ECLI:NL:RBAMS:2011:BP5059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/993054-10 (ontnemingsvordering)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van winst door handel met voorkennis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in een ontbindingsvordering, waarbij de officier van justitie een bedrag van € 22.922,92 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gevorderd. De vordering was gebaseerd op het handelen met voorkennis door de verdachte, die op 30 oktober 2007 certificaten van aandelen Koninklijke Grolsch N.V. had aangekocht, terwijl hij beschikte over voorwetenschap over een overname. De verdachte kocht 1.130 certificaten voor een bedrag van € 29.977,68 en verkocht deze op 19 november 2007 voor € 53.505,50, wat resulteerde in een winst van € 23.527,82. Na aftrek van kosten van € 604,90 resteerde een bedrag van € 22.922,92 dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd aangemerkt.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de officier van justitie terecht de vordering heeft ingediend. De verdediging stelde dat de verdachte vrijgesproken diende te worden van de tenlastelegging in de gelieerde strafzaak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had verkregen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de verdachte gebruik had gemaakt van voorwetenschap bij de aan- en verkoop van de certificaten.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 22.922,92. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de officier van justitie en de advocaat van de verdachte, en is openbaar gemaakt op de zitting van 18 februari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/993054-10 (ontnemingsvordering) (PROMIS)
Datum uitspraak: 18 februari 2011
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr), in de zaak, behorende bij de strafzaak onder hetzelfde parketnummer, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2011. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D. Kruimel, officier van justitie. Verdachte liet zich bijstaan door mr. R.J. Leijsen, advocaat te Enschede.
Alle hierna te bespreken verweren zijn zakelijk en kort samengevat weergegeven.
1. De vordering en de ontvankelijkheid
1.1. De vordering
De vordering van de officier van justitie d.d. 7 januari 2011 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 23.527,82. Ter terechtzitting van 4 februari 2011 heeft de officier van justitie deze vordering gewijzigd, in dier voege dat na aftrek van de kosten van € 604,90 een te ontnemen bedrag van € 22.922,92 resteert.
2. De grondslag van de vordering
De vordering vindt zijn grondslag in de gelijktijdig met onderhavige zaak behandelde strafzaak onder hetzelfde parketnummer, waarbij verdachte wordt vervolgd voor het handelen met voorkennis.
3. Het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.1. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van hetgeen in de gelieerde strafzaak aan hem is ten laste gelegd dient te worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank desondanks het tenlastegelegde bewezen verklaart, betreft het door de officier van justitie gevorderde bedrag een juiste schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.2. De reactie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de winst die verdachte heeft behaald met de handel met voorkennis in certificaten, na aftrek van kosten, als wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden aangemerkt.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Zij berekent dit als volgt.
Verdachte heeft, zoals bewezen verklaard in het vonnis in de strafzaak, op 30 oktober 2007 te Enschede en Amsterdam, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden te beschikken over de voorwetenschap dat er sprake was van een overname van Grolsch N.V., gebruik gemaakt van die voorwetenschap door 1.130 certificaten van aandelen Koninklijke Grolsch N.V. aan te kopen. Met de aankoop is een bedrag van € 29.977,68 gemoeid.
Op 19 november 2007 verkoopt verdachte de 1.130 certificaten weer, nadat Crolsch NV openbaar heeft gemaakt dat zij voorwaardelijke overeenstemming heeft bereikt met SABmiller plc over een openbaar bod dat SABMiller voornemens is uit te brengen op de aandelen in het kapitaal van Grolsch NV . Met de verkoop is een bedrag van € 53.505,50 gemoeid.
De winst die verdachte met de aan- en verkoop heeft behaald betreft derhalve € 23.527,82. Na aftrek van de kosten gemoeid met de aan- en verkooptransacties ad € 604,90 resteert een bedrag van € 22.922,92 dat geldt als voordeel dat verdachte wederrechtelijk heeft ver¬kregen.
4. Toepasselijke wettelijke voorschriften.
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
5. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 22.922,92 (tweeëntwintigduizend negenhonderdtweeëntwintig euro en tweeënnegentig cent).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. W.C.J. Robert en R.W.L. Koopmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2011.
De jongste rechter is buiten staat te ondertekenen.