECA859 (E) en ECA860 (F).xlviii
In het DNA-rapport van 18 maart 2008 wordt gesteld dat voornoemde zegelnummers van de vitrines A tot en met F toebehoren aan één persoon zonder dat daarbij wordt gezegd of het enkelvoudige of mengprofielen betreft. Alleen het DNA van vitrine F met zegelnummer ECA860 (F) wordt opgenomen in de DNA-databank.xlix
In het overzicht van matchende profielen die bij het NFI staan geregistreerd onder DNA-profielcluster 10217 staat dat zegelnummer ECA860 (F) overeenkomt met DNA-profielcluster 10217 en dat het een volledig profiel betreft en dat de frequentie van het DNA- profiel kleiner dan één op één miljard is.l Uit het DNA-rapport van 31 maart 2011 blijkt vervolgens dat het DNA verkregen uit het wangslijmvlies van verdachte matcht met profielcluster 10217.li Ten slotte blijkt uit NFI-onderzoek dat het spoor met zegelnummer ACE860 (F) overeenkomt met DNA-profielcluster 20217.lii
Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat op de vitrines A tot en met F het DNA van verdachte is aangetroffen. Nu verdachte daarvoor geen alternatieve verklaring heeft gegeven, moet het ervoor worden gehouden dat het bloed van verdachte in de vitrines is gekomen tijdens de overval. De rechtbank acht het onder 8 ten laste gelegde feit dan ook bewezen.
4.4.9. Het oordeel ten aanzien van het in zaak A onder 9 ten laste gelegde feit:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 9 ten laste gelegde feit.
4.4.10 Het oordeel ten aanzien van de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beiden feiten bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte rijdt als bestuurder samen met medeverdachte [medeverdachte] op een scooter. Op een gegeven moment zet verdachte [medeverdachte] af en waarna [medeverdachte] vervolgens een wikkel met cocaïne verkoopt aan ene [koper cocaïne]. Bij zowel [medeverdachte] als verdachte is een geldbedrag aangetroffen en wikkels met cocaïne. Ook zijn er meerdere telefoons aangetroffen hetgeen gebruikelijk is bij dealers.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten het verkopen van 1 wikkel cocaïne aan [koper cocaïne]. Verdachte zat samen met [medeverdachte] op de scooter en zet hem op een gegeven moment af en wacht op [medeverdachte]. Als zij vertrekken wisselen zij van plek en is het [medeverdachte] die hard doorrijdt om aan aanhouding van de politie te ontkomen. Nu uit de bewijsmiddelen geen bewuste en nauwe samenwerking volgt kan het medeplegen van verdachte en [medeverdachte] niet worden bewezen en zal verdachte dienen te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit en partieel dienen te vrijgesproken van de 9 wikkels cocaïne die [medeverdachte] bij zich had.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen wordt beschreven dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen op een scooter zitten. Gezien wordt dat de scooter stopt en [medeverdachte] afstapt en dat verdachte ongeveer 20 meter verder rijdt. Gezien wordt dat [medeverdachte] een klein voorwerp aan [koper cocaïne] geeft en dat [koper cocaïne] een geldbiljet overhandigd. Vervolgens worden [koper cocaïne], [medeverdachte] en verdachte aangehouden. Bij [koper cocaïne] wordt 1 wikkel cocaïne aangetroffen en bij [medeverdachte] en verdachte worden respectievelijk 9 en 10 wikkels met cocaïne aangetroffen. De wikkels van verdachte en [medeverdachte] zijn beiden verpakt in een sok en bevestigd aan de broekriem. Zowel [koper cocaïne] als [medeverdachte] verklaren niets over de rol van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de cocaïne voor een groep vrienden had gekocht omdat zij die avond uitgingen in Amsterdam en dat ieder hiervoor een bedrag heeft ingelegd.
Uit het voorgaande blijkt weliswaar dat aanwijzingen bestaan dat verdachte en [medeverdachte] samen cocaïne aan het dealen waren maar dat er zich onvoldoende bewijs in het dossier bevindt om van een bewuste en nauwe samenwerking te kunnen spreken. Het gegeven dat beide op eenzelfde scooter komen aanrijden en stoppen, de medeverdachte afstapt en kennelijk drugs verkoopt en beide weer wegrijden en zich hetzelfde een tweede keer herhaalt, acht de rechtbank onvoldoende voor de bewuste nauwe samenwerking. Gelet hierop kan de rechtbank de lezing van de feiten door verdachte niet uitsluiten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 1 en verdachte partieel vrijspreken van de 9 wikkels cocaïne die [medeverdachte] bij zich had.
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde feit
op 19 januari 2010 te Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan de ABN-AMRO bank en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen het aanwezige personeel in de ABN-AMRO bank te Oss, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- naar voornoemd pand van de ABN-AMRO bank te Oss is gegaan en vervolgens
- zijn verdachte en zijn mededader door een gat in het hekwerk gegaan en vervolgens
- hebben verdachte en zijn mededader met een hard en zwaar voorwerp een ruit van voornoemde bank ingegooid en vervolgens
- zijn verdachte en zijn mededader voornoemde bank binnengedrongen en vervolgens
- hebben verdachte en zijn mededader onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geroepen: "dit is een overval" en "iedereen op de grond" en vervolgens
- hebben verdachte en zijn mededaders geprobeerd om de kluisruimte van voornoemde bank te bereiken;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit
op 19 januari 2010 te Oss, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk Renault Laguna, kleur donker blauw, kenteken [kenteken 1]), toebehorende aan [eigenaar auto], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde [benadeelde partij] dreigend heeft verzocht om haar sleutels af te geven en hierbij zijn hand in zijn tas hield, waarbij voornoemde [benadeelde partij] dacht dat hij een wapen vasthield;
ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde feit
op 19 januari 2010 te Oss, [getuige 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [getuige 2] dreigend toegevoegd: "liggen" en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [getuige 2] gericht;
ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde feit
op 17 april 2008 te Diemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een voertuig heeft weggenomen een laptoptas met IBM laptop en enkele papieren bescheiden, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte de goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak door een ruit van voornoemd voertuig in te slaan en/of in te gooien;
ten aanzien van het in zaak A onder 8 ten laste gelegde feit
op 7 december 2007 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand (perceel Wilhelminaplantsoen 26) heeft weggenomen een geldbedrag en horloges (merken Guess, Diesel en Fossile) en dozen Pandora bedels en ringen en colliers en armbanden, toebehorende aan Juwelierszaak My Time, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [verkoopster My Time] en/of [bedrijfsleidster My Time] en/of [eigenaar My Time],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en zijn mededaders.
- op die [verkoopster My Time] zijn afgerend en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [verkoopster My Time] hebben getoond en een telefoon uit de handen van die [verkoopster My Time] hebben geslagen en op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de linkerzij van die [verkoopster My Time] hebben gedrukt en die [verkoopster My Time] tegen een muur hebben gedrukt en tegen die [verkoopster My Time] hebben geroepen: "Het geld, waar is het geld" en met een hamer vitrines in voornoemd winkelpand hebben geforceerd, en
- tegen die [bedrijfsleidster My Time] hebben geroepen: "Ik heb een pistool" en
- tegen die [eigenaar My Time] hebben geroepen: "Ik ga je slaan, ik ga je slaan" en tegen die [eigenaar My Time] hebben geroepen: "Ik heb een pistool, ik schiet, ik schiet";
ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde
hij op 11 maart 2011 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 10 wikkels inhoudende 7,73 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 en in zaak B onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], alsmede van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de strafeis van de officier van justitie aanzienlijk te matigen aangezien niet alle door de officier van justitie bewezen geachte feiten door verdachte zijn begaan. Daarnaast dient de rechtbank rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte ten tijde van de feiten 7 en 8 in zaak A 16 jaar respectievelijk 17 jaar oud was. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met het feit dat bij de bankoverval te Oss sprake was van een poging en niet van een voltooid delict.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen gepoogd een bank te overvallen en een gewapende overval gepleegd op een juwelier. Bij de bankoverval zijn naast personeel ook voorbijgangers op straat met geweld bedreigd, heeft verdachte onder bedreiging de autosleutels van een voorbijganger afgenomen en is verdachte vervolgens met haar auto weggereden. Bij de overval op de juwelier is een van de verkoopsters gedurende enkele minuten onder schot gehouden. Deze handelwijze heeft enorme impact gehad op de slachtoffers en heeft de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
De werkwijze van verdachte en zijn mededaders getuigt van een geraffineerde werkwijze en van een gedegen voorbereiding. Zo werd een in Duitsland gestolen scooter ingezet voor de overval in Oss en werd bij de overval in Diemen van te voren de juwelierszaak in de gaten gehouden.
Tevens heeft verdachte zich in 2008 schuldig gemaakt aan de diefstal van een laptop uit een auto waardoor bij de benadeelde overlast is veroorzaakt.
Ten slotte heeft verdachte 10 wikkels met cocaïne aanwezig gehad. Cocaïne vormt een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid en het gebruik gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit.
Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor de veiligheid, integriteit en de eigendom van anderen, maar lijkt alleen uit te zijn geweest op zijn eigen belang, ongeacht de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Ook zijn houding ter terechtzitting heeft geen blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen.
Blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 september 2011 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. In deze zaak acht de rechtbank echter bewezen dat verdachte ernstige strafbare feiten heeft begaan in 2007 en 2008 zodat verdachte enige tijd strafbare feiten pleegt en niet gezien kan worden als een first offender.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bij de bepaling van de straf, gelet op de ernst van de onder 7 en 8 bewezen verklaarde feiten, het volwassen strafrecht zal worden toegepast.
De rechtbank zal echter bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met de omstandigheid dat verdachte ten tijde van de het plegen van de overval op de juwelier My Time pas de leeftijd van 16 jaren had bereikt en ten tijde van de diefstal van de labtop de leeftijd van 17 jaar had bereikt.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank een langdurige vrijheidsbenemende vrijheidstraf op zijn plaats. De rechtbank is echter wel van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat de rechtbank de ten laste gelegde poging doodslag niet bewezen acht, aanleiding bestaat bij de straftoemeting aanzienlijk af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [benadeelde partij], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak A onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert deze op € 450,- (vierhonderdenvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 285, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 2 primair/subsidiair, 5, 6 en 9 en in zaak B onder
1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 3, 4, 7 en 8 en in zaak B onder 2
ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vooraf gegaan en vergezeld van bedreiging van geweld, gepleegd om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en voor te bereiden en om, bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder c van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie jaar).
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [benadeelde partij], wonende op het adres [adres] [plaats], toe tot een bedrag € 450,- (vierhonderdenvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat een bedrag van € 450,- (vierhonderdenvijftig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 9 (negen) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een geldbedrag van € 375,-, bestaande uit biljetten van 6 x € 50,- , 2 x € 20,-, 3 x € 10,-,
1 x € 5,- (4020874).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en A.C. Schaafsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2011.
Mr. A.E.J.M. Gielen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii p. 10008-10009, p. 10054, p. 10074-10075, zaaksdossier Oss
iii p. 10054, p. 10074-10075, zaaksdossier Oss
iv p. 10063-10064, p. 10078-10079, zaaksdossier Oss
v p. 10079, zaaksdossier Oss
vi p. 10061-10062, zaaksdossier Oss
vii p. 10012, zaaksdossier Oss
viii p. 10011, zaaksdossier Oss
ix p. 10018, zaaksdossier Oss
x p.10055 en p. 10135, zaaksdossier Oss
xi p.10075, zaaksdossier Oss
xii p. 10152-10153, zaaksdossier Oss
xiii p. 10146-10148, zaaksdossier Oss
xiv p. 10170, zaaksdossier Oss
xv p. 10198- 10200, zaakdossier Oss
xvi p. 20013 en p.20016, zaaksdossier Oss
xvii p. 10361-10364, zaaksdossier Oss
xviii p. 0000 A, zaaksdossier Groningen
xix p. 10044, zaaksdossier Oss
xx p. 10348, zaaksdossier Oss
xxi p. 10351, zaaksdossier Oss
xxii p. 10328-10330, zaaksdossier Oss en p. 10331- 10337, zaaksdossier Oss
xxiii p. 10328-10330, zaaksdossier Oss en p. 10338-10343, zaaksdossier Oss
xxiv p. 10299 en p. 10306-10308, zaaksdossier Oss
xxv p. 10101-10105, persoonsdossier verdachte
xxvi p. 10030, persoonsdossier verdachte
xxvii p. 10001-10005, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xxviii p. 10006, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xxix p. 00002, zaaksdossier overval Juwelier My Time
xxx p. C3 15-18, zaaksdossier overval Juwelier My Time
xxxi p. C3 19-23, zaaksdossier overval Juwelier My Time
xxxii p. 00009 en p. 000080, dossier in zaak B
xxxiii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2011.
xxxiv Een verslag d.d. 15 maart 2011nummer 370N11 van dr. P. Hommerson, forensisch expert, in de zaak tegen de verdachte [medeverdachte].
xxxv p. 154-155, zaaksdossier Oss
xxxvi p. 10180-10181, zaaksdossier Oss
xxxvii p. 00017 en p. 10059
xxxviii p. 10199
xxxix p. 10146
xl p. 10104
xli p. 10012, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xlii p. 10007, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xliii p. 10008, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xliv p. 10011, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xlv p. 10025, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xlvi p. 10101-10102, persoonsdossier verdachte
xlvii p. 10027, zaaksdossier Diefstal uit auto te Diemen
xlviii p. C3, 62, zaaksdossier overval Juwelier My Time
xlix p. C3, 89, zaaksdossier overval Juwelier My Time
l p. 100, zaaksdossier overval Juwelier My Time
li p. 10101-10102, persoonsdossier verdachte
lii p. 10014, zaaksdossier overval Juwelier My Time