Parketnummer: 13/670125-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 6 juli 2010
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting "Rentray" te Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 en 22 juni 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. U.E.A. Weitzel en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. E.A.A. Charry, de verdachte, de heer [naam 7] namens Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en de vader
naar voren is gebracht.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 26 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer
geldbedragen, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [restaurant] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of een of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), een mes, in elk
geval een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand heeft/hebben genomen en/of die [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 5] heeft getoond en/of voorgehouden en/of heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: "geld, geld" en/of "zitten, zitten" en/of "Geld, geld, geld of ik steek je dood" en/of "Overval" en/of "Geld, portemonnee, telefoons";
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 26 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] en/of [restaurant] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5], heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [restaurant] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn
mededader(s), een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een vuurwapen, althans eenop een vuurrwapen gelijkend voorwerp, ter hand heeft/hebben genomen en/of die [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 5] heeft getoond en/of voorgehouden en/of heeft/hebben gezegd/geschreeuwd: "geld, geld" en/of "zitten, zitten" en/of "Geld, geld, geld of ik steek je dood" en/of "Overval" en/of "Geld, portemonnee, telefoons" ;
art. 317 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 november 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [naam 1] en/of [restaurant] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en [naam 2] en [naam 4] en [naam 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders, een mes en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand hebben genomen en aan die [naam 2] en [naam 4] en [naam 5] hebben getoond en voorgehouden en hebben geschreeuwd: "geld, geld" en "zitten, zitten" en "Geld, geld, geld of ik steek je dood" en "Overval" en "Geld, portemonnee, telefoons";
hij op 26 november 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam 3] en [naam 4] en [naam 5], heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, en enig goed, toebehorende aan [naam 3] en [naam 4] en [naam 5], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders, een mes, en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand hebben genomen en die [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 5] hebben getoond en voorgehouden en hebben geschreeuwd: "geld, geld" en "zitten, zitten" en "Geld, geld, geld of ik steek je dood" en "Overval" en "Geld, portemonnee, telefoons".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd aan de hand van haar op schrift gestelde requisitoir.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het tenlastegelegde (in zaak D5) bewezen wordt verklaard, gelet op onder meer de bekennende verklaringen van verdachte, de aangiftes en de camerabeelden met betrekking tot zaak D5.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ook ter terechtzitting het tenlastegelegde feit bekend.
De raadsman heeft ter terechtzitting ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hieronder zakelijk weergegeven feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van zaak D5.
Op 26 november 2009 vindt een gewapende overval plaats op Chinees restaurant [restaurant] b.v. aan de [adres]. Vier overvallers komen het restaurant binnen, alwaar één van hen de aanwezige personeelsleden en de gasten bedreigt met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en twee van de overvallers de aanwezige personeelsleden en gasten bedreigen met een mes. De overvallers nemen een rood geldkistje met daarin 30 euro weg en persen de klanten geldbedragen en een portemonnee met inhoud af.i
De rechtbank heeft op de camerabeelden van [restaurant] waargenomen dat vier jonge mannen voor de deur van het restaurant hun hoofden bedekken, het restaurant binnengaan, waarbij één van de overvallers een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft en twee van de overvallers een mes. De rechtbank neemt waar dat één van de overvallers over de toonbank springt en de anderen in het restaurant rondlopen.ii
Verdachte heeft bekend dit feit te hebben gepleegd, samen met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Van tevoren hadden verdachte en zijn medeverdachten besproken dat het een goede dag was om een overval te plegen, aangezien de politie op 26 november 2009 druk bezig was met een grote brand bij City Box in Amsterdam Noord. Voor de overval hadden verdachte en zijn medeverdachten een rolverdeling afgesproken, te weten dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de kassa zouden gaan en dat verdachte en [medeverdachte 3] naar de klanten zouden gaan. Voor de overval kreeg [medeverdachte 2] een mes van één van zijn medeverdachten. Ook verdachte had tijdens de overval een mes, waarmee op een tafel heeft geslagen om de mensen bang te maken. De medeverdachte [medeverdachte 1] hanteerde tijdens de overval een balletjespistool.iii
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 27 (zevenentwintig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [restaurant], de heer [naam 1] en mevrouw [naam 6], heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze redelijk zijn en goed zijn onderbouwd. Dientengevolge heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen geheel zullen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij het eens is met de eis van de officier van justitie en dat hij hoopt dat de rechtbank deze zal overnemen zodat zijn cliënt na de uitspraak vrij zal komen. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman aangevoerd dat deze toewijsbaar zijn. De raadsman verzoekt wel rekening te houden met de toerekenbaarheid van de vordering aan zijn cliënt.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Het Chinese restaurant [restaurant] is binnen een periode van iets meer dan een jaar maar liefst driemaal het doelwit geweest van zeer bedreigende en gewelddadige gewapende overvallen door meerdere daders, waarbij verdachte tijdens de laatste overval op 26 november 2009 tot de medeplegers hiervan behoorde. De personeelsleden en de gasten van het restaurant zijn hierbij bedreigd met vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, messen en pepperspray. De slachtoffers hebben in hun aangiftes verklaard zich erg bedreigd te hebben gevoeld. Eén van de gasten uit het restaurant, bij wie een mes tegen zijn borst werd gezet, voelde zich dermate bang en dacht dat zijn leven aan een zijden draadje hing, dat hij in elkaar zakte en zijn bewustzijn een kwartier lang verloor, totdat hij door ambulancepersoneel werd behandeld. De eigenaar van het restaurant, de heer [naam 1], en zijn echtgenote, mevrouw [naam 6], hebben ter terechtzitting, door middel van de door hen ingediende vorderingen waarbij zij zichzelf als benadeelde partij hebben gesteld en door middel van een schriftelijke slachtofferverklaring, naar voren gebracht wat de gevolgen van de overvallen voor hen zijn. Zij hebben de overvallen als levensbedreigend ervaren en deze hebben hen diep aangegrepen. Tot op de dag van vandaag hebben zij last van de geestelijke gevolgen van de misdrijven. De heer [naam 1] piekert veel, slaapt nog steeds slecht en hij ondervindt spanningsklachten zoals druk op de borst en kortademigheid. De heer [naam 1] is door zijn huisarts doorverwezen naar Mentrum. De gedachten van [naam 6] en haar functioneren in het restaurant worden beheerst door angst. [naam 6] kan zich zeer moeilijk ontspannen en haar gedachten erbij houden. Zij slaapt slecht en heeft regelmatig last van angstdromen. Het vergt ontzettend veel energie van haar om iedere dag te leven met angst en onzekerheid. Door hard te werken hebben de heer [naam 1] en [naam 6] de afgelopen jaren een goede zaak op kunnen bouwen. Door de overvallen zijn zij echter dermate angstig geworden voor herhaling dat het plezier in hun werk volledig is verdwenen, waardoor zij hebben besloten hun restaurant zo snel mogelijk te verkopen. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers. Verdachte heeft de gewapende overvallen slechts gedreven door eigen belang, namelijk geldelijk gewin, mede gepleegd. Naast de gevolgen voor de slachtoffers versterken feiten als deze onrust in de samenleving en gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 juni 2010 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld terzake strafbare feiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van:
- een rapport van drs. E.C. Schellart, psycholoog, d.d. 11 mei 2010 omtrent de geestvermogen van de verdachte;
- een adviesrapportage van de Jeugdreclassering d.d. 16 februari 2010, 16 april 2010 en
18 juni 2010, opgemaakt door de heer [naam 7].
Uit de rapportage van de psycholoog komt naar voren - zakelijk weergegeven - dat geen sprake is van gedragsproblemen bij de verdachte. Hoewel hij zich niet impulsief toont en hij blijk geeft van een adequate frustratietolerantie, is hij er aan gewend zijn materialistische behoeften snel ingewilligd te zien. Hij bevindt zich in het Conformistische stadium van de ego-ontwikkeling, onder andere gekenmerkt door het zich conformeren aan de regels van de groep waartoe men vindt te behoren, vrees voor sociale afkeuring en in staat zijn verantwoording te nemen. Gelet op zijn ego-ontwikkelingsniveau, de door hem ervaren gevoelens van spijt en schuld en de bij hem aanwezige slachtofferempathie, lijkt zijn geweten redelijk naar behoren te functioneren. Hoewel hij enerzijds selectief is in zijn vriendschappen, ging hij in de periode dat hij geen dagbesteding had om met randjongeren met politiecontacten.
Op de groep in Rentray functioneert hij goed. Hij toont inzet en heeft een positieve inbreng.
Verdachte wordt als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd.
De recidivekans wordt als matig ingeschat, maar is zonder vooruitzicht op een opleiding of een andere dagbesteding en de afwezigheid van een salaris, wel aanwezig.
De psycholoog adviseert bij een bewezenverklaring onder meer een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Er dient daarbij een intensieve begeleiding door de jeugdreclassering te worden ingezet om hem te ondersteunen en begeleiden bij het vinden van een leerbedrijf en bij zijn opleiding. Hierbij wordt nadrukkelijk aangeraden om ouders bij de begeleiding te betrekken om zodoende het toezicht en grip op de verdachte te vergroten en hiermee de kans op recidive te verminderen.
Ter terechtzitting heeft de heer [naam 7], jeugdreclasseerder, nog verklaard - zakelijk weergegeven - dat er veel aandacht is besteed aan het vinden van een geschikte dagbesteding voor [verdachte]. Voor hij in detentie kwam werkte hij een aantal dagen in de week bij het restaurant van V&D, maar eigenlijk wilde hij een opleiding tot stucadoor gaan volgen. Hij kon echter hij geen praktijkplek vinden. Tijdens het voorarrest is vervolgens veel energie gestoken in het vinden van een geschikte plek, maar dat is helaas niet gelukt. Recent is hij opnieuw aangemeld bij SSP richting timmeren. In september 2010 is er een voorlichtingsbijeenkomst. Eerst dan zal worden bepaald of hij qua opstelling, motivatie en ervaring een werkplek kan krijgen. Indien dat niet het geval is zal hij eerst een opleiding gaan volgen.
Gelet op het voorgaande en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om naast een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur een voorwaardelijke deel op te leggen teneinde te pogen verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom aan een strafbaar feit schuldig te maken.
De rechtbank is daarnaast van oordeel, daarbij ook gelet op de ernst van het gepleegde delict en het aandeel van de verdachte tijdens het delict, dat verdachte zwaarder dient te worden gestraft dan door de officier van justitie ter terechtzitting is gevorderd en legt daarom een groter voorwaardelijk deel op.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [restaurant], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag € 30,= (dertig euro) aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot het bedrag van € 30,= (dertig euro) worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [restaurant] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partij [restaurant] voor het overige deel van de vordering, te weten twee overvallen gepleegd op 8 oktober 2008 en op 25 oktober 2009, rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen geachte feit, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering, te weten een gevorderd bedrag van € 418,= (vierhonderd en achttien euro) aan materiële schade voor een overval gepleegd op 8 oktober 2008 en € 590,= (vijfhonderd en negentig euro) aan materiële schade voor een overval gepleegd op 25 oktober 2009, niet-ontvankelijk is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [naam 1], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1650,= (éénduizend zeshonderd en vijftig euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partij [naam 1] voor het overige deel van de vordering, te weten een overval gepleegd op 25 oktober 2009, rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezen geachte feiten, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering, te weten een gevorderd bedrag van € 1.900,= (éénduizend en negenhonderd euro) aan immateriële schade, niet-ontvankelijk is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [naam 6], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 935,= (negenhonderd en vijfendertig euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partij [naam 6] voor het overige deel van de vordering, te weten een overval gepleegd op 8 oktober 2008 en een overval gepleegd op 25 oktober 2009, rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen geachte feit, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering, te weten een gevorderd bedrag van € 1.870,= (éénduizend achthonderd en zeventig euro) aan immateriële schade, niet-ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 6] het volgende.
De rechtbank merkt op dat zowel uit punt 3. van het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces als uit de korte situatieschets op bijlage 1 van het Schade-onderbouwings-formulier blijkt dat [naam 6] immateriële schade vordert voor de psychische gevolgen van de drie gewapende overvallen, gepleegd op 8 oktober 2008, 25 oktober 2009 en 26 november 2009, waarbij zij aanwezig was. Bij de jurisprudentie/ vergelijkbare uitspraken van het Schade-onderbouwings-formulier worden slechts vergelijkingen gemaakt met de overvallen gepleegd op 8 oktober 2008 en op 25 oktober 2009. De rechtbank heeft het totaal gevorderde bedrag aan immateriële schade dientengevolge evenredig verdeeld over de drie overvallen gepleegd op 8 oktober 2008, 25 oktober 2009 en op 26 november 2009.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [naam 5], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 381,50 (driehonderd en eenentachtig euro en vijftig cent) aan materiële schade en € 825,= (achthonderd en vijfentwintig euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot het totaal bedrag van € 1206,50 (éénduizend tweehonderd en zes euro en vijftig cent) worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Meerdaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 214 (tweehonderdveertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 60 (zestig) dagen, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [restaurant], gevestigd op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 30,= (dertig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [restaurant] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [restaurant], te betalen de som van € 30,= (dertig euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 1.650,= (éénduizend zeshonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 1], te betalen de som van € 1.650,= (éénduizend zeshonderdvijftig euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 33 (drieëndertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 6], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 935,= (negenhonderd en vijfendertig euro) , aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 6], te betalen de som van € 935,= (negenhonderd en vijfendertig euro), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 19 (negentien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 381,50 (driehonderd en eenentachtig euro en vijftig cent) aan materiële schade en € 825,= (achthonderd en vijfentwintig euro) aan immateriële schade, te weten voor een totaal bedrag van € 1206,50 (éénduizend tweehonderd en zes euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 5], te betalen de som van € 1206,50 (éénduizend tweehonderd en zes euro en vijftig cent), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.C. Enkelaar en J.J. Molenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gordon en mr. F.M. Scholten, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2010.
i Een proces-verbaal met nummer 2009319804-15 van 27 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], aspirant agent van politie, Wijkteam Klimopweg van de politie Amsterdam-Amstelland, doorgenummerde pag. D5 013 e.v., inhoudende de verklaring van aangever [naam 1];
Een proces-verbaal met nummer 2009319804-17 van 30 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 9], brigadier, D2 Bureau Districtsrecherche van de politie Amsterdam-Amstelland, doorgenummerde pag. D5 036 e.v., inhoudende de verklaring van aangeefster [naam 2];
Een proces-verbaal met nummer 2009319804-12 van 27 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], aspirant agent van politie, Wijkteam Klimopweg van de politie Amsterdam-Amstelland, doorgenummerde pag. D5 042 e.v., inhoudende de verklaring van aangever [naam 3];
Een proces-verbaal met nummer 2009319804-13 van 27 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 10], hoofdagent, D2 Bureau Districtsrecherche van de politie Amsterdam-Amstelland, doorgenummerde pag. D5 047 e.v., inhoudende de verklaring van aangeefster [naam 4];
Een proces-verbaal met nummer 2009319804-14 van 27 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 11], brigadier, D2 Bureau Districtsrecherche van de politie Amsterdam-Amstelland, doorgenummerde pag. D5 053 e.v., inhoudende de verklaring van aangever [naam 5].
ii De eigen waarneming van de rechtbank op het onderzoek ter terechtzitting, d.d. 21 juni 2010.
iii De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 21 en 22 juni 2010 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die zitting.
13/670125-10 (PROMIS)
[verdachte] 13