Parketnummer: 13/670202-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 6 december 2010
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.C.C. van Roessel en van wat door de raadsvrouw van verdachte mr. R.C. Honig en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1. hij op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 28 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, (voor de tourniquets) voor/op een perron en/of in een trein, (telkens) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten een of meer lid/leden van de Mobiele Eenheid, welk geweld bestond uit het eenmaal of meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen in de richting van en/of tegen een of meer lid/leden van de Mobiele Eenheid en/of tegen een of meer schild(en) van de opsporingsambtenaren (deel uitmakende van de Mobiele Eenheid);
2. hij op of omstreeks 28 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich in het openbaar, (te weten op of aan de openbare weg, treinstation Bijlmer Arena en/of in de (directe) omgeving van de Arena), mondeling, opzettelijk beledigend heeft/hebben uitgelaten over een groep mensen, (te weten Joden) wegens hun ras en/of godsdienst, door (telkens) opzettelijk beledigend éénmaal of meermalen:"Hamas, hamas, Joden aan het gas", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, te roepen;
3. hij op of omstreeks 28 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn functie, te weten, burgemeester Job Cohen, in het openbaar, te weten op of aan de openbare weg, bij het treinstation Bijlmer Arena en/of in de (directe) omgeving van de Arena, mondeling heeft beledigd, door (telkens) opzettelijk éénmaal of meermalen de navolgende woorden te roepen: "kankerjood Cohen" en/of "Cohen is een kankerjood". althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.1 Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Het dossier bevat verschillende processen-verbaal waarin wordt gerelateerd over spreekkoren waarin de uitlatingen, zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen, zijn geroepen. Verdachte ontkent hieraan meegedaan te hebben. Het enkele feit dat verdachte aanwezig was bij de Amsterdam Arena is onvoldoende om vast te stellen dat hij de discriminerende teksten heeft geuit. Verdachte heeft, zoals blijkt uit het proces-verbaal op pagina 8 van het dossier, in dit verband verklaard dat hij niet kan ontkennen daarbij niet betrokken te zijn geweest. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank niet zonder meer van oordeel dat ervan uit gegaan moet worden dat de verbalisant bij het verhoor van verdachte een woordje ‘niet’ teveel heeft opgeschreven en dat verdachte’s verklaring dus als een bekentenis moet worden opgevat. Het kan dat een woord “niet” teveel is opgenomen, maar het is niet zeker. Kortom het is gewoon niet duidelijk, zodat de rechtbank deze verklaring niet als een bekennende verklaring zal opvatten. Op de zitting heeft verdachte ontkend dat hij de leuzen heeft geroepen. Nu een bewijsmiddel ontbreekt dat er op duidt dat verdachte daadwerkelijk heeft meegedaan aan de spreekkoren, bevat het dossier onvoldoende bewijs voor het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
3.2 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Zij voert ter ondersteuning van haar standpunt het volgende aan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen - op pagina 2 van het dossier - blijkt dat verdachte met een aanloop naar de Mobiele Eenheid is gelopen en een trap heeft gegeven tegen de schilden van de Mobiele Eenheid. De officier van justitie is van mening dat verdachte tweemaal tegen de schilden van de Mobiele Eenheid heeft getrapt, nu verdachte zelf erkent geweld aangewend te hebben tegen de Mobiele Eenheid terwijl hij zich in de trein bevond. Volgens de officier van justitie was er geen omstandigheid aanwezig waardoor verdachte uit zelfverdediging moest handelen; in de trein had verdachte alle gelegenheid om in een coupe te gaan zitten. Concluderend is er sprake van openlijke geweldpleging.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat verdachte één trap tegen een schild van de Mobiele Eenheid heeft gegeven nu verdachte dit erkent, maar onvoldoende is vast komen te staan dat verdachte een aanloop heeft genomen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen zijn vervat.
Op 28 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost bij de Amsterdam Arena krijgt de Mobiele Eenheid tijdens het verdrijven van de supporters verzet van de F.C. Utrecht supporters. Nadat de supporters boven op de loper zijn gedreven en vlak voor de tourniquets voor het perron staan, ziet de verbalisant een jongen met een bebloede hand schoppende bewegingen maken in de richting van de Mobiele Eenheid. De jongen trapt meerdere malen hard op de schilden van de Mobiele Eenheid. Hij doet dit met zijn voeten en neemt hierbij een korte aanloop. Verdachte is aangehouden en verbalisant herkent hem voor 100 % als de persoon die op de schilden van de Mobiele Eenheid heeft geschopt. Ter terechtzitting heeft verdachte erkend één trappende beweging gemaakt te hebben bij de trein om de Mobiele Eenheid op afstand te houden en dat hij een bebloede hand had die dag.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 28 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, voor de tourniquets voor een perron openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen leden van de Mobiele Eenheid, welk geweld bestond uit het meermalen met kracht schoppen in de richting van leden van de Mobiele Eenheid en tegen schilden van de opsporingsambtenaren deel uitmakende van de Mobiele Eenheid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard uit zelfverdediging gehandeld te hebben. De rechtbank verstaat dit als een beroep op noodweer en overweegt betreffende dit verweer als volgt. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij het doel van de verdediging en het verdedigingsmiddel geboden is. Verdachte moet zich ervan bewust zijn geweest dat hij met politieambtenaren te maken had, nu zijn geweld gericht was tegen leden van de Mobiele Eenheid. Niet gebleken is dat de Mobiele Eenheid op onrechtmatige wijze geweld heeft gebruikt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat sprake was van gepast geweld door ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Van een wederrechtelijk aanranding van verdachte was daarom geen sprake. Het verweer wordt daarom verworpen.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen
8.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van een stadionverbod. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen gevorderd.
Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat deze straffen op zijn plaats zijn om duidelijk te maken dat ook bij voetbalwedstrijden normaal gedrag op zijn plaats is. Bevelen van de politie moeten opgevolgd worden en geweld tegenover de politie kan absoluut niet geaccepteerd worden. Geweld tegen de politie bij een sportevenement levert een dubbele strafeis op. Daarnaast is het niet normaal om over een weer te provoceren bij een sportevenement. De Hoge Raad (LJN BI4739) heeft bepaald dat de cultuur bij voetbalwedstrijden om veelvuldig een uitlating als ‘Hamas, hamas, Joden aan het gas’ te doen, niet getolereerd kan worden. Het kan er toe leiden dat de openbare orde in gevaar is. Voorts houdt de officier van justitie rekening met het feit dat verdachte recidive heeft en eerder een stadionverbod opgelegd heeft gekregen.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis veel te hoog is. De verdediging verzoekt de werkstraf behoorlijk te matigen en een voorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de verdediging veel te zwaar aangezet. Op de beelden is duidelijk te zien dat verdachte de-escalerend bezig is geweest. Bij de strafoplegging dient rekening gehouden te worden met het feit dat de supporters gefrustreerd waren doordat zij niet tot de de wedstrijd werden toegelaten door (relatief weinig) spreekkoren en dat de beslissing van het stadsbestuur niet helemaal duidelijk was. De zaak moet in zijn context bezien worden. Een veroordeling zonder oplegging van een straf op maatregel is een optie; verdachte heeft al zeven dagen werk moeten missen en hij is eigen baas en is zo inkomen misgelopen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft deelgenomen aan het plegen van openlijk geweld tegen politieambtenaren, die op dat moment hun werk deden. Hoewel aan verdachte kan worden toegegeven dat hij zich op die bewuste dag ook de-escalerend heeft gedragen en zich over een gewonde persoon heeft ontfermd, moet het geweld dat hij heeft gepleegd - het schoppen in de richting van de Mobiele Eenheid - als ernstig worden gekwalificeerd. Het openlijke geweld werd gepleegd, enkel en alleen omdat verdachte en zijn medesupporters hun frustratie kwijt moesten over het feit dat zij het stadion niet in mochten. Dit strafbaar feit vormt een inbreuk op en ondermijnt het respect dat ten aanzien van politieambtenaren dient te worden opgebracht. Openlijk geweld draagt bij aan de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, voetbalgeweld wekt ook beroering in de samenleving en druist in tegen de in die samenleving gerespecteerde normen en waarden. De samenleving stelt met toenemend ongenoegen vast dat het bij sportevenementen als het onderhavige gebruikelijk is geworden dat bezoekers zich gewelddadig gedragen en dat het daarom noodzakelijk is dat geharnaste politiemensen worden ingezet om de orde handhaven, dit op kosten van de samenleving en ten koste van de capaciteit op straat.
De rechtbank houdt voorts rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 14 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte van oordeel dat in dit geval een taakstraf in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is met oplegging van een stadionverbod. De rechtbank heeft bij het opleggen van een stadionverbod in ogenschouw genomen dat dit stadionverbod, aanmerkelijke gevolgen heeft voor de keuzevrijheid van de verdachte om de wedstrijden van F.C. Utrecht bij te wonen. Mede in verband daarmee heeft de rechtbank een zorgvuldige afweging gemaakt tussen enerzijds de noodzaak om vanuit generaal preventief oogpunt een stadionverbod op te leggen en anderzijds de belangen van verdachte om de wedstrijden van F.C. Utrecht bij te kunnen wonen. De rechtbank is van oordeel dat de noodzaak vanuit het oogpunt van generale preventie zwaarder weegt dan de belangen van verdachte. In het bijzonder wordt bij oplegging van dit verbod gewezen op het feit dat geweld bij voetbalwedstrijden, zeker niet gericht tegen de politie, niet getolereerd kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat door de officier van justitie is gevorderd.
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een steen, die aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat voorwerp tot het begaan van het bewezen geachte is bestemd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen, als veroordeelde tijdens de proeftijd een van de volgende bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat het veroordeelde gedurende de proeftijd niet is toegestaan enig voetbalstadion of speelveld te betreden waarin een voetbalwedstrijd wordt gespeeld van de betaalde voetbalorganisatie F.C. Utrecht in het kader van enige door de KNVB, een internationale voetbalbond, F.C. Utrecht of derden georganiseerde competitie of wedstrijd;
- het is veroordeelde verboden zich gedurende zijn proeftijd op te houden in de directe omgeving van het stadion, waarbij als directe omgeving van het stadion het gebied geldt dat is begrensd door
o de Herculeslaan
o de Laan van Maarschalkerweerd
o de Herculesbrug
o de Kromme Rijn
o het gebied tot aan de afrit naar de Waterlinieweg
in de periode tussen twee uur vóór aanvang en twee uur na afloop van die wedstrijden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Verklaart verbeurd:
1 1.00 STK Steen
-
steen afkomstig van het treinspoor 3791232
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en S.E. Sijsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Bruggen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2010.