ECLI:NL:RBAMS:2010:BN3050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-1515 WRB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van extra uren rechtsbijstand in complexe echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2010, hebben eiseressen, vertegenwoordigd door [eiseres 2], een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam. Dit besluit, gedateerd 18 februari 2009, wees een verzoek om vergoeding van extra uren rechtsbijstand af. De rechtbank oordeelde dat de echtscheidingszaak feitelijk gecompliceerd was, waardoor de behandeling niet binnen de gebruikelijke tijdsgrenzen kon plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 1, die op een geheim adres verbleef, en haar kinderen te maken hadden met ernstige huiselijk geweldsituaties, wat de complexiteit van de zaak vergrootte. Eiseres 2 had contact moeten onderhouden met verschillende instanties om bewijs te verzamelen en had bovendien een verzoekschrift tot voorlopige voorzieningen ingediend. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van eiseres 2 substantieel afweken van de gebruikelijke werkzaamheden in een echtscheidingsprocedure, en dat de Raad voor Rechtsbijstand niet in redelijkheid kon oordelen dat er geen sprake was van een veelvoud aan juridisch relevante feiten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, en wees het verzoek om extra uren rechtsbijstand toe. Tevens werd de Raad voor Rechtsbijstand veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan de eiseressen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1515 WRB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres 1] (eiseres 1),
verblijvende, op een geheim adres,
gemachtigde: [eiseres 2],
[eiseres 2] (eiseres 2),
gevestigd te [vestigingsplaats],
tezamen eiseressen,
en
de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. S.O. Vos.
Procesverloop
De rechtbank heeft op 8 april 2009 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 18 februari 2009 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2010. Namens eiseressen is
[eiseres 2] verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Bij besluit van 28 november 2007 heeft verweerder mr. E. Tuzkapan als rechtsbijstandverlener toegevoegd aan eiseres 2 voor het verlenen van rechtsbijstand ter zake van een echtscheiding met nevenvorderingen (de zaak).
1.2. Bij besluit van 10 april 2008 heeft verweerder de overname van de rechtsbijstand door [eiseres 2] ingewilligd en de gevraagde mutatietoevoeging verleend.
1.3. Eiseres 1 heeft verweerder laten weten dat de tijdsbesteding in de zaak uitgaat boven de 30 uren en heeft verzocht om zevenentwintig extra uren te mogen besteden aan de zaak.
1.4. Op 2 juni 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiseres 2 om extra uren te mogen besteden aan de zaak, afgewezen.
1.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseressen tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe verwezen naar het advies van de bezwarencommissie aan de Raad voor Rechtsbijstand van 11 februari 2009 en overweegt dat de door eiseressen geschetste feiten en omstandigheden geen aanleiding geven voor het oordeel dat sprake is van rechtsvragen van uitzonderlijke aard of van een veelheid van juridisch relevante feiten.
1.6. In beroep hebben eiseressen, kort gezegd, aangevoerd dat gelet op de aard van de zaak en bijzondere omstandigheden, zoals gesteld, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, er sprake is van een veelvoud aan juridisch relevante feiten, waardoor de zaak ten tijde van het bestreden besluit feitelijk gecompliceerd in de zin van het beleid van verweerder als neergelegd in het Handboek Vergoedingen.
2. Wettelijk kader
2.1. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr) wordt, indien in een procedure de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak of op grond van artikel 6 is bepaald, voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.
2.2. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van het Bvr, voor zover van belang, legt de rechtsbijstandverlener een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden. Ingevolge het tweede lid van dat artikel, voor zover van belang, stemt het bureau geheel of gedeeltelijk in met de begroting, indien het van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. Verweerder voert het beleid, zoals neergelegd in het Handboek Vergoedingen 2000 (tweede druk, 2006) (het Handboek Vergoedingen), dat de begroting van de tijdbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten extra werkzaamheden, bedoeld in artikel 31 van het Bvr, wordt goedgekeurd, als de zaak in vergelijking met andere soortgelijke zaken, zodanig feitelijk en/of juridisch gecompliceerd is, dat de behandeling daarvan in redelijkheid niet binnen de tijdsgrens heeft kunnen plaatsvinden en alsnog de begrote tijd vergt. Een zaak is juridisch ingewikkeld indien binnen het bereik van de toevoeging rechtsvragen beantwoord moeten worden die uitzonderlijk van aard zijn en zich zelden voordoen. Een zaak is feitelijk ingewikkeld, indien zich een veelheid van juridisch relevante feiten voordoet binnen het bereik van de toevoeging, waarbij artikel 32 van de Wet op de rechtsbijstand in acht dient te worden genomen.
3.2. Daarnaast voert verweerder het beleid, zoals neergelegd in de Leidraad extra urenzaken van december 2007 (de Leidraad). Daarin wordt nader toegelicht wanneer een zaak feitelijke complex wordt geacht. Verweerder zal slechts feitelijke complexiteit aannemen als die kan worden aangetoond aan de hand van objectieve factoren.
3.3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in verschillende uitspraken het beleid van verweerder, zoals neergelegd in het Handboek Vergoedingen en de Leidraad, en de harmonisatie van het Handboek Vergoeding met de Leidraad per 1 januari 2008, als niet onredelijk beoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juni 2006, LJN AX9070 en de uitspraak van 29 juli 2009, LJN BJ4097). Verweerder is in beginsel gehouden in overeenstemming met zijn (niet onredelijke) beleid te handelen. Slechts in bijzondere omstandigheden dient verweerder van zijn beleid af te wijken. De rechtbank zal dit beleid dan ook in beginsel tot uitgangspunt nemen bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de regelgeving en het beleid verweerder beoordelingsruimte geven ten aanzien van de afhandeling en beoordeling van bewerkelijke zaken.
3.4. Ter zitting heeft eiseres 2 erkend dat de zaak niet juridische complex is, zodat thans ter beoordeling voorligt of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er in de zaak geen sprake was van een veelvoud aan juridisch relevante feiten.
3.5. In beroep hebben eiseressen aangevoerd dat ten tijde van de overschrijving van de toevoeging op naam van eiseres 1 reeds een derde van het aantal besteden uren was verbruikt door twee andere advocaten. De rechtbank overweegt hiertoe dat in artikel 33, eerste lid, van het Bvr is bepaald dat, indien in een zaak achtereenvolgens door twee of meer rechtsbijstandverleners, niet werkzaam in hetzelfde samenwerkingsverband, rechtsbijstand is verleend, de vergoeding wordt betaald aan de rechtsbijstandverlener die het laatst is toegevoegd. De rechtsbijstandverleners verdelen het bedrag in onderling overleg naar verhouding van de verrichte werkzaamheden. Nu regels omtrent opvolging reeds zijn geïncorporeerd in het Bvr en verweerder op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan deze regels, ziet de rechtbank geen aanleiding om op dat punt het bestreden besluit voor onjuist te houden.
3.6. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiseressen aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden die eiseres 2 in het kader van de zaak tot aan de datum van het bestreden besluit heeft verricht substantieel afwijken van die welke inherent zijn aan een echtscheidingsprocedure. De zaak onderscheidt zich van andere echtscheidingszaken doordat zich in het huwelijk ernstig huiselijk geweld heeft afgespeeld en de politie gedurende enige tijd een dreiging met eergerelateerd geweld heeft vastgesteld. Ten tijde van de aanvraag tot extra uren verbleef eiseres 1 met twee van haar kinderen op een onderduikadres. Eiseres 1 was er bij de vlucht uit de echtelijke woning niet in geslaagd haar andere kind mee te nemen. Teneinde eenhoofdig gezag te verkrijgen, zonder dat er omgangsregeling met de vader zou worden getroffen, heeft eiseres 2 contact met politie en justitie, en met bij het gezin betrokken hulpverlenende instanties moeten zoeken om bewijzen te vergaren ten aanzien van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Verder hebben eiseressen een verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend en hebben in verband daarmee twee zittingen plaatsgevonden. Ten tijde van het bestreden besluit was er sprake van een tweede pro forma zitting waarbij de rechtbank eiseres 2 heeft geïnstrueerd om een zogenaamde Eigen Kracht Conferentie te realiseren. In het kader van de organisatie van de Eigen Kracht Conferentie heeft eiseres 2 contact moeten onderhouden met de coördinator Eigen Kracht Centrale, de betrokken hulpverleners, cliënte en de wederpartij. Dit alles biedt, bezien in onderlinge samenhang, grondslag voor het oordeel dat de zaak zodanig feitelijk gecompliceerd is dat de behandeling daarvan niet binnen de tijdgrens heeft kunnen plaatsvinden. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in redelijkheid kunnen oordelen dat dat niet het geval was.
3.7. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd vanwege strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseressen gemaakte proceskosten in beroep, welke zijn begroot op € 644,00 (1 punt voor het indienen van het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Voorts dient het door eiseressen betaalde griffierecht te worden vergoedt.
3.8. Nu van de zijde van verweerder niet is gesteld dat de rechtsbijstand niet doelmatig is verleend en de rechtbank daarvoor in de stukken en het verhandelde ter zitting geen aanknopingspunten heeft gevonden, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, door het verzoek van eisers om vergoeding van zevenentwintig extra uren rechtsbijstand toe te wijzen.
Beslissing
De rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden besluit van 18 februari 2009;
- verklaart de bezwaren gegrond en herroept het besluit van 2 juni 2008;
- wijst het verzoek van [eiseres 2] om toekenning van zevenentwintig extra uren rechtsbijstand toe;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op om het griffierecht van € 150,00 aan eisers te betalen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van eisers van deze procedure tot een bedrag van
€ 644,00 (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door verweerder aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Riem, rechter, in aanwezigheid van B.O. Schaafsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2010.
de griffier, de rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB