Parketnummers: 13/660917-10 (Promis); 13/410472-09 (tul); 13/443189-08 (tul).
Datum uitspraak: 31 mei 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Zwaag” te Zwaag. De voorlopige hechtenis is bij afzonderlijke beslissing van 18 mei 2011 opgeheven.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2011. De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer 13/660918-10.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J. van der Heijden en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Jeeninga, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 september 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet één of meerdere malen (met een vuurwapen) (gericht) op het hoofd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, welke vooromschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een
diefstal met braak en/of verbreking en/of in vereniging, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 08 september 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meerder malen (met een vuurwapen) (gericht) op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] te schieten;
2.
hij op of omstreeks 08 september 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere juwel en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders:
- de deur van (de) juwelierszaak ([juwelier]) heeft/hebben opengebroken/ingeslagen en/of
- één of meerdere malen heeft/hebben geroepen "overval, overval" en/of
- (vervolgens) één of meerdere malen (met een vuurwapen) (gericht) heeft/hebben geschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) één of meerdere etalages en/of de toonbank heeft/hebben ingeslagen;
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is bij haar requisitoir kennelijk uitgegaan van de tenlastelegging zoals deze nog luidde op 29 november 2010. De dagvaarding waarop deze beschuldiging stond, is echter op 2 december 2010 ingetrokken en daarbij is de tenlastelegging gewijzigd van een poging tot moord tot een poging tot doodslag vergezeld van een diefstal met braak ten laste gelegd zoals hierboven weergegeven. De officier van justitie voert het volgende aan.
Op de camerabeelden van supermarkt Dirk van den Broek van 9.47.19 uur is, kort voorafgaand aan de overval, waargenomen dat een persoon zich ophoudt in de directe omgeving van de juwelier [juwelier]. Deze persoon draagt een regenbroek in combinatie met donkere schoenen. Om 10.10.33 uur komt een bromfiets aanrijden in de richting van de Hudsonstraat. Een vrijwel identieke regenbroek is later in de kelderbox van medeverdachte [medeverdachte] in beslag genomen. Meerdere getuigen verklaren kort na de overval dat er op de vluchtscooter drie personen zaten die donkere kleding droegen. Via verschillende getuigen leidt het spoor van deze vluchtscooter met daarop de drie personen naar de [A-straat].
Een anonieme getuige, op wiens aanwijzingen de verdachten worden aangehouden en door wie wordt aangewezen waar iets in de struiken was weggestopt, ziet een combinatie van twee lopende jongemannen en twee jongens op een scooter. Ze waren alle vier in het donker gekleed. Op de kop van het blok is een steegje. Daar gooit de kleinste van de twee lopende jongens een pakje in de struiken en loopt vervolgens het steegje in. De getuige ziet de grotere jongen de straat oversteken en een box inlopen. Kort daarna komt de kleinere jongen uit het steegje vandaan met zijn regenpak onder zijn arm en verdwijnt in diezelfde box.
Verdachte en zijn medeverdachte worden aangehouden terwijl zij aan het zoeken zijn in de bewuste struiken. Bij een doorzoeking in de kelderbox worden een donkere jas, een donkere regenbroek en twee horloges, die van de overval afkomstig blijken te zijn, aangetroffen. Op de in beslag genomen regenbroek is in de broeksband een mengprofiel aangetroffen waarvan de nevenkenmerken, zonder statistische onderbouwing, matcht met het profiel van verdachte. Het hoofdprofiel behoort de medeverdachte toe.
Onder de zwarte gymschoenen die verdachte bij zijn aanhouding droeg, is glas aangetroffen, waarvan gesteld kan worden dat de resultaten van het glasvergelijkend onderzoek uitwijzen dat het veel waarschijnlijker is wanneer het glas afkomstig is van de vernielde ruit van de juwelier [juwelier] dan van een willekeurige ander ruit.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de donkere jas, die in de kelderbox in beslag is genomen, van verdachte is. Op die jas wordt op de kraag en de manchetten een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte. Bovendien worden er op de jas glasresten aangetroffen waarvan gesteld kan worden dat de resultaten van het glasvergelijkend onderzoek hebben uitgewezen dat het veel waarschijnlijker is wanneer het glas afkomstig is van de vernielde ruit van [juwelier] dan van een willekeurige andere ruit.
Deze jas kan op basis van DNA-onderzoek, glas en schotresten in verband met de plaats delict worden gebracht. Mede gezien zijn lengte is zijn rol als schutter eveneens vast is komen te staan. De in de juwelierswinkel aanwezige aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de schutter - door de aangever omschreven als een korte jongen, ongeveer 1.65 meter - met het wapen direct en gericht op hem begon te schieten. Dit wordt bevestigd door [slachtoffer 2]. Hiermee staat de opzet op de dood van [slachtoffer 1] onomstotelijk vast. Gelet op het meebrengen van een geladen wapen en de duidelijke rolverdeling tussen de daders is er sprake geweest van voorbedachte rade.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de twee voorwaardelijke veroordelingen en omzetting van beide tenuitvoerleggingen van een werkstraf in een gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het hem ten laste gelegde, nu het wettig en overtuigend bewijs van daderschap ontbreekt.
Op basis van verklaringen van zowel de aangevers als een ooggetuige is het een gegeven dat de drie daders een helm droegen. Uit de beschrijving van verbalisant [verbalisant], die in de buurt een scooter heeft zien rijden met drie personen, waarbij de achterste persoon een zwart petje droeg, kan niet worden afgeleid dat hij de drie daders van de overval zou hebben gezien; dat weet hij ook niet. Later wordt in de omgeving waar verdachte wordt aangehouden, in de bosjes een zwart petje gevonden. Geen van de drie daders heeft echter ten tijde van de overval of ten tijde van de vlucht een petje gedragen. Het gegeven dat verdachte contact heeft gehad met (één van) de drie daders, getuige zijn bezit van twee gestolen horloges, verklaart wellicht ook de uitkomsten van de technische onderzoeken op de in beslag genomen kleding en/of schoeisel. De uitkomsten van die technische onderzoeken leiden echter niet naar verdachte als dader. Uit het DNA-onderzoek blijkt dat het DNA-hoofdprofiel in de regenbroek niet van verdachte afkomstig is. Met betrekking tot de jas geldt dat deze niet onder verdachte in beslag is genomen, maar in de box van het perceel [A-straat nr.]. Er is op de jas niet alleen DNA van verdachte aangetroffen. Op grond van hetzelfde DNA-onderzoek moet worden geconcludeerd dat naast verdachte minimaal twee andere personen de jas moeten hebben gedragen. Dit onderzoek geeft dan ook geen uitsluitsel of verdachte tijdens de overval de jas heeft gedragen. Ook het aantreffen van schotresten op deze jas betekent niet dat verdachte degene is geweest die de jas heeft gedragen, toen er werd geschoten. Zelfs in het geval er wel een relatie zou zijn tussen de jas en verdachte, dient er rekening te worden gehouden met secundaire overdracht. In de rapportage wordt dan ook geen uitspraak gedaan over het wel of niet schieten met een vuurwapen door verdachte. In de toelichting op haar onderzoek, meldt het NFI dat het aantal aan te treffen deeltjes kan variëren van nul tot enkele duizenden. Op de linkermouw van de jas van [verdachte], die overigens rechtshandig is, zijn drie deeltjes aangetroffen, die gelinkt kunnen worden met een schietproces.
In de rechterschoen van verdachte is één glasdeeltje aangetroffen dat overeenkomt met het glas van de juwelier, maar juist het aantreffen van slechts één glasdeeltje is zeer opmerkelijk. Gelet op de modus operandi is het vrijwel onmogelijk dat daarbij slechts één glasdeeltje in de schoenzool achterblijft. Het schoenspooronderzoek heeft uitgewezen dat de afdruk van de schoenen van verdachte niet overeenkomen met de op de plaats delict aangetroffen schoensporen. Ten slotte is van belang dat de schoenen van verdachte zijn gefotografeerd waarbij te zien is dat deze schoenen opvallende kleuren hebben. Zowel uit de afgedrukte foto’s als uit de camerabeelden blijkt dat de getoonde schoenen niet de kleuren vertonen van de schoenen van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte tijdens de overval op juwelier [juwelier] op 8 september 2010 aldaar als (mede)dader en schutter aanwezig is geweest.
De officier van justitie heeft benadrukt dat de verschillende bewijsmiddelen niet afzonderlijk van elkaar, maar in samenhang en in onderling verband beschouwd moeten worden. Uit het samenstel van al deze elementen volgt dat het niet anders kan dan dat verdachte als een van de daders én als schutter in de juwelierszaak [juwelier] aangemerkt moet worden, aldus de officier van justitie.
De raadsman daarentegen heeft betoogd dat de afzonderlijke elementen van de bewijsmiddelen verdachte niet plaatsen als dader en schutter op de plaats delict. Het optellen van deze elementen maakt niet dat verdachte wél als dader en schutter aangewezen kan worden, aldus de raadsman.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 8 september 2010 is [slachtoffer 1] het slachtoffer geworden van een zeer gewelddadige overval, waarbij meermalen met een vuurwapen is geschoten.
De rechtbank stelt vast dat van de overvallers geen specifiek signalement gegeven kon worden. Zo wordt door getuigen slechts gesproken over een langere en een kleinere dader met donkere kleding. Drie personen rijden direct na de overval weg op een scooter zonder kenteken en met een tas, bruin en een beetje grijs gekleurd. Zij droegen alle drie een zwarte helm, aldus getuige [getuige 1]. Getuige [getuige 2] ziet dat een van de personen een witte helm en twee personen een donkere helm dragen. Dit is omstreeks 10.15 uur in de ochtend. Op beveiligingsbeelden die uitkijken op het pleintje aan de achterzijde van de plaats delict is één persoon met een regenbroek waargenomen met een lichte streep ter hoogte van de knie.
De politie volgt de daders op hun vermoedelijke vluchtroute. Hierbij zijn de verdachten niet continu in beeld geweest. Een anonieme getuige zegt blijkens het proces-verbaal van bevindingen om 10.55 uur dat hij iets opvallends heeft gezien. Bij de rechter-commissaris zegt hij dat dit niet om 10.55 uur is geweest maar ’s middags. Hij spreekt bij de rechter-commissaris over vier jongens. Twee jongens heeft hij al lopend vanaf de [B-straat] gezien. Zij werden ingehaald door twee jongens op een scooter en alle vier waren ze in het donker gekleed en ze droegen geen hoofddeksel. Van de twee jongens die aan kwamen lopen was er één iets langer dan de ander. Over de scooter kan de getuige niets zeggen. De jongens op de scooter rijden weg. De kleinste van de lopende jongens gooit iets in de struiken bij het steegje en de grotere loopt een box in bij de [A-straat] met nummer [nr.]. De kleinere jongen holde ook naar de box. Hij had nog regenkleding aan toen hij het steegje in rende, die hij niet meer droeg toen hij de box in liep. Zij rijden later weg op een scooter die uit de box komt. Verbalisant vindt op aanwijzen van deze anonieme getuige een pet tussen de struiken, hij gaat posten en rond twaalf uur ziet hij twee jongens lopen, een langere en een kortere. Zij gingen opvallend iets zoeken in de bosjes in het steegje. Het zijn deze laatste twee jongens - een van deze jongens is verdachte - die rond twaalf uur worden aangehouden. Bij verdachte worden twee horloges aangetroffen, alsook twee horloges in de box. Alle vier horloges blijken afkomstig te zijn van juwelier [juwelier]. Het gaat om de merken Sekonda, Cool, Atim en Mingdu.
De vraag die de rechtbank allereerst dient te beantwoorden is of kan worden vastgesteld dat verdachte aanwezig is geweest op de plaats delict tijdens de overval. Gedurende het opsporingsonderzoek zijn uit de box een jas, een regenbroek en van verdachte de schoenen in beslag genomen, waaraan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) uitgebreid forensisch onderzoek heeft gedaan. Dit geldt ook voor de in de struiken gevonden pet. Op de in beslag genomen jas is op de manchet van de linkermouw een zogenoemd DNA-mengprofiel aangetroffen dat gelet op de statistische onderbouwing van verdachte afkomstig moet zijn. Op basis van dit onderzoek staat echter tevens vast dat minstens twee andere personen deze jas gedragen moeten hebben. Daarnaast is op de jas een aantal glasresten aangetroffen dat overeenkomt met het glas van juwelier [juwelier] en er zijn drie deeltjes - terwijl het er duizenden kunnen zijn - op de linkermanchet van de jas aangetroffen die een relatie met een schietproces aantonen, doch die ook door aanraking van een ander op de jas terecht kunnen zijn gekomen, aldus het NFI. De gegevens uit het forensisch onderzoek lijken verdachte weliswaar in relatie tot het delict te brengen, maar veel vragen blijven onbeantwoord. Aangezien een duidelijk signalement ontbreekt, de daders niet continu zijn waargenomen tijdens hun vlucht, de tas met waarschijnlijk de buit (volgens benadeelden met een waarde van ongeveer € 40.000,-) niet is teruggevonden en de anonieme getuige spreekt van vier jongens, blijft de precieze rol van verdachte onduidelijk. De gevonden horloges vertegenwoordigen een geringe waarde ten opzichte van de buit. Op basis van dit onderzoek en bij gebreke van nadere gegevens kan niet worden uitgesloten dat verdachte pas ná de overval een rol heeft gekregen en dat de glasresten en schotresten daarbij door aanraking van een ander of van een voorwerp (zogenoemde secundaire overdracht) op de jas terecht zijn gekomen.
Een contra-indicatie voor daderschap van verdachte is verder gelegen in de schoenen. Verdachte droeg tijdens zijn aanhouding schoenen met felgekleurde zolen, een felgekleurd Nike-teken aan de zijkant en felle accenten aan de bovenzijde. De getuigen spreken niet over schoenen met deze kenmerken en op de beelden zijn schoenen met deze kenmerken niet waar te nemen. De deskundige, die werkzaam is als deskundige schoenen- en bandensporen, deelde aan de politie mee dat de afdrukken van de schoenen niet overeenkomen met de maat van de op de plaats delict gevonden afdruk. Verder is er slechts één glasdeeltje op de schoenzool aangetroffen. Gelet op al deze omstandigheden is secundaire overdacht naar het oordeel van de rechtbank meer aannemelijk dan dat verdachte op de plaats delict is geweest ten tijde van de overval.
De regenbroek leidt evenmin tot het bewijs dat verdachte de schutter is geweest tijdens de overval. Op deze broek zijn glasresten aangetroffen die overeenkomen met het glas, afkomstig van de ruit van juwelier [juwelier]. Op de broek is DNA aangetroffen dat matcht met het DNA van de medeverdachte. Voor de vaststelling dat ook verdachte deze broek heeft gedragen is op basis van het DNA-rapport onvoldoende bewijs voor handen. De pet die is aangetroffen in de struiken en waarin DNA is aangetroffen dat volledig matcht met het DNA van verdachte leidt evenmin tot de conclusie dat verdachte de dader is geweest, aangezien een pet niet is waargenomen op de plaats delict.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de afzonderlijke delen noch het geheel van de bewijsmiddelen verdachte kunnen plaatsen als dader en schutter op de plaats van het delict.
Conclusie
Verdachte is onder zeer verdachte omstandigheden, twee uur na de overval en in het bezit van een tweetal horloges van juwelier [juwelier] aangetroffen. In de kelderbox worden nog eens twee horloges aangetroffen. Door de anonieme getuige zijn bij de box aan de [A-straat] vier mannen waargenomen. Gelet op hetgeen getuigen hebben waargenomen, hetgeen in de box is aangetroffen en het zeer uitgebreide forensisch onderzoek daaromtrent lijkt aannemelijk dat er een relatie bestaat tussen deze vier personen en het gepleegde strafbare feit. Op basis van het voorliggend bewijsmateriaal kan echter niet worden vastgesteld of deze verdachte de overval feitelijk heeft gepleegd is en dus ook niet dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het zowel onder 1 als onder 2 ten laste gelegde.
5. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen
Nu verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten, zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vordering.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 - zowel primair als subsidiair - en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 13/410472-09 en 13/443189-08.
Met betrekking tot het beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1.00 STK sleutel. Kl: zilverklr.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Wesdorp, voorzitter,
mrs. F.M.S. Requisizione en J.L de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 mei 2011.