Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 april 2010, met de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 september 2010,
- de conclusie na enquête aan de zijde van [eiser] van 6 oktober 2010, met producties,
- de antwoord akte na enquête aan de zijde van Christie's van 1 december 2010.
2.De verdere beoordeling
Uiteindelijk hebben we elkaar telefonisch gesproken. Ik weet niet meer precies wanneer dat was, maar ik heb hier voor mij liggen een e-mail van 22 maart 2008 waarin ik aan het gesprek refereer dat volgens de e-mail kort daarvoor heeft plaatsgevonden. Aanvankelijk had het telefoongesprek de echtheid van het schilderij als onderwerp. (…)
Mijn standpunt was dat het niet meer een Jan van Goyen was. Om eruit te komen, zijn we vervolgens gaan praten over de mate van retouchering. We hebben toen afgesproken, nadat [naam 1] dat had voorgesteld, dat als vast zou komen te staan dat het schilderij voor meer dan 40 % geretoucheerd was, ik het zou mogen teruggeven. Ik weet niet meer precies in welke bewoordingen daarover gesproken is, maar dit was de afspraak.
met (wetenschappelijke) spanning” afwachtte. Op 21 april 2008 zond [eiser] per e-mail het rapport van [naam 2] aan [naam 1] . Op 16 juni 2008 schreef [eiser] aan [naam 1] – in reactie op een eerdere e-mail – “
Uw standpunt dat we afgesproken hebben dat het schilderij ‘bekeken’ zou worden is onjuist.(…)
de telefonische afspraak van 6 maart j.l. was dat een onafhankelijke expert zou nagaan in hoeverre het schilderij geretoucheerd was.(…)”. Op dezelfde dag schreef [naam 1] terug dat het standpunt van Christie's was dat het schilderij geen vervalsing was en dat de mate van retouchering “
nauwelijks relevant” was. Hij voegde daaraan toe: “
Nogmaals bied ik aan een derde, door ons beide geaccepteerde, partij te zoeken die schriftelijk beargumenteerd dat uw schilderij niet authentiek is.”
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.aangehaalde e-mails blijkt slechts dat [eiser] een onderzoek naar de mate van retouchering heeft laten uitvoeren, maar daaruit volgt niet dat partijen zijn overeengekomen dat een dergelijk onderzoek zou worden uitgevoerd en evenmin dat partijen zijn overeengekomen dat het schilderij teruggenomen zou worden door Christie's indien het schilderij voor meer dan 40% was geretoucheerd. Uit de omstandigheid dat [eiser] [naam 2] heeft benaderd voor onderzoek naar de mate van retouchering, kan slechts blijken dat [eiser] in de veronderstelling verkeerde dat de mate van retouchering voor Christie's een reden zou zijn om het schilderij terug te nemen, maar daaruit blijkt niet zonder meer dat die veronderstelling ook juist was. In de e-mails stelt Christie's zich bovendien op het standpunt dat terugname van het schilderij slechts aan de orde zou zijn, indien vast zou komen te staan dat het schilderij vervalst was. Gelet hierop vormen de overgelegde stukken onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [eiser] .
1.737,00(3,0 punten × tarief EUR 579,00)