RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/3922 WOB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen,
verweerder,
gemachtigde Th.P.P. Broek.
Bij besluit van 18 mei 2010 (primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) informatie te verstrekken, afgewezen.
Bij besluit van 7 augustus 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juni 2011. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Op 26 april 2010 heeft eiser verweerder verzocht om informatie te verstrekken met betrekking tot de vraag aan hoeveel van de 45, in het jaar 2008 ontdekte, fraudeurs na
31 december 2008 op enig moment weer een bijstandsuitkering is toegekend of van wie de bijstandsuitkering is gecontinueerd na ontdekking van de fraude.
1.2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe verwezen naar het advies van de Commissie Bezwaarschriften van de gemeente Diemen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verweerder het verzoek van eiser terecht heeft afgewezen. Verweerder houdt geen registratie bij van de gegevens waarom eiser heeft verzocht. De Wob verplicht verweerder niet om informatie te vergaren.
1.3. Eiser heeft, kort gezegd, in beroep aangevoerd dat verweerder een deel van de verzochte informatie over 2008 aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid diende te verstrekken op grond van artikel 4 van de Regeling statistiek WWB en bijlage 5 Model Statistiekformulier Bijstandsfraudestatistiek, zodat verweerder daarvoor een document heeft opgemaakt. Verder rust op verweerder in deze procedure op grond van artikel 8, eerste lid van de Wob een vergaringsplicht. Door koppeling van de systemen is de informatie eenvoudig en tegen lage kosten te verkrijgen. Inmiddels hebben andere gemeenten voldaan aan een soortgelijk verzoek. Er dient een belangenafweging plaats te vinden tussen het belang van de vrijheid van meningsuiting en het discriminatieverbod. Door de gevraagde informatie niet te verstrekken, handelt verweerder in strijd met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden EVRM, met name voor wat betreft de vrijheid van meningsuiting en het verbod op discriminatie, aldus eiser.
2. Het wettelijk kader - voor zover van belang - luidt als volgt.
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Wob vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
2.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
b. kennisneming van de inhoud toe te staan;
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of;
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
3.1. Het informatieverzoek van eiser is op te splitsen in twee onderdelen.
4. Voor wat betreft het eerste onderdeel van het informatieverzoek, dat ziet op de vraag aan hoeveel van de 45 fraudeurs na 31 december 2008 weer een bijstandsuitkering is toegekend, is niet in geschil dat daarover geen documenten bestaan.
4.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, onder verwijzing naar het door hem overgenomen advies van de Commissie Bezwaarschriften, voldoende toegelicht dat het antwoord op deze vraag van eiser niet is te achterhalen anders dan door onderzoek van alle individuele uitkeringsdossiers van de gemeente Diemen. De rechtbank is van oordeel dat de Wob niet voorziet in een dergelijke vergaringsplicht. Dat eiser stelt dat de vergaring van die informatie eenvoudig is en tegen relatief lage kosten kan plaatsvinden, maakt dat niet anders. Anders dan eiser stelt, is artikel 8, eerste lid van de Wob hier niet van toepassing, omdat die bepaling betrekking heeft op informatie die een bestuursorgaan uit eigen beweging geeft en niet op informatie op verzoek, zoals hier aan de orde is (zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 maart 2009, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ nummer BH5505).
4.2. Ook kan eiser niet worden gevolgd in zijn grief dat sprake is van discriminatie omdat andere gemeenten op zijn verzoek wel de gevraagde informatie hebben verstrekt over bijstandsfraude. Van enige vorm discriminatie van eiser is de rechtbank niet gebleken. Dat gemeenten verschillend met eisers verzoek zijn omgegaan, is door eiser niet in relatie gebracht met bijvoorbeeld zijn geslacht, nationaliteit, ras of seksuele voorkeur. Evenmin is gebleken dat eiser hierdoor in zijn vrijheid van meningsuiting is geraakt, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daarin is belemmerd. Het enkel niet voldoen aan een verzoek om informatie is daartoe ontoereikend. Eisers stelling dat sprake is van schending van artikel 10 van het EVRM wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd.
5. Het tweede onderdeel van het informatieverzoek betreft de vraag van hoeveel van de 45 fraudeurs in verweerders gemeente na 31 december 2008 de bijstanduitkering is gecontinueerd.
5.1. Niet in geschil is dat verweerder het antwoord op deze vraag heeft moeten geven aan de minster van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 4 van de Regeling statistiek WWB. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder op dit tweede onderdeel van het verzoek dan ook kunnen en moeten reageren met het toezenden van de verzochte informatie, met inachtneming van de in artikel 10 van de Wob genoemde belangen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard niet te hebben onderzocht of deze informatie nog bij verweerder voorhanden is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit ten onrechte heeft nagelaten.
6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Nu verweerder bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar meerdere mogelijkheden heeft, niet alleen om het primaire besluit tot weigering van de informatie te herroepen maar ook om met inachtneming van de weigeringsgronden van de Wob aan integrale openbaarmaking beperkingen te stellen, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8 De rechtbank zal bepalen dat verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht ter hoogte van € 150,00 dient te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 150,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Riem, voorzitter, mrs. C.J. Polak en P.H.A. Knol, leden, in aanwezigheid van mr. S. Vosse-Pirs, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB