ECLI:NL:RBAMS:2010:BP3490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
455140 / HA ZA 10-1048
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staking gebruik handelsnaam Nuon

In deze zaak vorderde eiser [A] dat de gedaagde N.V. Nuon zou worden veroordeeld om het gebruik van de handelsnaam 'Nuon' te staken. Eiser stelde dat hij houder was van een oudere handelsnaam, die hij had gevoerd via de vennootschap Havenservice NUON B.V., welke in 1992 was ontbonden na faillissement. Eiser betoogde dat de gedaagde in strijd met de Handelsnaamwet handelde door de naam 'Nuon' te gebruiken, terwijl deze naam al door hem was gevoerd. De rechtbank onderzocht de feiten en concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de handelsnaam Havenservice NUON B.V. daadwerkelijk was gevoerd in het handelsverkeer. Bovendien werd vastgesteld dat, zelfs als de handelsnaam was gevoerd, deze in 1994 was vervallen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verwarringsgevaar en dat eiser nooit enig handelsnaamrecht had gehad met betrekking tot de naam Nuon. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.031,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 22 december 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 455140 / HA ZA 10-1048
Vonnis van 22 december 2010
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiser,
advocaat mr. A. Jhingoer te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. NUON,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Wallheimer te Amsterdam
en
de naamloze vennootschap
N.V. NUON ENERGY,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Wallheimer te Amsterdam.
Eiser zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen tezamen Nuon genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding van 15 maart 2010,
- de incidentele conclusie van N.V. Nuon Energy houdende vordering tot voeging althans tussenkomst ex artikel 217 Rv van 12 mei 2010, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident van N.V. Nuon (thans N.V. Alliander geheten) van 26 mei 2010,
- de conclusie van antwoord in het incident van [A] van 25 mei 2010,
- het vonnis in het incident van 23 juni 2010, waarbij N.V. Nuon Energy is toegestaan zich te voegen aan de zijde van N.V. Nuon (en de proceskosten zijn gecompenseerd),
- de conclusie van antwoord van Nuon van 4 augustus 2010 met producties,
- het tussenvonnis van 18 augustus 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 10 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] is sinds 9 april 1992 bestuurder van de vennootschap Havenservice NUON B.V.. Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel blijkt, met betrekking tot Havenservice NUON B.V., voor zover hier van belang, voorts:
“Rechtspersoon:
(…)
Naam :HAVENSERVICE NUON B.V.
(…)
Eerste inschrijving in het :01-07-1985
handelsregister
(…)
Ontbinding, reden ontbinding :03-11-1992, door Opheffing faillissement wegens de toestand van de boedel
Einde rechtspersoon :03-11-1992.”
2.2. N.V. Nuon dreef een onderneming onder de gelijkluidende handelsnaam. De handelsnaam is gewijzigd in N.V. Alliander.
N.V. Nuon Energy drijft een onderneming onder de gelijkluidende handelsnaam.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat - veroordeling van N.V. Nuon om het gebruik van de handelsnaam Nuon onverwijld te staken en gestaakt te houden en te bepalen dat N.V. Nuon een dwangsom verschuldigd is van € 500,00 per dag dat zij de handelsnaam nog gebruikt nadat het vonnis in deze is betekend. Voorts vordert [A] betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2. [A] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij houder is van een oudere handelsnaam. Hij heeft destijds de vennootschap ENDE B.V. overgenomen en voor die vennootschap de nieuwe naam Havenservice NUON B.V. verzonnen. N.V. Nuon handelt in strijd met de Handelsnaamwet door sinds 1994 gebruik te maken van de naam Nuon.
3.3. Nuon betwist de vordering. Zij stelt voorop dat [A] onvoldoende heeft gesteld en de vorderingen reeds daarom moeten worden afgewezen. Zij wijst er voorts op dat [A] nooit enig recht met betrekking tot de handelsnaam Nuon (zo die handelsnaam door Havenservice NUON B.V. is gevoerd) heeft gehad. Eventuele oudere handelsnaamrechten van die onderneming kwamen aan de onderneming toe en niet aan haar bestuurder. Bovendien zijn eventuele handelsnaamrechten per 1992 vervallen aangezien Havenservice NUON B.V. toen wegens faillissement is opgeheven. Voorts stelt N.V. Nuon dat er geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar. Nuon verzoekt op grond van artikel 1019h Rechtsvordering vergoeding van de volledige kosten van de procedure.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet (hierna: Hnw) mag iemand zijn onderneming niet drijven onder een naam, die reeds door een ander rechtmatig wordt gevoerd, een en ander voor zover daardoor bij het publiek verwarring te duchten is. [A] stelt niet meer dan dat hij houder is van een oudere handelsnaam en dat de jongere handelsnaam van N.V. Nuon daarvoor dient te wijken. [A] stelt niet dat sprake is van verwarringsgevaar. Desgevraagd is ter zitting door de raadsman van [A] betoogd dat N.V. Nuon de handelsnaam Nuon ook niet mag voeren indien van verwarringsgevaar geen sprake is. Dat is niet wat er uit artikel 5 Hnw voortvloeit. Nu [A] zelfs desgevraagd naar het verwarringsgevaar en na op de tekst van artikel 5 Hnw te zijn gewezen niet stelt dat sprake is van verwarringsgevaar, heeft [A] onvoldoende gesteld om tot toewijzing van het gevorderde te komen.
4.2. De rechtbank wijst er ten overvloede op dat, ook indien [A] zou hebben gesteld dat sprake is van verwarringsgevaar, de vorderingen zouden zijn afgewezen. Hiervoor is in de eerste plaats van belang dat de rechtbank niet is gebleken dat de handelsnaam Havenservice NUON B.V. is gevoerd. Een handelsnaam is de naam waaronder een onderneming in het handelsverkeer optreedt (artikel 1 HnW). Het onder een bepaalde naam ingeschreven staan in het handelsregister van de Kamers van Koophandel is daartoe onvoldoende. Voor het kunnen inroepen van de bescherming van de Hnw is vereist dat de onderneming daadwerkelijk onder de naam in het handelsverkeer optreedt. De handelsnaam dient daadwerkelijk ter identificatie van de onderneming te worden gebruikt. Ook na de betwisting door Nuon dat de door [A] bedoelde handelsnaam is gevoerd, heeft [A] geen begin gemaakt met aan te tonen dat dit wel degelijk het geval is geweest. In deze procedure is dan ook niet komen vast te staan dat de handelsnaam Havenservice NUON B.V. is gevoerd. Ook indien dat wel het geval zou zijn geweest, zou dit niet tot toewijzing van enige vordering kunnen leiden. Havenservice NUON B.V. is in november 1992 wegens faillissement opgeheven. De rechtbank moet er daarom met Nuon van uitgaan – hetgeen door [A] niet is betwist – dat de eventuele handelsnaam Havenservice NUON B.V. sinds die tijd niet meer is gevoerd. De handelsnaam Nuon wordt door N.V. Nuon sinds 1994 gevoerd. Zo er een handelsnaam Havenservice NUON B.V. is gevoerd, is die handelsnaam in 1994 vervallen. Er is derhalve hoe dan ook geen sprake van strijd met een oudere handelsnaam.
4.3. De rechtbank gaat met het bovenstaande nog geheel voorbij aan het feit dat eventuele handelsnaamrechten niet aan [A] toebehoorden, maar aan de rechtspersoon waar hij als directeur in dienst was. [A] stelt ter comparitie dat hij de naam Nuon heeft verzonnen en dat hem dus de eigendom van die naam toekomt. Uit hetgeen de rechtbank onder 4.2 heeft overwogen vloeit voort dat de bedenker van een naam geen handelsnaamrecht toekomt. Als de door [A] bedachte naam als handelsnaam is gevoerd, komt het handelsnaamrecht de rechtspersoon toe waar [A] in dienst was. [A] heeft (ook) gelet op het voorgaande nooit enig handelsnaamrecht gehad met betrekking tot de naam Nuon.
4.4. De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [A] moeten worden afgewezen.
4.5. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [A] in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Nuon verzoekt ex artikel 1019h Rechtsvordering een vergoeding van de volledige kosten van de procedure. Ten aanzien van deze kosten geldt dat de gevorderde kosten zo tijdig opgegeven en gespecificeerd dienen te worden dat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren (HR 30 mei 2008, NJ 2008/556, [B] tapes). Nuon stelt niet welk bedrag zij vordert (en heeft in het verlengde daarvan ook niets gespecificeerd). Haar stelling dat hier na de comparitie nog ruimte voor zou zijn, is onjuist. Dat is in de eerste plaats het geval omdat Nuon in het geheel niet stelt welk bedrag zij vordert. Zelfs indien zij dat wel zou hebben gedaan, wordt aan een nadere onderbouwing niet toegekomen. Zoals in het Landelijk Procesreglement en in het tussenvonnis is vermeld dienen stukken uiterlijk twee weken voor de terechtzitting de rechtbank en de wederpartij te hebben bereikt. Dit is een regeling van goede procesorde met het oog op het recht van hoor en wederhoor. Omdat partijen tot en met de zitting kosten maken is in de
IE-Indicatietarieven - in afwijking van het procesreglement - opgenomen dat uiterlijk 24 uur voorafgaande aan de zitting een gedetailleerde opgave van de kosten dient te worden overgelegd. Dat is niet gebeurd, terwijl dit wel mogelijk was. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om, gelijk door de advocaat van Nuon bij faxbrief van 11 november 2010 is verzocht, Nuon toe te staan op dit punt een nadere akte te nemen. Uit punt 6 van de IE-Indicatietarieven volgt dat indien de proceskosten niet zijn onderbouwd ten hoogste het liquidatietarief wordt toegewezen. De rechtbank zal de proceskosten gelet op het voorgaande toewijzen conform het liquidatietarief.
4.6. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van N.V. Nuon worden begroot op:
- vast recht € 263,00 (1 x € 263,00)
- salaris advocaat € 768,00 (2,0 punten x tarief € 384,00)
Totaal € 1.031,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het gevorderde af;
5.2. veroordeelt [A] in de kosten van het geschil, aan de zijde van N.V. Nuon tot op heden begroot op € 1.031,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Straalen en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010.?