ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8160

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/846013-08 (A) en 13/994524-07 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwerkzaak: Bewijswaarde van algemene verklaringen van het NFI in strafzaak tegen verdachte

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de illegale handel in consumentenvuurwerk, heeft de rechtbank Amsterdam op 4 mei 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk in Nederland brengen en voorhanden hebben van vuurwerk dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit. De verdediging voerde aan dat de algemene verklaringen van het NFI niet als bewijs konden dienen, omdat niet kon worden vastgesteld dat het in beslag genomen vuurwerk overeenkwam met de monsters die het NFI had onderzocht. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat het NFI voor verschillende soorten vuurwerk deskundigenverklaringen had opgesteld, die voldoende bewijs boden voor de samenstelling van het in beslag genomen vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat vuurwerk van een bepaalde fabrikant, dat in massaproductie wordt vervaardigd, in beginsel dezelfde samenstelling heeft. Voor vuurwerk dat voorzien was van een merk- en typeaanduiding die overeenkwam met het door het NFI onderzochte vuurwerk, kon het NFI-rapport als bewijs dienen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 23 september 2008 tot en met 30 december 2008 opzettelijk consumentenvuurwerk had gebracht en voorhanden had gehad, dat niet voldeed aan de wettelijke eisen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte, die echter minder zwaar werden meegewogen omdat hij ten tijde van die feiten minderjarig was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/846013-08 (A) en 13/994524-07 (B)
Datum uitspraak: 4 mei 2010
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting van 20 november 2009 gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A en zaak B.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 november 2009 en 21 april 2010.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
ten aanzien van zaak A:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 augustus 2008 tot en met 30 december 2008 te Soest en/of te Hilversum en/of te Blaricum en/of te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren en/of the Hazeldonk, gemeente Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk,
consumentenvuurwerk, te weten
1) 1270, althans een of meer, nitraatklapper(s) van het type AB22 met nummer BE/ORI 4496D
en/of
2) 15.000, althans een of meer, nitraatklapper(s) van het type Z46 Thunder Cracker met nummer BE/ORI 3974/D
en/of
3) 912, althans een of meer, bermuda driehoek(en) van het type Z23 met nummer Z23
en/of
4) 4813, althans een of meer, vlinder(s) van het type Z64 Spanish Crackers big
en/of
5) 5, althans een of meer, chinese rol(len) van het type Z34A en/of RRT809-2 / Z34-2 met nummer 6
en/of
6) 14, althans een of meer, ratelband(en) van het type R502 Red Cracker
en/of
7) 2, althans een of meer, ratelband(en) van het type Z21
en/of
8) een ratelband van het type Z24a
en/of
9) 12, althans een of meer, flowerbed(s) en/of batterij(en) van het type L105
en/of
10) 655, althans een of meer, nitraatklapper(s) van het type AB21
en/of
11) 40, althans een of meer, nitraatklapper(s) van het type Z46 Thunder en/of van het merk Thor
en/of
12) 465, althans een of meer, vuurpijl(en) genaamd Rosy Clouds van onder meer de/het type(n) Z36a en/of b en/of c
en/of
13) een batterij van het type L108 Holiday
en/of
14) een batterij van het type
en/of
15) een batterij van het type L107 The Navigator
en/of
16) een batterij van het type AB05A
en/of
17) 4, althans een of meer, batterij(en) van het type L111 b en/of c en/of d en/of a
en/of
18) een batterij van het type R105 M85
en/of
19) een batterij van het type Z88
20) 22, althans een of meer, vuurpijl(en) van het type R301
en/of
21) 10, althans een of meer, vuurwerkpakket(ten) van het type Z69
en/of
22) 18, althans een of meer, batterij(en) en/of cakebox(en) van het type Z05 A en/of B en C
en/of
23) een ratelband van het type B505
binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht en/of vervaardigd en/of toegepast en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft/hebben gesteld ten aanzien waarvan niet wordt voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen en/of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers bestond(en) in strijd met bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 de effectlading(en) van (een deel van) het onder 1 t/m 23genoemde vuurwerk niet, althans niet uitsluitend, uit zwart buskruit
en/of
was in strijd met artikel 2.1.3. van het Vuurwerkbesluit het onder 1 t/m 23 genoemde vuurwerk, althans een deel daarvan, niet voorzien van het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat dient ter identificatie van het vuurwerk en/of van het productiejaar van het vuurwerk;
ten aanzien van zaak B:
hij op of omstreeks 4 december 2007, te Nederhorst den Berg en/of te 's-Graveland
en/of te Hilversum en/of te Baarn en/of te Soest en/of op de Rijksweg A1 ter
hoogte van hectometerpaaltje 11.6 bij de afslag Muiden/Weesp, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk, een hoeveelheid consumentenvuurwerk, te weten (onder meer)
A)100 stuks, althans een of meer, signaalraket(ten) met nummer 3-3471
en/of
B)17.360 stuks, althans een of meer, nitraatklapper(s) met nummer BE/ORI 3974/D
en/of
C)54.688 stuks, althans een of meer, bermuda driehoek(en)
en/of
D)5000 stuks, althans een of meer, nitraatklapper(s)/banger(s) van het merk Choeet banger AB22 met nummer BE/ORI 4496R,
en/of
E)3 stuks, althans een of meer, chinese rol(len) met nummer Z34A,
en/of
F)100 stuks, althans een of meer, vlinder(s)
en/of
G)4 stuks, althans een of meer, linea(a)l(en), type Hong Deng Long 502
en/of
H)202 stuks linea(a)l(en), type Celebration crackers Z22-NM60 met nummer BE/ORI 4358/D
en/of
I)1 batterij , type Yellow Green Pony met nummer BE/ORI 3899/D
en/of
J)1 batterij, type Bullet Barrage met nummer BE/ORI 5365/D
en/of
K)1 batterij, type Paratrooper met nummer BE/ORI 5364/D)
en/of
L)1 batterij, type Space Warriors met nummer BE/ORI 5363/D
en/of
M)1 batterij, type War Flame met nummer BE/ORI 5362/D
en/of
N)1 batterij, type Fire Tower met nummer BE/ORI 5361/D
en/of
O)1 batterij , type Electric Gun met nummer BE/ORI 5360/D
en/of
P)4320 stuks, althans een of meer, nitraatklapper(s), type Silver Cracker Z43A met nummer BE/ORI4353/D
en/of
Q)2, althans een, linea(a)l(en), type Hong Dong Long R503
en/of
R)1 strijker, type pirat met nummer BE/ALP/5128/D
binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht en/of vervaardigd en/of toegepast en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft/hebben gesteld ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels,
immers
bestond(en) in strijd met bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 de effectlading(en) van de onder A genoemde signaalraket(ten) en/of de onder B genoemde nitraatklapper(s) en/of de onder C genoemde bermuda driehoek(en) en/of de onder D genoemde nitraatklapper(s)/banger(s) en/of de onder E genoemde chinese rol(len) en/of de onder F genoemde vlinder(s) en/of de onder H genoemde linea(a)l(en) niet, althans niet uitsluitend, uit zwart buskruit
en/of
was/waren in strijd met artikel 2.1.3. van het Vuurwerkbesluit de onder A genoemde signaalraket(ten en/of de onder E genoemde chinese rol(len) en/of de onder F genoemde vlinder(s) en/of de onder G en/of H en/of Q genoemde linea(a)l(en) en/of de onder I tot en met O genoemde batterij(en) en/of de P genoemde nitraatklapper(s) en/of de onder R genoemde strijker niet voorzien van
A)de aanduiding(en) "Geschikt voor particulier gebruik"
en/of
B)een vermelding en/of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren zijn
en/of
C)de naam en/of de handelsnaam en/of het handelsmerk en/of de naam en/of de plaats van vestiging van de fabrikant en/of de importeur en/of handelaar
en/of
D)het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat dient ter identificatie van het vuurwerk en het productiejaar van het vuurwerk
en/of
E)een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kan ontstaan;
en/of
was in strijd met artikel 5 lid 4 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 de onder R genoemde strijker voorzien van een wrijvingsontsteker
en/of
bestond(en) in strijd met bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 de effectlading(en) van de onder A genoemde signaalraketten uit 35,5 gram buskruit, althans in ieder geval meer dan 2,5 gram buskruit;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A:
in de periode van 23 september 2008 tot en met 30 december 2008 te Soest en te Hilversum en te Hazeldonk, gemeente Breda, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten
1) 1270 nitraatklappers van het type AB22 met nummer BE/ORI 4496D
en
2) nitraatklappers van het type Z46 Thunder Cracker met nummer BE/ORI 3974/D
en
3) 912 bermuda driehoeken
en
4) 4813 vlinders van het type Spanish Crackers, Big
en
5) Chinese rollen van het type Z34A
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet wordt voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers bestonden in strijd met bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 de effectladingen van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 genoemde vuurwerk niet uit zwart buskruit;
ten aanzien van zaak B:
op 4 december 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een hoeveelheid consumentenvuurwerk, te weten
A)100 stuks signaalraketten met nummer 3-3471
en
D)5000 stuks nitraatklappers//bangers van het merk Choeêt banger AB22 met nummer BE/ORI 4496R
en
E)3 stuks Chinese rollen met nummer Z34A
en
F)100 stuks vlinders
en
G)4 stuks linealen, type Hong Deng Long 502
en
I)1 batterij, type Yellow Green Pony met nummer BE/ORI 3899/D
en
J)1 batterij, type Bullet Barrage met nummer BE/ORI 5365/D
en
K)1 batterij, type Paratrooper met nummer BE/ORI 5364/D)
en
L)1 batterij, type Space Warriors met nummer BE/ORI 5363/D
en
M)1 batterij, type War Flame met nummer BE/ORI 5362/D
en
N)1 batterij, type Fire Tower met nummer BE/ORI 5361/D
en
O)1 batterij, type Electric Gun met nummer BE/ORI 5360/D
en
P) nitraatklappers, type Silver Cracker Z43A met nummer BE/ORI4353/D
en
Q)2 linealen, type Hong Dong Long R503
en
R)1 strijker, type pirat met nummer BE/ALP/5128/D
voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels,
immers
bestonden in strijd met bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 de effectladingen van de onder A genoemde signaalraketten en de onder D genoemde nitraatklappers/bangers en de onder E genoemde Chinese rollen niet uit zwart buskruit
en
waren in strijd met artikel 2.1.3. van het Vuurwerkbesluit de onder A genoemde signaalraketten en de onder E genoemde Chinese rollen en de onder F genoemde vlinders en de onder G en Q genoemde linealen en de onder I tot en met O genoemde batterijen en de onder P genoemde nitraatklappers en de onder R genoemde strijker niet voorzien van
A)de aanduiding(en) "Geschikt voor particulier gebruik"
en/of
B)een vermelding en/of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren zijn
en/of
C)de naam en/of de handelsnaam en/of het handelsmerk en/of de naam en/of de plaats van vestiging van de fabrikant en/of de importeur en/of handelaar
en/of
D)het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat dient ter identificatie van het vuurwerk en het productiejaar van het vuurwerk
en/of
E)een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kan ontstaan;
en
was in strijd met artikel 5 lid 4 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 de onder R genoemde strijker voorzien van een wrijvingsontsteker;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Ver-dachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van zaak A en B:
Onderzoek aan vuurwerk
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De rechtbank kan niet ten aanzien van al het onder verdachte inbeslaggenomen vuurwerk tot een bewezenverklaring komen. Mede gelet op het vonnis van de rechtbank Breda van 4 november 2009 met LJN nummer BK1993, moeten van een partij inbeslaggenomen vuurwerk representatieve monsters worden onderzocht. De algemene verklaringen van het NFI in de zaken A en B kunnen niet tot bewijs dienen, nu niet kan worden vastgesteld dat de lading van het in geding zijnde vuurwerk overeenkomt met de lading van het soort vuurwerk dat het NFI heeft onderzocht.
De rechtbank overweegt het volgende.
Gebleken is dat het NFI voor een aantal soorten vuurwerk deskundigenverklaringen heeft opgesteld. Het NFI heeft per soort vuurwerk diverse typen en uitvoeringen onderzocht op onder meer het gewicht en de samenstelling van de lading. Aangenomen kan worden dat vuurwerk van een bepaalde fabrikant dat onder een bepaalde merknaam en met een bepaalde typeaanduiding als in massaproductie vervaardigd op de markt wordt gebracht, in beginsel steeds dezelfde samenstelling heeft. Voor zover het onder verdachte inbeslaggenomen vuurwerk voorzien is van een merk- en typeaanduiding die overeenkomt met de merk- en typeaanduiding van door het NFI onderzocht vuurwerk, kan het NFI-rapport tot bewijs van de samenstelling van het inbeslaggenomen vuurwerk dienen. Het vuurwerk, zoals in zaak B onder A, D en E, en in zaak A onder 1 t/m 5 tenlastegelegd, is voorzien van een dergelijke merk- en typeaanduiding. Bewezen kan dan ook worden verklaard dat de lading van dit vuurwerk niet aan de daarvoor geldende criteria voldeed.
Van het in zaak B inbeslaggenomen knalvuurwerk met lont (nitraatklappers en bermudadriehoeken, op de tenlastelegging vermeld onder B, C en H) waren geen NFI-rapporten beschikbaar en hebben de verbalisanten zelf het onderzoek naar de lading gedaan. Bij dit onderzoek is de rechtbank niet duidelijk of de verbalisanten vuurwerk hebben onderzocht dat identiek is aan het onder verdachte inbeslaggenomen vuurwerk. Uit het proces-verbaal blijkt dat de verbalisanten nitraatklappers uit een andere partij inbeslaggenomen vuurwerk hebben onderzocht, ‘die qua merk en type’ identiek waren aan het inbeslaggenomen vuurwerk. Het wordt de rechtbank niet duidelijk welke merk en type dit betreft. Onduidelijk is bovendien aan welke inbeslaggenomen nitraatklappers het onderzoek refereert, nu de partij inbeslaggenomen vuurwerk uit verscheidene soorten nitraatklappers bestond.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het in zaak A inbeslaggenomen vuurwerk nog het volgende. Tenlastegelegd is dat het onder 1 t/m 23 genoemde vuurwerk niet was voorzien van het ‘door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat dient ter identificatie van het vuurwerk en/of van het productiejaar van het vuurwerk’. De rechtbank kan niet tot een bewezenverklaring van deze feitelijkheid komen, nu in het deskundigenonderzoek van het NFI bij vrijwel al het onderzochte vuurwerk een artikelnummer wordt vermeld. Het is bovendien uiterst verwarrend dat wat in het deskundigenonderzoek onder artikelnummer wordt genoemd, in de tenlastelegging vrijwel steeds als het type van het vuurwerk wordt aangeduid.
Voorts is het deskundigenonderzoek ten aanzien van de lading van het onder 6 tot en met 23 genoemd vuurwerk te summier. In het proces-verbaal van onderzoek wordt volstaan met een opsomming van het inbeslaggenomen vuurwerk, tezamen met de opmerking: ‘veelal bestond de lading niet uit zwart kruit.’ Nu niet de lading van het vuurwerk afzonderlijk is onderzocht, kan niet bewezenverklaard worden dat de lading van het onder 6 tot en met 23 genoemd vuurwerk niet voldeed aan de daarvoor geldende criteria.
Ten aanzien van zaak A:
Periode
De tenlastegelegde periode beslaat de periode tussen 28 augustus 2008 en 30 december 2008. Op 28 augustus 2008 heeft een observatie plaats waarbij wordt gezien dat [broer van verdachte], de broer van verdachte (hierna: [broer van verdachte]), contact heeft met de vuurwerk¬handelaren [vuurwerk-handelaar 1] en [vuurwerkhandelaar 2]. Hierbij is verdachte niet betrokken. Vanaf 9 september 2008 wordt de telefoon van [broer van verdachte] getapt. Verdachte ‘komt in beeld’, als hij op 23 september 2008 [broer van verdachte] belt over de prijs van lawinepijlen. Dit gesprek is getapt. De rechtbank stelt daarom als begindatum 23 september 2008 vast en acht bewezen dat verdachte in de periode van 23 september 2008 tot en met 30 december 2008 (de dag van zijn aanhouding) het tenlaste¬gelegde feit heeft begaan.
Binnen Nederlands grondgebied brengen
Verdachte heeft verklaard dat hij meermalen naar België is gereden om daar vuurwerk te kopen. Op 30 december 2008 werd hij in Hilversum aangehouden, nadat hij naar België was gereden om vuurwerk te kopen. In zijn auto werd vuurwerk aangetroffen. Ook in oktober 2008 is verdachte in Olen, België, geweest om daar vuurwerk te kopen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte, zo niet al het aangetroffen vuurwerk, dan toch in ieder geval een deel daarvan binnen Nederlands grondgebied heeft gebracht.
Ten aanzien van zaak B:
Medeplegen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachtes handelingen niet als medeplegen kunnen worden gekwalificeerd. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de vuurwerkhandel van zijn broer. Hij ontkent ook dat hij [broer van verdachte] heeft geholpen bij het lossen van vuurwerk op de [adres 2]. Het feit dat verdachte op 4 december 2007 met zijn broer is meegereden, terwijl in de auto vuurwerk aanwezig was, impliceert evenmin enige betrokkenheid. De overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, te weten de SMS-berichten en de verklaring van [vuurwerkhandelaar 2], zijn evenmin overtuigend. Verdachte dient wegens gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen als (mede)dader van het tenlastegelegde feit kan worden aangemerkt. Allereerst bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van observatie waaruit blijkt dat verdachte samen met zijn broer [broer van verdachte] naar de [adres] rijdt (waar later vuurwerk wordt aangetroffen) en op de [adres 2] helpt met het lossen van vuurwerk. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [broer van verdachte] zich met vuurwerkhandel bezighield. Het is daarom aannemelijk dat verdachte wist dat in de dozen die hij aan het lossen was, vuurwerk zat. Daar komt bij dat verdachte op 4 december 2007 is aangehouden op het moment dat hij samen met [broer van verdachte] op de A1 reed. [broer van verdachte] heeft verklaard dat hij op dat moment op weg was naar Amsterdam IJburg om vuurwerk te verkopen. In de auto is vuurwerk aangetroffen. Dit wijst op betrokkenheid van verdachte bij de vuurwerkhandel van zijn broer. Voorts blijkt uit de verklaring van getuige [vuurwerkhandelaar 2] dat verdachte samen met [broer van verdachte] vuurwerk in- en verkocht. Tenslotte zijn in de telefoon van verdachte SMS-berichten met daarin vuurwerkbestellingen aangetroffen. Verdachte stelt deze berichten niet te hebben gelezen, maar dit neemt niet weg dat verdachte blijkbaar door verscheidene personen als vuurwerkhandelaar werd gezien. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat de betrokkenheid van verdachte bij de vuurwerkhandel van zijn broer groter was dan hij wil doen voorkomen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met zijn broer [broer van verdachte] illegaal vuurwerk voorhanden heeft gehad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir op de terechtzitting van 21 april 2010 gevorderd dat verdachte voor de door haar onder zaak A en zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, met af-trek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is op 4 december 2007 aangehouden wegens de verdenking van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. Op dat moment had hij nog geen rijbewijs. In 2008 had verdachte wel een rijbewijs en heeft hij vanuit België illegaal vuurwerk ingevoerd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, nadat hij in 2007 door de politie was aangehouden, zich toch met illegaal vuurwerk heeft bezig gehouden en zelfs zijn activiteiten heeft uitgebreid. Het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk is extreem gevaarzettend. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van illegaal vuurwerk enorme risico's met zich mee, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar ook voor eventuele omstanders. Te denken valt aan onder meer gehoorbeschadiging, oogletsel en verminking van ledematen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 maart 2010, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het betreft echter oude feiten en bovendien was verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten minderjarig. De rechtbank zal dit verdachte daarom minder zwaar aanrekenen. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij absoluut niet van plan is zich ooit nog met (illegaal) vuurwerk bezig te gaan houden en de rechtbank heeft de overtuiging bekomen dat hij dit meent. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening daarmee gehouden.
Zij heeft voorts rekening gehouden met de duur van de werkstraf die medeverdachte [broer van verdachte] opgelegd heeft gekregen. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat verdachte zich sinds het plegen van de bewezen geachte feiten opnieuw met vergelijkbare strafbare feiten heeft beziggehouden.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden, ziet de rechtbank aanleiding een lagere werkstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. Om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit zal de rechtbank verdachte daarnaast wel een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand opleggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten;
- 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit.
Deze wettelijke voorschriften zijn geldend zoals ten tijde van de bewezen geachte feiten.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaak A en zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24, derde lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, opzettelijk begaan;
ten aanzien van zaak B:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24, derde lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft ver-richt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen. De tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlo-pige hechtenis heeft doorgebracht, zal bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Beveelt dat deze laatste straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en G. Voorhorst rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2010.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.