vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
Sector Kanton
Zaaknummer: 1283191 KK EXPL 11-817
Vonnis van: 10 oktober 2011
F.no.: 113
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
[eiser]
wonende te Amsterdam
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.W. Brantjes
[gedaagde]
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. H.J. Bronsgeest
Bij dagvaarding van 22 september 2011 heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 3 oktober 2011 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. [gedaagde] is vertegenwoordigd door mevrouw [naam] (managing director Noord-Nederland) en de heer [naam] (finance director), bijgestaan door haar gemachtigde.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1. [eiser], momenteel 29 jaar oud, is op 1 november 2008 in dienst getreden bij [gedaagde] als Trainee Human Resources. Per 1 mei 2009 heeft hij de stap gemaakt naar Consultant en per 1 januari 2011 is hij benoemd tot Senior Consultant. [eiser] is werkzaam binnen de discipline Sales & Marketing in de vestiging in Amersfoort.
1.2. Het huidige salaris bedraagt € 3.300,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag, bonus en overige emolumenten.
1.3. Artikel 10 lid 1 van de laatstelijk geldende arbeidsovereenkomst luidt:
Tenzij anderszins schriftelijk overeengekomen, is het werknemer niet toegestaan gedurende een periode van twaalf maanden na de beëindiging van het dienstverband binnen Nederland, direct of indirect, zowel voor eigen rekening als ten behoeve van derden, in dienstverband of anderszins, in enigerlei vorm:
i) werkzaam of betrokken zijn in of bij enige onderneming met activiteiten op het terrein gelijk aan of anderszins concurrerend met dat van werkgever op het terrein van Finance en/of op het gebied waar werknemer de laatste twaalf maanden van het dienstverband werkzaam in is geweest.;
ii) activiteiten te verrichten ten behoeve van of contacten te onderhouden met bestaande, danwel voormalige relaties of kandidaten van werkgever met wie werknemer in contact is geweest gedurende de laatste twaalf maanden van het dienstverband;
iii) werknemers van werkgever te benaderen en/of weg te lokken.
1.4. Artikel 11 luidt:
Geheimhouding
Werknemer is verplicht zowel tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst als na beëindiging daarvan tot volledige geheimhouding van al hetgeen hij/zij in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst zowel ten aanzien van de werkzaamheden als ten aanzien van de organisatie, of daarbij werkzame personen, dan wel klanten van werkgever ter kennis is gekomen, inclusief doch niet beperkt tot de inhoud van contracten, gegevens van cliënten, kandidaten, accounts of financiële situatie van werkgever.
2. [eiser] vordert, zakelijk weergegeven, het voormelde non-concurrentiebeding met onmiddellijke ingang te schorsen of te matigen aldus dat het hem is toegestaan op
1 november 2011 bij [naam nw. werkgever] in dienst te treden.
3. [eiser] stelt, kort samengevat, dat hij door het non-concurrentiebeding uit art. 10 sub i) ernstig in zijn belangen wordt geschaad en dat [gedaagde] geen gerechtvaardigd belang heeft bij het in stand houden van het beding. Het geheimhoudingsbeding uit art. 11 beschermt de belangen van [gedaagde] in voldoende mate.
4. Volgens [eiser] staat hij aan het begin van zijn carrière. In zijn functie van Senior Consultant heeft hij bij [gedaagde] weinig of geen doorgroeimogelijkheden. Bovendien zijn er niet veel hoger geplaatste collega’s van wie hij kan leren. Hij zoekt meer intellectuele uitdaging. [eiser] stelt met plezier bij [gedaagde] te hebben gewerkt. Het ontbreekt daar nu echter aan een constant en consequent beleid. Er zijn veelvuldige personele veranderingen, hetgeen de nodige consequenties heeft voor de sfeer op de werkvloer en veel onrust veroorzaakt.
5. [eiser] stelt zich genoodzaakt te voelen om carrièremogelijkheden buiten [gedaagde] te onderzoeken, reden waarom hij met [naam nw. werkgever] is gesprek is geraakt. Volgens [eiser] kan [naam nw. werkgever] hem wel intellectuele uitdaging en een stabiele werkomgeving bieden. Hij zou daar de mogelijkheid krijgen om als Recruitment Consultant een bijdrage te leveren aan het opzetten van een nieuwe business unit in Nederland op het gebied van Sales & Marketing. Er zijn de komende jaren voldoende doorgroeimogelijkheden. Daarnaast biedt [naam nw. werkgever] hem gunstiger algemene arbeidsvoorwaarden en een hoger bruto maandsalaris dan [gedaagde]. Eveneens is van belang dat hij bij [naam nw. werkgever] werkzaam zou zijn binnen zijn woonplaats Amsterdam. Die mogelijkheid is door [gedaagde] niet geboden, althans niet concreet.
6. [eiser] stelt voorts dat zijn belang om elders zijn carrière voort te kunnen zetten zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij instandhouding van het non-concurrentiebeding. Bij [naam nw. werkgever] zou hij een gelijke functie krijgen, maar met een ander takenpakket en andere verantwoordelijkheden, in een andere regio. Hij is niet geschoold om in een andere branche werkzaam te zijn en hij ambieert ook geen functie buiten de werving en selectiebranche waarin hij thans werkzaam is. Handhaving van het non-concurrentiebeding betekent dat hij het komende jaar geen andere dan zijn huidige functie kan uitoefenen. [naam nw. werkgever] neemt hem in dat geval niet aan.
7. [gedaagde] voert, kort samengevat, ten verwere aan geen enkel teken van ongenoegen van [eiser] te hebben ontvangen. De personeelsmutaties hadden van doen met de economische ontwikkelingen, maar zijn inmiddels achter de rug. [gedaagde] betwist dat de carrière van [eiser] bij haar op een dood spoor zat. Anders dan bij [naam nw. werkgever] kon hij Manager worden en bovendien heeft zij hem aangeboden om op haar kantoor in Amsterdam op de afdeling Sales & Marketing te komen werken. Volgens [gedaagde] houdt zij [eiser] graag in dienst.
8. [gedaagde] betwist dat een functie bij [naam nw. werkgever] voor [eiser] een verbetering zou inhouden. Hij zou een hoger basissalaris ontvangen, maar geen leaseauto en slechtere bijkomende arbeidsvoorwaarden. [naam nw. werkgever] hanteert bovendien een veel zwaarder non-concurrentiebeding. De beoogd leidinggevende bij [naam nw. werkgever] zal [eiser] inhoudelijk minder kunnen bieden dan zijn huidige superieur.
9. [gedaagde] wijst erop dat [naam nw. werkgever] een directe concurrent is. [naam nw. werkgever] poogt ook andere werknemers te ronselen. Het concurrentiebeding bevat een alleszins redelijke bescherming van haar belangen. Het is [eiser] toegestaan om in dienst van [naam nw. werkgever] te treden, maar niet in de discipline Finance – haar grootste peiler – en in de discipline waarin hij gedurende de laatste 12 maanden werkzaam is geweest. [eiser] kent alle bedrijfsgeheimen en is op de hoogte van de klantenlijsten en de prijsstellingen. Dat gaat niet alleen om de expertise van het kantoor in Amersfoort; alle kantoren van [gedaagde] werken nauw met elkaar samen.
10. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
11. Uitgangspunt moet zijn dat [eiser] gebonden is aan het in rov. 1.3 genoemde non-concurrentiebeding. [gedaagde] heeft het beding consequent in de opvolgende contracten met [eiser] opgenomen, laatstelijk nog in dat van 14 december 2010. [eiser] is bekend met het fenomeen: ook in een functie bij [naam nw. werkgever] zal hem een non-concurrentiebeding worden voorgelegd. [gedaagde] heeft voorts voldoende onderbouwd dat het beding haar bedrijfsbelangen dient. De markt voor werving en selectie is sterk competitief en voor de hand ligt dat zij haar kennis van het werkveld, haar contacten en haar (financiële) strategie zoveel mogelijk in huis wil houden.
12. Daartegenover staat echter dat het non-concurrentiebeding [eiser] sterk beperkt in zijn arbeidsmobiliteit. Dat hij belang heeft bij mobiliteit heeft hij voldoende onderbouwd. [eiser] is 29 jaar oud; [gedaagde] is zijn eerste echte werkgever. Begrijpelijk is dat hij na 3 jaar toe is aan een nieuwe stap in zijn loopbaan, binnen de discipline Sales & Marketing waarin hij zijn kennis en ervaring heeft opgebouwd. Dat [gedaagde] hem een voldoende uitdagende kans heeft willen bieden, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Onweersproken is integendeel dat [naam nw. werkgever] [eiser] het perspectief geeft om een nieuwe afdeling Sales & Marketing op te zetten, waarin hij meer leiding zal kunnen geven dan in het door [gedaagde] geboden kader. Onvoldoende weersproken is ook dat zich bij [gedaagde] veel mutaties hebben voorgedaan en dat [naam nw. werkgever] [eiser] meer stabiele begeleiding zal kunnen bieden. Tenslotte staat vast dat [eiser] bij [naam nw. werkgever] een hoger basissalaris zal ontvangen.
13. De belangen van [eiser] wegen echter niet zonder meer zwaarder dan die van [gedaagde]. Voor de hand ligt immers dat [naam nw. werkgever] in [eiser] geïnteresseerd is omdat hij als talentvol geldt én omdat hij haar ontbrekende kennis op het gebied van Sales & Marketing kan bieden. Die bedrijfskennis beoogt [gedaagde] te beschermen met het non-concurrentiebeding, dat [eiser] heeft aanvaard. Op [eiser] rust wel de in rov. 1.4 opgenomen geheimhoudingsplicht, maar die is voor [gedaagde] niet eenvoudig te handhaven. De omstandigheid dat [gedaagde] zelf ook onder haar concurrenten ronselt, maakt de belangenafweging niet wezenlijk anders. Voldoende staat vast dat dat niet ongebruikelijk is in de branche, waarbij er kennelijk vanuit wordt gegaan dat de hobbel van een non-concurrentiebeding in of buiten rechte wel genomen wordt. Dat is echter mede afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
14. Alles afwegende kan met voldoende zekerheid worden aangenomen dat de bodemrechter de werking van het non-concurrentiebeding zal matigen, gezien de belangen van [eiser] om zich te kunnen verbeteren.Vooruitlopend daarop wordt de werking van het beding gedeeltelijk geschorst ten aanzien van het onderdeel i). Het is [eiser] dus toegestaan na beëindiging van het dienstverband met [gedaagde] bij [naam nw. werkgever] in dienst te treden, maar hij heeft zich te onthouden van activiteiten die verband houden met zijn huidige werk bij Michale Page. [eiser] heeft geen ontheffing van het relatiebeding uit art. 10 sub ii) gevorderd, hetgeen met zich meebrengt dat hij zich daarnaast gedurende 12 maanden dient te onthouden van contacten met relaties van [gedaagde] met wie hij zelf een zakelijke relatie heeft gehad.
15. Er bestaan gronden om de kosten van het geding te compenseren.
I. schorst de werking van art. 10 sub i) van de arbeidsovereenkomst tussen partijen aldus dat het geacht wordt gedurende 12 maanden na de beëindiging van het dienstverband tussen partijen geen werking te hebben buiten de regio waarin hij zijn huidige werkzaamheden bij [gedaagde] verricht, totdat de bodemrechter bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis anders zal hebben beslist;
II. wijst af het meer of anders gevorderde;
III. compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. F. van der Hoek, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter