RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
zaak- en rolnummer: 1033419 DX EXPL 09-201
vonnis van: 28 april 2010
f.no.: 694
Vonnis van de kantonrechter
1. [eiser 1 in conventie],
nader te noemen: [eiser 1 in conventie],
en
2. [eiser 2 in conventie],
nader te noemen: [eiser 2 in conventie],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigden: mr. J.C.Th. Papeveld en mr. R.H.J.M. Silvertand,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
Op 9 september 2009 is in deze zaak een tussenvonnis gewezen. Voor het verloop van de procedure tot 9 september 2009 wordt verwezen naar hetgeen daaromtrent in dit tussenvonnis is overwogen.
Het vervolg van het procesverloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie van 3 december 2009 met de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie], met één productie;
- de akte vermindering van eis van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie];
- de akte uitlaten partijen van Dexia.
Daarop is vonnis bepaald op heden.
De rechter die de zaak ter comparitie heeft behandeld, is vanwege organisatorische redenen niet in staat om dit vonnis te wijzen en uit te spreken.
Gronden van de beslissing
1. De feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
In conventie en in reconventie:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. Tussen [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] en Dexia zijn, voorzover hier nog in geding, de volgende overeenkomsten tot effectenlease (hierna: de lease-overeenkomsten) tot stand gekomen:
Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd
I. [contractnr.]
07-06-2002 WinstVerdubbelaar € 10.029,59
36 mnd.
II. [contractnr.] 29-05-1998 Feestplan II € 23.298,41 120 mnd.
III. [contractnr.] 05-07-2000 WinstVerDriedubbelaar € 47.443,44 36 mnd.
1.3. Voor wat betreft de in totaal aan Dexia betaalde bedragen en de totaalbedragen aan ontvangen dividenden per lease-overeenkomst staat het volgende vast:
Betaalde lease-termijnen Ontvangen dividenden
I. € 5.287,26 € 492,72
II. € 7.339,90 € 1.465,19
III. € 7.999,60 € 26,62
1.4. Dexia heeft per 6 juni 2005 met betrekking tot lease-overeenkomst I een eindafrekening opgesteld. Aan deze eindafrekening ontleent de kantonrechter de volgende gegevens:
Subtotaal (bij) € 6.445,84
Eerste aflossingstermijn (af) € 45,38
Restant hoofdsom (af) € 5.654,28
Inhaalincasso’s (af) € 35,62
Achterstallige posten (af) € 71,24
Subtotaal (af) € 5.806,52
Nog te ontvangen € 639,32
Dexia heeft per 6 oktober 2005 met betrekking tot lease-overeenkomst II een eindafrekening opgesteld. Deze eindafrekening zag er, voor zover van belang, als volgt uit:
Subtotaal (bij) € 8.232,29
32 resterende termijnen à € 68,89 contant gemaakt tegen 5,00% (af) € 2.062,95
Eerste aflossingstermijn (af) € 45,38
Beëindigingskosten (af) € 110,00
Contant gemaakte restant hoofdsom (af) € 8.203,24
Achterstallige posten (af) € 361,06
Subtotaal (af) € 10.782,63
Nog te voldoen € 2.550,34
[eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] hebben dit bedrag niet aan Dexia voldaan. Na verrekening van een bedrag van € 544,25 staat van deze eindafrekening thans nog een bedrag van € 2.006,09 open.
Dexia heeft per 4 juli 2003 met betrekking tot lease-overeenkomst III een eindafrekening opgesteld. Deze eindafrekening zag er, voor zover van belang, als volgt uit:
Subtotaal (bij) € 17.303,52
Eerste aflossingstermijn (af) € 45,38
Restant hoofdsom (af) € 39.169,90
Totaal aan inhaalincasso’s (af) € 228,56
Subtotaal (af) € 39.443,84
Nog te voldoen € 22.140,32
[eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] hebben dit bedrag van € 22.140,32 op 15 september 2003 aan Dexia voldaan.
1.5. Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst was de inkomenspositie van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] als volgt:
Gezinssamenstelling 2 volwassenen, 1 kind
Netto maandinkomen 1997 € 1.277,00
Netto maandinkomen 1998 € 1.164,00
Netto maandinkomen 2000 € 1.459,00
2.1. [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] vorderen naar de kantonrechter begrijpt, na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, als schadevergoeding wegens schending van de zorgplicht een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de betaling van dat bedrag tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vorderen [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] dat de kantonrechter Dexia beveelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vorderen [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] dat de kantonrechter Dexia veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
2.2. [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] hebben aan deze vorderingen – voor zover van belang – ten grondslag gelegd dat Dexia de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden.
2.3. Dexia heeft de vorderingen en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
2.4. In reconventie vordert Dexia [eiser 2 in conventie] te veroordelen tot betaling van € 2.550,34, te vermeerderen met de contractuele, althans de wettelijke rente, stellende dat [eiser 2 in conventie] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit lease-overeenkomst II, met veroordeling van [eiser 2 in conventie] in de proceskosten.
2.5. [eiser 2 in conventie] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van Dexia. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader in gegaan.
Zorgplicht, causaal verband en eigen schuld
3.1. In zijn arrest van 5 juni 2009 (LJN BH 2815) heeft de Hoge Raad uitgangspunten en een beoordelingskader geformuleerd voor wat betreft de volgende vragen:
(i) heeft Dexia de op haar rustende bijzondere zorgplicht geschonden?
(ii) zo ja, in hoeverre bestaat er causaal verband (als bedoeld in artikel 6:162 BW) tussen deze onrechtmatige daad van Dexia en de door [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] geleden schade?
(iii) welk deel van deze schade moet op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) voor rekening van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] blijven?
In een viertal op 1 december 2009 uitgesproken arresten, heeft het Amsterdamse hof deze uitgangspunten en dit beoordelingskader van een nadere invulling voorzien (zie LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983). De kantonrechter neemt de in deze rechtspraak neergelegde overwegingen en beslissingen tot leidraad voor de verdere beoordeling van het voorliggende geschil. Dit betekent voor de onderhavige zaak het volgende.
3.2. Op Dexia rust als professionele dienstverlener jegens haar wederpartij als particuliere belegger met wie zij voornemens is een overeenkomst tot effectenlease aan te gaan een uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortkomende bijzondere zorgplicht. Deze bijzondere zorgplicht strekt ertoe particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtzinnigheid of gebrek aan inzicht. Deze bijzondere zorgplicht is tweeledig en brengt allereerst mee dat Dexia degene met wie zij een overeenkomst tot effectenlease aangaat tevoren indringend in duidelijke en niet mis te verstane bewoordingen moet waarschuwen voor het bijzondere, aan het risicovolle en complexe effectenlease-product verbonden, gevaar van een restschuld bij (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst (de waarschuwings¬plicht). Gelet op de ratio van de waarschuwingsplicht moet onder ‘restschuld’ worden verstaan het verschil tussen (het restant van) de hoofdsom en de waarde van de geleaste effecten bij verkoop op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomst, vermeerderd met hetgeen eventueel overigens is verschuldigd wegens (voortijdige) beëindiging. Tevens brengt de bijzondere zorgplicht mee dat Dexia voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst onderzoek moet doen naar de inkomens- en vermogenspositie van haar wederpartij, ten einde zich er rekenschap van te geven dat deze over voldoende bestedingsruimte beschikt om naar redelijke verwachting aan zijn betalingsverplichtingen uit de overeenkomst te kunnen voldoen (de onderzoeksplicht).
3.3. Op grond van hetgeen hieromtrent uit de gedingstukken en de stellingen van partijen blijkt, stelt de kantonrechter vast dat Dexia ook jegens [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] de waarschuwingsplicht en de onderzoeksplicht heeft geschonden. Nu de waarschuwingsplicht erop is gericht [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] te behoeden voor het lichtvaardig aangaan van de lease-overeenkomst, moet het ervoor worden gehouden dat [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] de lease-overeenkomst niet zouden hebben afgesloten als Dexia wel aan haar waarschuwingsplicht had voldaan. Dexia heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Dit betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat er causaal verband (in de zin van condicio sine qua non verband als bedoeld in artikel 6:162 BW)) bestaat tussen de schending van de waarschuwingsplicht en het aangaan van de lease-overeenkomst. Dit betekent tevens dat niet alleen de restschuld, maar ook de op grond van de lease-overeenkomst betaalde rente en eventuele periodieke aflossingen worden aangemerkt als schade ten gevolge van deze onrechtmatige daad van Dexia. Deze schade kan ook aan Dexia worden toegerekend als schade die het gevolg is van schending van de waarschuwingsplicht (zoals bedoeld in artikel 6:98 BW), nu Dexia geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.
3.4. Op de schade die Dexia aldus – behoudens eigen schuld (zie hierna) – dient te vergoeden dient ingevolge artikel 6:100 BW (verrekening van voordeel) in mindering te worden gebracht het voordeel dat [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] ingevolge de lease-overeenkomsten hebben genoten, zoals aan [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] betaalde of toekomende dividenden.
3.5. Vervolgens moet worden beoordeeld in hoeverre de door [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] geleden schade op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) als door henzelf veroorzaakt voor hun rekening moet blijven.
3.6. Wat betreft de verschuldigde maandelijkse termijnen (rente en eventuele aflossingen) geldt het volgende. Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomst naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] zou hebben gelegd was Dexia gehouden het aangaan van de lease-overeenkomst te ontraden. Dit betekent dat in dat geval ook een deel van de schade bestaande uit verschuldigde maandelijkse termijnen voor vergoeding in aanmerking komt. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat van deze (na verrekening van voordeel resterende) schade in beginsel 1/3 deel vanwege eigen schuld voor rekening van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] behoort te blijven. De kantonrechter gaat hierbij uit van de tot het moment van beëindiging ‘verschuldigde’ termijnen en niet slechts de ‘betaalde’ termijnen omdat het voor de vaststelling van de hoogte van de schade niet uitmaakt of een verschuldigd bedrag reeds is betaald of niet. Verschuldigde maar onbetaald gebleven termijnen blijven immers opeisbaar.
3.7. Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht daarentegen niet zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomst naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] zou hebben gelegd, was Dexia niet gehouden het aangaan van de lease-overeenkomst te ontraden. In een dergelijk geval moet de schade wat betreft de verschuldigde maandelijkse termijnen geheel voor rekening van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] blijven. In die situatie kan die schade immers geheel worden toegeschreven aan de omstandigheid dat [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] de lease-overeenk
omst is aangegaan terwijl zij wisten of behoorde te weten dat met geleend geld werd belegd (zie Hoge Raad 5 juni 2009, LJN BH 2815, r.ov. 5.6.3).
3.8. Thans moet worden vastgesteld of de lease-overeenkomst een onaanvaardbare financiële last voor [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] met zich bracht. Op grond van de berekening zoals weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage I is de kantonrechter van oordeel dat nakoming van de onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomsten niet een onaanvaardbare financiële last op [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] zouden leggen. Deze berekening is gebaseerd op hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter heeft daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking genomen de zogenoemde “Nibud-basisnorm” (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst (voor de normbedragen die het Nibud met betrekking tot de verschillende gezinssituaties door de jaren heen heeft gepubliceerd, verwijst de kantonrechter naar : www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/Actualiteiten/Basis+en+woonlastnormen.htm).
3.9. Nu deze door Dexia niet zijn betwist, wordt er in bijlage I voor wat betreft het vermogen van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] uitgegaan van de gegevens zoals door [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] bij akte uitlating in de bijlage overgelegd. Als vermogen zijn opgenomen de banktegoeden van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] vermeerderd met de waarde van hun onroerend goed gebaseerd op de WOZ-waarde 2002 (waarbij de eigen woning buiten beschouwing is gelaten). Voor 1997 geldt een vermogen van € 140.759,90 (fl. 310.194,00), zijnde fl. 5.194,00 aan banktegoeden en fl. 305.000,00 als WOZ-waarde woonhuizen [woonhuis 1] en [woonhuis 2]. Voor 1998 geldt een vermogen van € 202.143,65 (fl. 445.466,00), zijnde fl. 3.169,00 aan banktegoeden, fl. 305.000,00 als WOZ-waarde woonhuizen [woonhuis 1] en [woonhuis 2] en fl. 137.297,00 als WOZ-waarde voor het bedrijfspand [bedrijfspand]. Voor 2000 geldt een vermogen van € 232.576,88 (fl. 512.532,00), zijnde fl. 14.532,00 aan banktegoeden, fl. 305.000,00 als WOZ-waarde woonhuizen [woonhuis 1] en[woonhuis 2] en fl. 193.000,00 als WOZ-waarde voor het bedrijfspand [bedrijfspand].
3.10. De kantonrechter volgt ten aanzien van de netto woonlasten het betoog van Dexia dat er bij de beoordeling van de (on)aanvaardbare zware last alleen rekening dient te worden gehouden met de lasten ten aanzien van de eigen woning en niet de lasten van eventueel overig onroerend goed. Derhalve zijn tot uitgangspunt genomen de gegevens die door [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] zijn opgevoerd in hun ‘conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte uitlating’. Voor de hoogte van de netto woonlasten verwijst de kantonrechter naar de berekening hiervan in bijlage I.
3.11. Bij de post ‘verplichtingen eerdere overig krediet’ in bijlage I zijn de door [eiser 2 in conventie] en [eiser 1 in conventie] aangevoerde overige schulden die zien op de leasesommen van de lopende lease-overeenkomsten niet meegenomen, aangezien deze reeds zijn verdisconteerd in het bedrag dat is opgenomen als ‘verplichtingen eerdere lease-overeenkomsten’. Bij de post ‘verplichtingen eerdere overig krediet’ zijn wel opgenomen de maandlasten van de leningen waarmee het onroerend goed anders dan de eigen woning is gefinancierd. Deze zijn –voor zover daarin opgenomen– afgeleid uit de Biljetten van een Proces van de desbetreffende jaren (rente kosten i.v.m. onroerende zaken). Voor de maandlasten van de leningen die daarin niet zijn opgenomen, is de kantonrechter uitgegaan van een fictief rentepercentage van 5 %. Voor 1997 wordt derhalve uitgegaan van een bedrag aan rente van € 2.722,68 (fl. 6000,00) per jaar, € 226,89 per maand. Voor 1998 geldt een bedrag van € 5.837,81 (fl. 12.864,85) per jaar, € 486,48 per maand. Dit bedrag bestaat voor fl. 6000,- uit rentekosten uit de Biljetten van een Proces en fl. 6.864,85 (5% van fl. 137.297,00) uit rentekosten op de hypotheek van het bedrijfspand [bedrijfspand]. Voor 2000 geldt een bedrag van € 7.101,66 (fl. 15.650,00) per jaar, € 591,80 per maand. Dit bedrag bestaat voor fl. 6000,- uit rentekosten uit de Biljetten van een Proces en fl. 9.650,00 (5% van fl. 193.000) uit rentekosten op de hypotheek van het bedrijfspand [bedrijfspand].
3.12. [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] hebben ter comparitie aangevoerd dat de rente, die zij aan andere instanties betaalden om hun schulden aan Dexia te voldoen, mede als schade voor vergoeding in aanmerking moet komen. Nu [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] hebben nagelaten dit standpunt met concrete gegevens te onderbouwen, nadat zij hiertoe nadrukkelijk in de gelegenheid zijn gesteld, moet dit standpunt als onvoldoende onderbouwd worden verworpen. De betaalde rente uit overige leningen is wel meegenomen in de berekening van de onaanvaardbare last bij ‘verplichting eerdere overig krediet’. De hoogte ervan is afgeleid uit de Biljetten van een Proces (betaalde rente geldleningen). Dit bedrag is voor 1997 vastgesteld op € 479,65 (fl. 1.057,00) per jaar, derhalve € 39,97 per maand. Voor 1998 bedraagt dit € 1.749,32 (fl. 3.855,00) per jaar, € 145,78 per maand. Voor 2000 bedraagt dit € 2.475,82 (fl. 5.456,00) per jaar, € 206,32 per maand.
3.13. Ten slotte geldt dat in bijlage I ten aanzien van lease-overeenkomst I is uitgegaan van een looptijd van 60 maanden. Weliswaar hebben [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] de lease-overeenkomst na deze 60 maanden met 36 maanden verlengd, maar er moet vanuit worden gegaan dat partijen bij aanvang van de overeenkomst een looptijd van 60 maanden beoogden. Nu [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] nooit tot verlenging van de overeenkomst zouden zijn overgegaan als zij de oorspronkelijke lease-overeenkomst niet had gesloten, staat de schade die [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] hebben geleden in verband met de verlenging ook in causaal verband tot de schending van de zorgplicht door Dexia bij het aangaan van de oorspronkelijke overeenkomst. Aangezien de schade voor wat betreft de verschuldigde leasetermijnen wegens eigen schuld geheel voor rekening van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] blijft, is ook de vordering tot vergoeding van de schade van de verschuldigde leasetermijnen na de verlenging in zoverre niet toewijsbaar.
3.14. Ten aanzien van de restschuld stelt de kantonrechter voorop dat uit de lease-overeenkomst voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] over het geleende bedrag rente waren verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld ook in beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] behoort te blijven.
3.15. Van omstandigheden die meebrengen dat de billijkheid een andere verdeling van de schade eist dan uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, is niet gebleken. De door [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] aangevoerde omstandigheden zijn in de verdeling van de schade reeds verdisconteerd, waarbij het tekortschieten van Dexia zwaarder is gewogen dan de eigen schuld van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie].
3.16. Ter comparitie heeft Dexia verklaard dat het positieve resultaat van lease-overeenkomst I reeds is uitgekeerd op 7 juni 2005. Nu dit door [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] nadien niet meer is betwist, gaat de kantonrechter hiervan uit.
3.17. Al het voorgaande betekent dat, na verrekening van voordeel, de uit restschuld bestaande schade voor 1/3 en de uit de maandelijkse termijnen bestaande schade geheel voor rekening van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] moet blijven. Onder verwijzing naar de aan dit vonnis gehechte bijlage II weergegeven berekening, brengt het voorgaande mee dat Dexia € 16.219,73 als schadevergoeding aan [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] dient te betalen.
3.18. Dexia is over de door haar te betalen schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat zij dienaangaande in verzuim is. Ingevolge artikel 6:83 aanhef en onder b, BW treedt verzuim ter zake van een schadevergoedingsplicht als de onderhavige van rechtswege in als zij niet terstond wordt nagekomen. Het verzuim kan echter pas intreden op het moment dat een opeisbare verbintenis tot schadevergoeding is ontstaan. In dit geval kon pas worden vastgesteld dat schade was geleden op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomst, zodat Dexia op de dag van de respectievelijke eindafrekeningen in verzuim is geraakt en dus vanaf die data wettelijke rente is verschuldigd.
3.19. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
3.20. Aangezien Dexia ten aanzien van lease-overeenkomst I onweersproken heeft gesteld dat er ten aanzien van deze overeenkomst geen registratie (meer) bestaat wordt de vordering met betrekking tot de BKR-registratie ten aanzien van deze overeenkomst afgewezen wegens gebrek aan belang.
3.21. Nu [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] ingevolge dit vonnis ten aanzien van lease-overeenkomst II en III geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Overige stellingen
3.22. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
3.23. Dexia heeft ter comparitie de vordering in reconventie ingetrokken, zodat deze geen beoordeling meer behoeft. In verband hiermee dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie.
4. Beslissing
I. veroordeelt Dexia aan [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] te betalen een bedrag van € 16.219,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.459,52 vanaf 6 oktober 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, tevens te vermeerderen met de wettelijke rente over € 14.760,21 vanaf 4 juli 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten II en III meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] tot aan deze uitspraak begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 208,00
- voor salaris van gemachtigde € 1.050,00
- explootkosten € 85,98
totaal: € 1.343,98
Een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af;
VI. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie] tot aan deze uitspraak begroot op € 150,00 aan salaris gemachtigde en verschotten;
VII. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Beoordeling onaanvaardbaar zware last
Afnemer [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie]
Contractnummer [contractnr.] (Ovk I)
Rolnummer: DX 09-201
samenstelling huishouden 2 vw 1k
Y. nibudbasisnorm 805,46
X. netto maandinkomen 1.277,00
vermogen 10.000,00
in aanmerking te nemen vermogen 130.759,90
V. vermogen per maand 2.179,33
netto woonlasten 114,86
norm woonlast Nibud 158,82
W. Woonlasten boven Nibud 0,00
leasesom 10.029,59
looptijd in maanden 60
A. verplichting leaseovereenkomst 167,16
B. verpl. eerdere leaseovereenk 0,00
C. verpl. eerdere overig krediet 266,86
besteedbaar inkomen
X + V - W - A - B - C 3.022,31
bestedingsnorm
Y + (0,1xY) + 0,15x(X-Y) 956,74
SLOTSOM AANVAARDBARE LAST
Berekening netto woonlast
bruto hypotheekrente per jaar 1.142,00
huurwaarde forfait 1.792,00
belasting% 36,35
netto woonlast 114,86
Beoordeling onaanvaardbaar zware last
Afnemer [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie]
Contractnummer [contractnr.] (Ovk II)
Rolnummer: DX 09-201
samenstelling huishouden 2 vw 1k
Y. nibudbasisnorm 850,84
X. netto maandinkomen 1.164,00
vermogen 202.143,65
af: vrijstelling 10.000,00
in aanmerking te nemen vermogen 192.143,65
V. vermogen per maand 1.601,20
netto woonlasten 212,29
norm woonlast Nibud 149,75
W. Woonlasten boven Nibud 62,54
leasesom 23.298,41
looptijd in maanden 120
A. verplichting leaseovereenkomst 194,15
B. verpl. eerdere leaseovereenk 167,16
C. verpl. eerdere overig krediet 632,26
besteedbaar inkomen
X + V - W - A - B - C 1.709,08
bestedingsnorm
Y + (0,1xY) + 0,15x(X-Y) 982,90
SLOTSOM AANVAARDBARE LAST
Berekening netto woonlast
bruto hypotheekrente per jaar 2.979,00
huurwaarde forfait 1.792,00
belasting% 36,35
netto woonlast 212,29
Berekening verplichtingen eerdere leaseovereenkomsten
leasesom 1 10.029,59
aantal termijnen 60
verpl. eerder leaseovereenk 167,16
Beoordeling onaanvaardbaar zware last
Afnemer [eiser 1 in conventie] en [eiser 2 in conventie]
Contractnummer [contractnr.] (Ovk III)
Rolnummer: DX 09-201
samenstelling huishouden 2 vw 1k
Y. nibudbasisnorm 901,66
X. netto maandinkomen 1.459,00
vermogen 232.576,88
af: vrijstelling 10.000,00
in aanmerking te nemen vermogen 222.576,88
V. vermogen per maand 6.182,69
netto woonlasten 421,22
norm woonlast Nibud 162,00
W. Woonlasten boven Nibud 259,22
leasesom 47.433,44
looptijd in maanden 36
A. verplichting leaseovereenkomst 1.317,60
B. verpl. eerdere leaseovereenk 361,31
C. verpl. eerdere overig krediet 798,12
besteedbaar inkomen
X + V - W - A - B - C 4.905,44
bestedingsnorm
Y + (0,1xY) + 0,15x(X-Y) 1.075,43
SLOTSOM AANVAARDBARE LAST
Berekening netto woonlast
bruto hypotheekrente per jaar 6.918,00
huurwaarde forfait 1.792,00
belasting% 36,35
netto woonlast 421,22
Berekening verplichtingen eerdere leaseovereenkomsten
leasesom 1 10.029,59
aantal termijnen 60
leasesom 2 23.298,41
aantal termijnen 120
verpl. eerder leaseovereenk 361,31
Berekening schade, voordeelstoerekening, verdeling restschuld
Afnemer [eiser 1 in conventie] & [eiser 2 in conventie]
Contractnummer [contractnr.] (Ovk I)
Rolnummer: DX 09-201
reconventionele vordering ingesteld nee
A. Betaalde leasetermijnen 5.287,26
saldo eindafrekening 639,32
Bij: achterstallige termijnen 71,24
B. in aanmerking te nemen positief resultaat 710,56
totale schade exclusief voordeelstoerekening 4.719,18
af: batig saldo voorgaande lease-overeenkomsten 0,00
af: uitgekeerde dividenden c.a. 492,72
af: verrekende dividenden c.a. 0,00
C. totale schade minus voordeel 4.226,46
schade m.b.t. betaalde termijnen minus voordeel 4.794,54
eigen schuld afnemer 1
D. door Dexia te dragen schade m.b.t. betaalde termijnen 0,00
schade m.b.t. achterstallige termijnen minus voordeel 71,24
eigen schuld afnemer 1
E. door Dexia te dragen schade m.b.t. achterstallige termijnen 0,00
Berekening schade, voordeelstoerekening, verdeling restschuld
Afnemer [eiser 1 in conventie] & [eiser 2 in conventie]
Contractnummer [contractnr.] (Ovk II)
Rolnummer: DX 09-201
reconventionele vordering ingesteld nee
A. Betaalde leasetermijnen 7.339,90
saldo eindafrekening 2.550,34
af: achterstallige termijnen 361,06
B. in aanmerking te nemen restschuld 2.189,28
totale schade exclusief voordeelstoerekening 9.890,24
af: batig saldo voorgaande lease-overeenkomsten 0,00
af: uitgekeerde dividenden c.a. 1.465,19
af: verrekende dividenden c.a. 544,25
C. totale schade minus voordeel 7.880,80
schade m.b.t. betaalde termijnen minus voordeel 5.330,46
eigen schuld afnemer 1
D. door Dexia te dragen schade m.b.t. betaalde termijnen 0,00
schade m.b.t. achterstallige termijnen minus voordeel 361,06
eigen schuld afnemer 1
E. door Dexia te dragen schade m.b.t. achterstallige termijnen 0,00
schade wat betreft restschuld minus voordeel 2.189,28
eigen schuld afnemer 1/3
F. door Dexia te dragen schade m.b.t. restschuld 1.459,52
Berekening schade, voordeelstoerekening, verdeling restschuld
Afnemer [eiser 1 in conventie] & [eiser 2 in conventie]
Contractnummer [contractnr.] (Ovk III)
Rolnummer: DX 09-201
reconventionele vordering ingesteld nee
A. Betaalde leasetermijnen 7.999,60
saldo eindafrekening 22.140,32
af: achterstallige termijnen 0,00
B. in aanmerking te nemen restschuld 22.140,32
totale schade exclusief voordeelstoerekening 30.139,92
af: batig saldo voorgaande lease-overeenkomsten 0,00
af: uitgekeerde dividenden c.a. 26,62
af: verrekende dividenden c.a. 0,00
C. totale schade minus voordeel 30.113,30
schade m.b.t. betaalde termijnen minus voordeel 7.972,98
eigen schuld afnemer 1
D. door Dexia te dragen schade m.b.t. betaalde termijnen 0,00
schade m.b.t. achterstallige termijnen minus voordeel geen schade
eigen schuld afnemer 1
E. door Dexia te dragen schade m.b.t. achterstallige termijnen 0,00
schade wat betreft restschuld minus voordeel 22.140,32
eigen schuld afnemer 1/3
F. door Dexia te dragen schade m.b.t. restschuld 14.760,21