a. [verweerder], geboren op [geboortedatum] 1986, thans 24 jaar oud, is sedert 1 mei 2008 in dienst van NAM laatstelijk als lasser/constructiebankwerker. Het brutosalaris bedraagt € 1.987,03 per maand exclusief 8% vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de metaal- en elektrotechnische industrie van toepassing. Voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst heeft [verweerder] vanaf september 2006 bij NAM werkzaamheden verricht op basis van een werkervaringsplaats.
b. Vanaf 29 juli 2009 is er tussen NAM en [verweerder] onenigheid ontstaan over de al dan niet bestaande arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en de mogelijkheden om eigen werk dan wel aangepast werk bij NAM te verrichten.
c. Op 11 januari 2010 heeft UWV WERKbedrijf NAM toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen en daarbij overwogen: “… is voor mij in voldoende mate komen vast te staan dat werknemer zijn functie niet op de door werkgever gewenste wijze uitoefent, terwijl mij geenszins is gebleken dat werkgever in deze onredelijke eisen zou stellen. Werkgever heeft werknemer meermaals gewezen op zijn onvoldoende functioneren, doch dit heeft niet tot de door de werkgever gewenste verbetering van het functioneringsniveau kunnen leiden. Werknemer zal zich naar het oordeel van de werkgever niet tot een zelfstandig werkend medewerker kunnen ontwikkelen, doch zal telkens opnieuw uitleg nodig hebben. Nu werkgever geen enkel vertrouwen meer heeft in het functioneren van betrokkene en een wijziging hierin – mede gelet op de visie van betrokkene op de door werkgever wenselijk geachte werkwijze, waar een nagenoeg onoverbrugbaar verschil van inzicht uit blijkt – mijns inziens niet in de rede ligt, kan voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van werkgever worden gevraagd”.
d. Bij brief van 12 januari 2010 heeft NAM de arbeidovereenkomst met [verweerder] opgezegd.
e. Bij faxbericht van 3 maart 2010 heeft de gemachtigde van [verweerder] de opzegging vernietigd wegens het opzegverbod wegens ziekte en bericht dat hij zich beschikbaar houdt voor het verrichten van passende werkzaamheden.
f. Naar aanleiding van een verzoek van [verweerder] om een deskundigenoordeel heeft UWV op 30 maart 2010 bericht dat [verweerder] op 23 september 2009 niet in staat was tot het verrichten van eigen werk, maar wel tot het verrichten van rugsparende werkzaamheden.
g. Bij vonnis van 2 juni 2010 heeft de kantonrechter Amsterdam in kort geding geoordeeld dat NAM het salaris van [verweerder] moet betalen vanaf 3 maart 2010.
h. Op 11 juni 2010 heeft de bedrijfsarts van Arbobutler geoordeeld dat [verweerder] arbeidsgeschikt is voor aangepast rugsparend werk. Daarbij is geadviseerd: “Houd bij het werk rekening met niet zwaar tillen, duwen, trekken en dragen. Maximaal 10 kg en niet boven schouderhoogte of onder kniehoogte”.
i. Bij brief van 15 juni 2010 heeft NAM uitgenodigd om op 16 juni om 7.45 uur op het bedrijf te komen om een frisse start te maken met een aangepaste werktijd tot 12.00 uur. NAM heeft voorts geschreven: “Uw werkzaamheden zullen voorlopig bestaan uit: Chaufferen, spuiten, afbramen, gaatjes boren, verpakken van onderdelen, zaagwerk, kopieerwerkzaamheden, opruimwerkzaamheden, licht laswerk, montagewerkzaamheden”
j. Bij email van 15 juni 2010 heeft [verweerder] NAM bericht dat hij zich om 7.45 uur zal melden, dat hij geen spuit en straalwerkzaamheden kan verrichten maar verder geen moeite heeft met andere werkzaamheden mits deze niet boven schouderhoogte of onder kniehoogte moeten plaatsvinden.
k. Op 16 juni 2010 heeft NAM [verweerder] op staande voet ontslagen met als reden het weigeren van werkzaamheden. Vervolgens heeft [verweerder] eerst na tussenkomst van de politie, het bedrijf van NAM verlaten.
l. Bij brief van 16 juni 2010 heeft NAM het ontslag schriftelijk bevestigd.
m. [verweerder] heeft op 16 juni 2010 heimelijk geluidsopnames gemaakt van zijn gesprekken van die dag op het werk, onder andere met [naam 1], directeur van NAM [naam 1].