ECLI:NL:RBAMS:2011:BT8402

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV10-13361
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie wegens vertraging van een vlucht en de toepassing van de vervaltermijn

In deze zaak vorderden eisers compensatie van gedaagde wegens een vertraging van meer dan 12 uur van een vlucht die op 4 juli 2006 zou vertrekken van Amsterdam naar Kuala Lumpur. De eisers, die in totaal zes vliegtickets hadden gekocht, maakten aanspraak op een schadevergoeding van € 600,00 per persoon, in totaal € 3.600,00. Gedaagde weigerde echter om tot vergoeding over te gaan, wat leidde tot een rechtszaak. De eisers stelden dat gedaagde gehouden was tot betaling op basis van de EU-Verordening 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Gedaagde voerde aan dat de vordering van eisers niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat deze pas vier jaar na de vlucht was ingediend, terwijl er een vervaltermijn van twee jaar geldt voor dergelijke vorderingen. De kantonrechter oordeelde dat het beroep van gedaagde op het verstrijken van de vervaltermijn slaagde. De rechter stelde vast dat de overeenkomst tussen partijen gekwalificeerd moest worden als een overeenkomst van luchtvervoer, waarvoor de vervaltermijn van toepassing was. De rechter benadrukte dat stuiting van de termijn niet mogelijk was en dat de onbekendheid van eisers met de termijn niet relevant was.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter eisers niet ontvankelijk in hun vordering en veroordeelde hen in de proceskosten aan de zijde van gedaagde. De kosten werden begroot op € 900,00 aan salaris voor de gemachtigde, inclusief btw. De beslissing werd uitgesproken op 24 maart 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1144935 CV EXPL 10-13361
Vonnis van: 24 maart 2011
F.no.: 568
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
1. [eiser 1],
wonende te Vleuten,
2. [eiser 2],
wonende te Vleuten,
3. [eiser 3],
wonende te Vleuten[eiser 5],
wonende te Vleuten,
5. [eiser 5],
wonende te Nieuwegein,
6. [eiser 6],
wonende te Nieuwegein,
eisers,
nader gezamenlijke te noemen: [eisers].,
gemachtigde: A.M. Mangal,
t e g e n
de naamloze vennootschap
[gedaagde],
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. A.K. Sjouw.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 6 april 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 16 juni 2010;
- de conclusie van repliek met producties;
- de incidentele conclusie van [gedaagde] tot aanhouding tot na wijzen arrest Hof van Justitie van de Europese Unie met producties;
- de conclusie van antwoord in incident;
- het (tussen)vonnis van 27 oktober 2010;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de reactie op de laatstgenoemde producties van [eisers].
De zaak staat thans weer voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten en omstandigheden
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
a. [eisers]. heeft in mei 2006 zes vliegtickets gekocht van [gedaagde] voor een (retour)vlucht van Amsterdam naar Kuala Lumpur. De heenvlucht zou vertrekken op 4 juli 2006 om 21.00 uur. [eisers]. heeft bij de uitvoering van deze vlucht een vertraging ondervonden van meer dan 12 uur.
b. [eisers]. heeft bij (fax)brief van 28 juli 2006 aanspraak gemaakt op een (schade)vergoeding vanwege deze vertraging van € 600,00 per persoon, in totaal € 3.600,00.
c. [gedaagde] heeft bij brief van dezelfde datum aan [eisers]. laten weten niet tot vergoeding van enig bedrag aan compensatie vanwege de vertraging over te zullen gaan.
d. [eisers]. heeft [gedaagde] bij brief van 2 maart 2010, onder verwijzing naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 19 november 2009 (Sturgeon-arrest), opnieuw tot betaling van het voormelde bedrag aan compensatie gemaand.
e. [gedaagde] is niet tot betaling van compensatie overgegaan.
Vordering en verweer
2. [eisers]. vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.600,00 aan hoofdsom, vermeerderd met haar proceskosten.
3. Volgens [eisers]. is [gedaagde] gehouden tot betaling van dit bedrag op de voet van artikel 7 van EU-Verordening 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening).
4. [gedaagde] betwist tot betaling van het bewuste bedrag aan compensatie te zijn gehouden. [gedaagde] voert hiertoe onder meer aan, dat [eisers]. in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu deze pas vier jaar na het plaatsvinden van de bewuste vlucht is ingediend, terwijl voor vorderingen als de onderhavige een vervaltermijn geldt van 2 jaar.
Beoordeling
5. Het beroep van [gedaagde] op het verstrijken van de vervaltermijn slaagt. Anders dan [eisers]. heeft doen betogen, kan in dit geval niet worden uitgegaan van de verjaringstermijn van 5 jaar van artikel 3:307 BW, nu de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van luchtvervoer in de zin van artikel 8:1390 BW. Op de voet van artikel 8:1835 BW vervalt iedere vordering terzake van een dergelijke overeenkomst door verloop van twee jaren na de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming, de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of van de onderbreking van het luchtvervoer. Deze termijn was op het moment van het indienen van de onderhavige vordering reeds geruime tijd verstreken. Stuiting van de termijn was daarbij, nu sprake is van een vervaltermijn, niet mogelijk.
6. [eisers]. moet derhalve in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De omstandigheid dat [eisers]. feitelijk niet bekend was met de voormelde termijn en door [gedaagde] ook niet nadrukkelijk op het bestaan van deze termijn is gewezen, maakt dit niet anders. Ook de omstandigheid dat het voormelde Sturgeon-arrest pas na het verstrijken van de termijn werd gewezen, is niet voldoende om af te kunnen doen aan de werking van de vervaltermijn. [eisers]. had om zijn vorderingsrechten zeker te stellen tijdig dienen te dagvaarden. Dat hij dit niet heeft gedaan, dient voor zijn risico te blijven.
7. Bij deze uitkomst van de procedure zal [eisers]. worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], met uitzondering van de kosten in het incident, waarover reeds bij incidenteel vonnis werd beslist.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart [eisers]. niet ontvankelijk in zijn vordering;
II. veroordeelt [eisers]. in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 900,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
III. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. F. van der Hoek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.