1.1. [gedaagde] heeft op 7 december 2009 met [naam provider] twee overeenkomsten afgesloten ter zake mobiele telefoonaansluitingen voor een periode van twee jaar. Het betreft tweemaal een ‘Hi bel&sms € 35,- 2 jaar’-abonnement plus tweemaal een ‘Hi eindeloos online 12 mnd € 2,50 2 jaar’-abonnement.
1.2. Aan [gedaagde] zijn bij het afsluiten van de overeenkomst twee mobiele telefoons verstrekt met een waarde van € 400,00 per stuk.
1.3. Op de overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van toepassing.
1.4. [naam provider] heeft [gedaagde] facturen gezonden. [gedaagde] heeft deze onbetaald gelaten. [naam provider] heeft daarop eerst de aangeboden diensten buiten gebruik gesteld en vervolgens, toen ondanks aanmaningen betaling uitbleef, de overeenkomsten ontbonden.
1.5. [gedaagde] heeft op 29 december 2009 aangifte gedaan van oplichting door enkele jongens die [gedaagde] diverse malen zouden hebben bewogen om telefoonabonnementen af te sluiten.
1.6. Op 10 januari 2010 heeft de maatschappelijk werker van [gedaagde] een brief aan [naam provider] gestuurd met daarbij een kopie van het proces-verbaal van de aangifte. In de brief van de maatschappelijk werker is het volgende opgenomen:
“Mijn cliente mw. [gedaagde] is op 7 december vorig jaar onder valse voorwendselen 7 telefoonabonnementen aangegaan waarvan 2 bij jullie. (…) Mw. [gedaagde] is 22 jaar en heeft een moeilijke jeugd gehad. Om deze reden is ze extra kwetsbaar en makkelijk beïnvloedbaar door mensen die niet het beste met haar voor hebben. Ze is sinds 2007 in begeleiding bij Begeleid Wonen Amsterdam en we werken samen aan haar weerbaarheid waarbij ze ook vooruitgang boekt maar soms gaat het toch mis zoals in dit geval. (…)”
1.7. Bij brief van 4 februari 2010 heeft [naam provider] gereageerd op deze brief. [naam provider] heeft in deze brief gesteld dat [gedaagde] ongeacht de bedreiging/oplichting verantwoordelijk blijft voor de kosten van de mobiele aansluitingen.
1.8. Bij brief van 6 mei 2010 heeft de gemachtigde van [gedaagde] zich beroepen op vernietiging van de overeenkomsten.
1.9. [gedaagde] heeft een rapport overgelegd van een psychiatrisch onderzoek uit mei 2009. De behandelend psychiater van [gedaagde] verklaart daarin als volgt:
“Chronische somberheidklachten ontstaan in de puberteit, in de winter meer uitgesproken dan in de zomer. Passend bij een dysthyme stoornis. Sociaal fobische klachten zijn voor een groot deel in remissie geraakt en onderliggend lijkt er sprake van een borderline persoonlijkheidsstructuur bij een ernstig verwaarloosd meisje, dochter van een psychotische moeder.”
1.10. [naam provider] heeft de vordering gecedeerd aan [eiseres].
1.11. [gedaagde] is door [eiseres] aangemaand tot betaling van de achterstand op 22 april, 3, 11 en 18 mei en 2 en 9 juni, 9 september 2010.