RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/5581 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. M. Rijser,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde B.A. Veenendaal.
Bij besluit van 4 oktober 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres gedurende twee maanden verrekend met door haar ontvangen alimentatie.
Bij besluit van 5 november 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2011. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door een tolk, de heer M. Kasmi. Verweerder is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigde. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek heropend. Partijen hebben de rechtbank vervolgens toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
1. Feiten / omstandigheden
1.1. Eiseres is van Marokkaanse afkomst en heeft vier kinderen. Zij ontvangt sinds 28 september 1999 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder verhoogd met een toeslag van 20%, laatstelijk ingevolge de Wet Werk en Bijstand (WWB). In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering is gebleken dat eiseres in Marokko alimentatie ontvangt. Verweerder heeft deze alimentatie verrekend met de door eiseres te ontvangen uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Standpunten van partijen
2.1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de door eiseres ontvangen alimentatie als inkomen kan worden aangemerkt dat verrekend kan worden met de bijstandsuitkering. Het standpunt van eiseres dat zij gelet op de in Marokko van kracht zijnde deviezenbeperking niet over de ontvangen alimentatie kan beschikken, deelt verweerder niet. Verweerder verwijst hiertoe naar een eerdere uitspraak van deze rechtbank, naar een uitspraak van een rechtbank in Al Hoceima te Marokko, naar de "Circulaire de l'Office des Changes nº 1606 van 21 september 1993 en naar informatie verkregen van de attaché Sociale Zaken in Marokko.
2.2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij eenmaal per jaar een bedrag aan alimentatie van haar ex-partner ontvangt. Dit bedrag ontvangt zij via een cheque die zij van een advocaat krijgt, waarmee zij de gelden van een bankrekening kan halen. Marokko kent een deviezenbeperking op grond waarvan het voor een Marokkaans burger verboden is Marokkaans geld naar het buitenland te exporteren. Het Office des Changes is verantwoordelijk voor de beoordeling van de vraag of een bepaalde som geld mag worden geëxporteerd, hetgeen slechts in uitzonderlijke gevallen wordt toegestaan. Eiseres heeft een verzoek tot opheffing van het verbod ingediend, maar er zal geruime tijd verstrijken voor hier een antwoord op zal komen. In de tussenliggende periode kan zij niet beschikken over de alimentatiegelden die zij in Marokko ontvangt. Nu zij, gelet op de deviezenbeperking, niet over deze gelden kan beschikken kan geen sprake zijn van een voorliggende voorziening en kan de alimentatie niet worden aangemerkt als inkomen in de zin van de WWB.
3.1. Ingevolge artikel 58, derde lid, van de WWB is het college bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande drie maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand.
3.2. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de WWB worden tot de middelen gerekend alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
3.3. Ingevolge artikel 32, eerste lid, van de WWB – voor zover hier van belang – wordt onder inkomen verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze betreffen uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek danwel naar zijn aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen en betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
4.1. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres in Marokko alimentatie ontvangt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de betreffende alimentatie kan worden aangemerkt als inkomen, zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de WWB.
4.2. Uit de stukken is gebleken dat de rechtbank van Al Hoceima (Marokko) op 3 januari 2006 uitspraak heeft gedaan omtrent de hoogte van de door eiseres te ontvangen alimentatie. Hieruit volgt – kort gezegd – dat eiseres recht heeft op een bedrag van 3400 Marokkaanse dirham per maand. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet over het geld kan beschikken wegens de geldende deviezenbeperking van Marokko. Eiseres heeft wel een aanvraag tot export van de alimentatie gedaan bij het daartoe bevoegde ‘Office des Changes’.
4.3. Uit de stukken is voorts gebleken dat verweerder de attaché Sociale Zaken in Marokko om meer informatie omtrent de geldende deviezenbeperking heeft gevraagd. Deze attaché is vervolgens naar het ‘Office des Changes’ gegaan en heeft zich daar laten informeren over de deviezenbeperking. De attaché heeft vervolgens onderstaande informatie gegeven:
‘Mijn collega [collega] en ik zijn hedenochtend bij de ‘Office des Changes’ geweest. Voor de alimentatie is geen beperking, sterker nog de banken hier in Marokko hebben geen toestemming nodig om deze transactie te verrichten. Dit is geregeld in circulaire no. 1606 van 21-09-1993 van de dienst deviezenverkeer, waarin staat dat alle pensioenen voor familie onderhoud kunnen worden gestort op een buitenlandse rekening indien er een rechterlijke uitspraak is. Het maakt ook niet uit hoe hoog het over te maken bedrag.’
4.4. Uit de bovengenoemde ‘Circulaire de l’Office des Changes nº 1606 van 21 september 1993 blijkt – voor zover hier van belang – het volgende.
‘Erkende intermediaire banken, treasury-diensten en postkantoren hebben toestemming om op verzoek van hun klanten bedragen over te boeken voorzover het betreft:
- bijdragen voor de kosten der huishouding en alimentatie verschuldigd op grond van een rechterlijke uitspraak.
Deze overboekingen mogen aan buitenlandse begunstigden worden gedaan hetzij door middel van overmaking door de bank hetzij door middel van een bankcheque op hun naam, op basis van facturen, kostendeclaraties of ieder ander document dat de hoogte van de uitgave of opeisbaarheid van de schuld aantoont.’
4.5. Gelet op hetgeen is bepaald in de circulaire is de rechtbank van oordeel dat eiseres wel in staat is te beschikken over de haar toekomende alimentatiegelden. Nu eiseres voorts heeft aangegeven deze gelden aan te wenden om in haar levensonderhoud en dat van haar kinderen te voorzien, overweegt de rechtbank dat sprake is van inkomen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de WWB, dat op grond van artikel 31, eerste lid, van de WWB tot de middelen dient te worden gerekend. Verweerder was dan ook bevoegd om, op grond van artikel 58, derde lid, van de WWB, de door eiseres ontvangen alimentatie te verrekenen met door haar (te) ontvangen bijstand.
4.6. Gelet op het bovenstaande kan het bestreden besluit in rechte standhouden en zal de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling danwel een vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. Rombouts, rechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Wevers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB