ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
486440 - HA ZA 11-944
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing gedwongen tussenkomst in civiele procedure tussen Equilib S.A.R.L. en KLM c.s.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de vennootschap naar Frans recht Equilib S.A.R.L. een verzoek ingediend om een conclusie van eis te mogen nemen. Dit verzoek werd op de rolzitting van 30 maart 2011 door de rolrechter geweigerd. Equilib heeft vervolgens op 4 april 2011 om heroverweging van deze beslissing gevraagd, met als argument dat de conclusie van eis bedoeld was om de eis te wijzigen en verjaring te stuiten. De rolrechter heeft echter geoordeeld dat de wet sinds 1 januari 2002 niet meer voorziet in het nemen van een conclusie van eis, en dat het verzoek van Equilib om de rolbeslissing te herzien niet kan worden ingewilligd. De rolrechter heeft Equilib wel de mogelijkheid geboden om op de rol van 13 april 2011 een akte wijziging eis in te dienen.

Daarnaast hebben KLM c.s. op dezelfde rolzitting verzocht om verstek te verlenen tegen zeventien andere luchtvaartmaatschappijen die zij hebben opgeroepen in de procedure. KLM c.s. betogen dat de vordering van Equilib hoofdzakelijk is gebaseerd op een vermeende inbreuk op het Europese mededingingsrecht in de luchtvaartsector, en dat het niet mogelijk is om de aansprakelijkheid van KLM c.s. te beoordelen zonder de andere luchtvaartmaatschappijen te betrekken. Equilib heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek en aangevoerd dat de oproeping van de zeventien luchtvaartmaatschappijen prematuur en niet toelaatbaar is.

De rolrechter heeft geoordeeld dat KLM c.s. thans niet vrijstaat om de zeventien luchtvaartmaatschappijen in de procedure te betrekken. Artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt geen rechtsgrond voor gedaagde partijen om anderen als medegedaagden in het geding te betrekken. De rolrechter heeft geconcludeerd dat de zeventien luchtvaartmaatschappijen niet als gedaagde partijen op de rol zullen worden vermeld, en dat het verzoek van KLM c.s. om verstek te verlenen tegen hen geen verdere bespreking behoeft. De zaak is verwezen naar de rol van 13 april 2011 voor akte wijziging eis aan de zijde van Equilib.

Uitspraak

rolbeslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 486440 / HA ZA 11-944
Rolbeslissing van 6 april 2011
in de zaak van
de vennootschap naar Frans recht
EQUILIB S.A.R.L.,
gevestigd te Parijs,
eiseres,
advocaat mr. P.V.F. Bos te Den Haag,
tegen
1. de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. J.S. Kortmann te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
gedaagde,
advocaat mr. J.S. Kortmann te Amsterdam,
3. de naamloze vennootschap naar Frans recht
SOCIÉTÉ AIR FRANCE S.A.,
gevestigd te Tremblay en France,
gedaagde,
advocaat mr. drs. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Equilib en KLM c.s. worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met bewijsstukken,
- een B-formulier van 29 maart 2011 van mr. Strik met als bijlage een brief van 29 maart 2011 van mrs. Strik en Kortmann,
- een exploit waarbij KLM c.s. zeventien andere luchtvaartmaatschappijen, te weten Lufthansa Air Cargo, Deutsche Lufthansa A.G., Singapore Airlines Cargo Pte Ltd, Singapore Airlines Limited, LAN Airlines S.A., LAN Cargo S.A., Air Canada, Cathay Pacific Airways Limit, Japan Airlines International Co. Ltd, Japan Airlines Corporation, Swiss International Air Lines AG, Qantas Airways Limited, British Airways Plc, Cargolux Airlines International S.A., SAS AB, SCANDINAVIAN AIRLINE SYSTEM Denmark-Norway-Sweden en SAS Cargo Group A/S (hierna: de zeventien luchtvaartmaatschappijen), doen oproepen om te verschijnen in een afzonderlijke, door KLM c.s. aanhangig gemaakte vrijwaringsprocedure alsmede die zeventien andere luchtvaartmaatschappijen doen oproepen om op de voet van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering (Rv) te verschijnen in de onderhavige procedure,
- de brief van 23 maart 2011 van mr. K. de Vries namens Qantas Airways Limited,
- de brief van 29 maart 2011 van mr. M. Deckers namens Japan Airlines International Co. Limited,
- de brief van 30 maart 2011 van mr. M.H.J. van Maanen namens Equilib,
- de brief van mrs. Kortmann en Strik van 30 maart 2011 namens Equilib,
- twee brieven van 4 april 2011 van mrs. Strik en Kortmann namens KLM c.s.,
- de brief van 4 april 2011 van K.. de Vries namens Qantas Airways Limited,
- de brief van 4 april 2011 van mr. M.H.J. van Maanen namens Equilib,
- de brief van 6 april 2011 van mr. M.H.J. van Maanen namens Equilib.
2. De beoordeling
2.1. Equilib heeft op de rolzitting van 30 maart 2011 verzocht een conclusie van eis te mogen nemen. Dit is door de rolrechter geweigerd. Equilib heeft bij brief van 4 april 2011 om heroverweging van deze beslissing gevraagd, waartoe zij onder meer heeft aangevoerd dat de conclusie van eis tot doel had de eis te wijzigen en verjaring te stuiten.
2.2. De wet voorziet sinds 1 januari 2002 niet meer in het nemen van een conclusie van eis. De rolrechter ziet in de omstandigheid dat de door Equilib gewenste conclusie van eis ook tot doel had de verjaring te stuiten, geen aanleiding de rolbeslissing om de conclusie van eis te weigeren ongedaan te maken, daargelaten of dat mogelijk is. Door de conclusie van eis in te zenden zonder toe te lichten dat het belang van het nemen ervan mede was gelegen in stuiting van de verjaring, heeft Equilib het risico genomen dat de conclusie zou worden geweigerd op de grond dat de wet niet meer voorziet in het nemen ervan. Wel kan Equilib desegewenst op de rol van 13 april 2011 een akte wijziging eis nemen. Indien zij hiervan gebruik maakt, zal aan KLM c.s. een nieuw eerste uitstel van zes weken voor conclusie van antwoord (in plaats van het huidige uitstel tot 11 mei 2011) worden verleend.
2.3. KLM c.s. hebben op de rolzitting van 30 maart 2011 de rolrechter verzocht verstek te verlenen tegen de zeventien luchtvaartmaatschappijen die zij hebben opgeroepen in de onderhavige procedure te verschijnen.
2.4. KLM c.s. betogen samengevat dat de vordering van Equilib hoofdzakelijk is gebaseerd op een vermeende inbreuk op het Europese mededingingsrecht in de luchtvaartsector. Die vermeende inbreuk zou niet alleen gedragingen van KLM c.s. betreffen, maar beweerdelijk gecoördineerde gedragingen van ook andere luchtvaartmaatschappijen. Volgens KLM c.s. is het niet zinvol, zo niet onmogelijk, de vraag te beantwoorden of Equilib KLM c.s. aansprakelijk kan houden (mede) voor beweerdelijke handelingen van andere luchtvaartmaatschappijen zonder daarbij tevens de positie van die andere luchtvaartmaatschappijen te betrekken. Zonder inbreng van die luchtvaartmaatschappijen in de hoofdprocedure zouden KLM c.s. bovendien onnodig belemmerd worden in hun verweer tegen de pretense vorderingen van Equilib. Daarnaast wensen KLM c.s. in hun verweer processueel bijgestaan te worden door de zeventien luchtvaartmaatschappijen, aldus steeds KLM c.s.
2.5. Equilib heeft tegen dit verzoek bezwaar gemaakt en daartoe onder meer aangevoerd dat de oproeping van de zeventien luchtvaartmaatschappijen op de voet van artikel 118 Rv prematuur en niet toelaatbaar is.
2.6. Naar het oordeel van de rolrechter staat het KLM c.s. thans niet vrij de zeventien luchtvaartmaatschappijen op de voet van het bepaalde in artikel 118 Rv in de onderhavige procedure te betrekken. Anders dan KLM c.s. kennelijk menen, biedt artikel 118 Rv op zichzelf geen rechtsgrond voor gedaagde partijen om anderen als medegedaagden in het geding te betrekken. Zou hierover anders worden geoordeeld, dan zou de partijautonomie van de eisende partij, die in beginsel zelf mag bepalen tegen wie een vordering aanhangig wordt gemaakt, op ontoelaatbare wijze worden doorkruist, nog daargelaten wat het zou betekenen voor de rechtspositie van de zeventien luchtvaartmaatschappijen. Het recht van KLM c.s. op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM is niet in het geding, aangezien het nationale procesrecht KLM c.s. voldoende mogelijkheden biedt in het verdere verloop van de onderhavige procedure langs andere wegen naar het beoogde doel te streven. Hetgeen KLM c.s. als onderbouwing van de oproeping op de voet van artikel 118 Rv stellen, is immers in wezen een grondslag van verweer ten principale, dat zij bij conclusie van antwoord desgewenst kunnen voeren. Voeren KLM c.s. het verweer, dan zal de rechtbank te zijner tijd moeten beslissen of er een rechtsgrond is om aan KLM c.s. toe te staan de zeventien luchtvaartmaatschappijen in het geding te betrekken door hen op te roepen met toepassing van artikel 118 Rv.
2.7. Anders dan tussen partijen in geschil is, dient het in dit geval geen doel de kwestie van de gedwongen tussenkomst onderwerp te maken van een incidentele vordering voorafgaand aan de conclusie van antwoord. De vragen die KLM c.s. opwerpen ter onderbouwing van hun recht op en belang bij de oproeping van de zeventien luchtvaartmaatschappijen, lenen zich onderdeel van principaal verweer slechts voor beantwoording ten gronde.
2.8. Dat KLM c.s. tevens in hun verweer processueel wensen te worden bijgestaan door de zeventien luchtvaartmaatschappijen, leidt niet tot een ander oordeel. Ook hier geldt dat artikel 118 Rv geen zelfstandige grondslag biedt om de zeventien luchtvaartmaatschappijen met dit doel in het geding te betrekken als medegedaagden en dat er andere procesrechtelijke wegen zijn die naar dat doel kunnen leiden.
2.9. Het voorgaande brengt mee dat de zeventien luchtvaartmaatschappijen niet als gedaagde partijen op de rol zullen worden vermeld. Het verzoek van KLM c.s. om tegen hen verstek te verlenen, behoeft daarmee geen verdere bespreking.
2.10. De zaak zal worden verwezen naar de rol van 13 april 2011 voor akte wijziging eis aan de zijde van Equilib.
3. De beslissing
De rolrechter
3.1. weigert de zeventien luchtvaartmaatschappijen als gedaagde partijen in de zaak op de rol te vermelden,
3.2. bepaalt dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 13 april 2011 voor akte wijziging van eis aan de zijde van Equilib,
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. G. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2011.?