ECLI:NL:RBAMS:2010:BW0065

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/666109-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting van een auto met gemeen gevaar voor goederen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2010, is de verdachte beschuldigd van brandstichting op 25 februari 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een Toyota Prius door een plastic tas gevuld met kranten tussen de band en de wielkast te plaatsen en deze aan te steken. Dit leidde tot gedeeltelijke verbranding van de auto, waarbij gemeen gevaar voor goederen aanwezig was. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geen rechtvaardigingsgronden gevonden die de strafbaarheid uitsluiten. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk delict was veroordeeld en dat hij een woning en werk heeft. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van 48 dagen op te leggen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De verdachte moet zich onder toezicht van de Reclassering Nederland stellen en kan verplicht worden tot behandeling bij een forensische zorginstelling.

De rechtbank heeft ook de adviezen van psychologen en de reclassering in overweging genomen, die de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwden en een risico op herhaling van delict gedrag signaleerden. De beslissing van de rechtbank is genomen na beraadslaging op basis van het onderzoek tijdens de terechtzitting van 9 september 2010. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 23 september 2010.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/666109-10
Datum uitspraak: 23 september 2010
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] [woonplaats], volgens opgave ter zitting feitelijk verblijvende op het adres [adres] [verblijfplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 september 2010.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 25 februari 2010 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in en/of tegen een (personen)auto (merk Toyota Prius, kenteken [kenteken 1]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een plastic tas gevuld met kranten tussen een band en/of een wielkast van die auto gestopt en/of geduwd en/of (vervolgens) die tas en/of kranten met een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een plastic tas en/of een hoeveelheid kranten, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde auto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de directe omgeving bevindende en/of wonende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. Nadere bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat ten gevolge van de door verdachte aangestoken brand tegen een personenauto sprake was van gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de auto geparkeerd stond op de [A-straat] te [plaats], ter hoogte van perceelnummer [nr], waarvan de parkeervakken zich tussen de rijbaan en het troitoir bevinden. Aan de rechterzijde van de plek waar de auto geparkeerd stond bevindt zich op
10 meter afstand een appartementenblok, te weten de percelen [nr]-[nr] (zie proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2010, nummer PL14ZD 2010010817-2, p.36, eerste map). Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat door de brandstichting van verdachte tevens gevaar bestond voor de zich in de omgeving van de brand bevindende percelen.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 februari 2010 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht tegen een personenauto (merk Toyota Prius, kenteken [kenteken 1]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een plastic tas gevuld met kranten tussen een band en een wielkast van de auto gestopt en vervolgens die kranten met een aansteker aangestoken, tengevolge waarvan de auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een auto die geparkeerd stond in de bebouwde kom in brand gestoken door kranten in de wielkast van de auto te stoppen en die met een aansteker aan te steken.
Dit is een feit met een gevaarzettend karakter dat bijdraagt aan in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid. Daaraan heeft verdachte het zijne bijgedragen, hetgeen hem te meer is kwalijk te nemen omdat hij ten tijde van het plegen van de brandstichting wist dat in zijn buurt in een relatief korte periode een groot aantal autobranden had gewoed.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict als het onderhavige is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte opgemaakte pro justitia rapporten, bestaande uit een psychologisch onderzoek, van 17 mei 2010, opgemaakt door drs. A.E. Haan en uit een psychiatrisch onderzoek van 6 mei 2010, opgemaakt door drs. M.R. Weeda.
In beiden rapporten wordt verdachte als licht dan wel enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht ten tijde van het plegen van het delict en wordt geconcludeerd dat het gevaar op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten aanwezig is op grond van de bij verdachte vastgestelde verslavingsproblematiek, zijn stoornis in de impulscontrole en de bij verdachte vastgestelde gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Geadviseerd wordt om verdachte voor behandeling aan te melden bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek De Waag
De rechtbank maakt deze rapportages tot de hare en neemt de genoemde adviezen over, waarbij zij tevens acht slaat op het over verdachte opgemaakte Reclasseringadvies van 25 mei 2010, waarin wordt geadviseerd verdachte onder toezicht van de Reclassering te stellen.
Nu verdachte een woning en werk heeft, ziet de rechtbank geen grond verdachte overeenkomstig de eis van de officier van justitie naast de reeds door de verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen; wel zal zij verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om hem ervan te weerhouden opnieuw brand te stichten.
Dat verdachte een woning en werk heeft, brengt echter niet mee dat geen behandeling nodig zou zijn. Die omstandigheden vormen slechts de voorwaarden waaronder een behandeling effect zal kunnen hebben..
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen, als veroordeelde tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling laat stellen van de forensische zorginstelling De Waag, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2010.
Mr. E.J. Weller is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.