ECLI:NL:RBAMS:2010:BM5479

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-511 WWB, AWB 09-3177 WWB en AWB 09-4054 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van besluiten inzake sociale activering en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen meerdere besluiten van verweerder, die betrekking hadden op haar verplichtingen tot sociale activering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en het beroep met procedurenummer AWB 09/511 WWB niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, omdat zij geen schade had aangetoond die het gevolg was van de bestuurlijke besluitvorming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van verweerder, die eiseres verplichtten tot deelname aan sociale activering, voldoende waren onderbouwd en dat verweerder niet verplicht was om een arbeidsdeskundige in te schakelen voor de beoordeling van de situatie van eiseres. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de besluiten van verweerder niet in strijd waren met de WWB, en dat sociale activering een legitiem doel is dat voortvloeit uit de wet. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar medische situatie en de noodzaak van een psychologische beoordeling, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de besluiten van verweerder rechtmatig waren en dat eiseres niet in haar bezwaren kon worden gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 09/511 WWB, AWB 09/3177 WWB en AWB 09/4054 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. M.M.A. van Hoof,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M.H.M. Diderich.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2009 (bestreden besluit I) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ten aanzien van een trajectplan, een diagnose-advies van Geldergroep en een brief van Pantar Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 10 juni 2009 (bestreden besluit II) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen een besluit van 7 mei 2009 waarbij zij is vrijgesteld van de sollicitatieplicht en werd geacht deel te nemen aan een sociaal/maatschappelijk activeringstraject ongegrond verklaard.
Bij besluit van 7 augustus 2009 (bestreden besluit III) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen haar aanmelding bij Agens van 23 juni 2009 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen al deze besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft de zaak met procedurenummer AWB 09/511 WWB op 8 mei 2009 op zitting behandeld. Na schorsing van het onderzoek is de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. De zaak is vervolgens samen met de zaken AWB 09/3177 WWB en AWB 09/4054 WWB op de zitting van de meervoudige kamer van 4 februari 2010 behandeld. Daar is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is vervolgens gesloten.
Overwegingen
Ten aanzien van bestreden besluit I (AWB 09/511 WWB)
1.1 Op 11 juli 2008 heeft verweerder eiseres een op 10 juli 2008 opgesteld trajectplan ter ondertekening toegezonden en eiseres gewezen op de verplichting om de afspraken na te komen die in het trajectplan met het re-integratiebedrijf zijn gemaakt. Eiseres heeft het trajectplan ondertekend.
1.2 Verweerder heeft eiseres op 10 juli 2008 aangemeld voor begeleiding bij Stichting Geldergroep. Eiseres is opgeroepen voor gesprekken over haar re-integratie. Deze beoordeling heeft geleid tot een diagnose-advies van Geldergroep van 12 augustus 2008, waarbij eiseres is voorgedragen als assistent in eetcafé De Badcuyp.
1.3 Bij brief van 26 september 2008 heeft de consulent Begeleiden en Detacheren van Pantar Amsterdam meegedeeld dat op 1 oktober 2008 voor eiseres een afspraak is gemaakt in de Badcuyp. Bij brief van 23 oktober 2008 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt. Hierbij zijn tevens bezwaren naar voren gebracht ten aanzien van het trajectplan van 10 juli 2008 en het diagnose-advies van 12 augustus 2008.
2.1 Verweerder heeft de bezwaren gericht tegen het trajectplan, het diagnoseadvies en de brief van Pantar Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard.
2.2 In beroep heeft eiseres bestreden dat de brief van Pantar geen besluit is. Verweerder heeft zijn bevoegdheden aan Pantar gemandateerd en Pantar moet volgens eiseres worden aangemerkt als bestuursorgaan. Verweerder heeft bovendien volgens haar een doorzendplicht.
2.3 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen belang meer is bij deze zaak. Het traject is afgerond en er zal geen afstemming volgen. Eiseres heeft daarom volgens verweerder geen belang meer bij een oordeel over haar beroep.
3.1 De rechtbank is van oordeel dat belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat dergelijke schade is geleden als gevolg van het besluit. Ter zitting heeft eiseres in dit verband gesteld dat zij aanspraak maakt op vergoeding van proceskosten en schade.
3.2 Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2007, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BB6945) kan de omstandigheid dat schade is geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming in een situatie als deze tot het oordeel leiden dat nog steeds sprake is van een actueel procesbelang. Daarvoor is echter vereist dat de stelling dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming niet op voorhand onaannemelijk is.
3.3 Gelet op het verhandelde ter zitting is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat aan het genoemde vereiste in dit geval niet is voldaan. In artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek is omschreven wat als vermogenschade kan worden beschouwd. Eiseres heeft niet onderbouwd op welke wijze zij vermogensschade als bedoeld in voornoemd artikel zou hebben geleden. Eiseres heeft ook overigens niet gespecificeerd welke schade zij heeft geleden, zodat de rechtbank het onaannemelijk acht dat eiseres schade heeft geleden ten gevolge van het bestreden besluit. De rechtbank acht onvoldoende procesbelang aanwezig en zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van bestreden besluit II (AWB 09/3177 WWB)
4.1 Op 21 december 2007 is eiseres in een medisch arbeidskundig advies geschikt geacht om voor 15 uur per week een traject richting maatschappelijke participatie te volgen. Op 30 maart 2009 is een advies gegeven voor 20 uur in de week.
4.2 Bij besluit van 7 mei 2009 is eiseres meegedeeld dat zij niet hoeft te solliciteren maar dat zij – voorzover zij daartoe in staat is – 20 uur per week moet deelnemen aan een sociaal/maatschappelijk activeringstraject. Eiseres heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
5.1 Eiseres heeft tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaren aangevoerd dat haar medische toestand niet is gewijzigd. Het is haar daarom onduidelijk waarom zij 5 uur per week meer zou kunnen werken. Ook is het eiseres niet duidelijk waarom zij is vrijgesteld van arbeid maar wel geschikt is om aan sociale activering te doen. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat sociale re-integratie geen doelstelling is die voortvloeit uit artikel 9 van de WWB. Ook had zij gezien moeten worden door een psycholoog en had verweerder meer rekening moeten houden met haar sociale omstandigheden.
5.2 Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat uitstroom naar een reguliere baan het einddoel is van maatschappelijke participatie. Het is een eerste tussenstap op weg naar betaald werk. Ten aanzien van de zorgsituatie is verweerder niet gebleken dat daarmee bij de vaststelling van de belastbaarheid van eiseres rekening zou moeten worden gehouden.
6.1 De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de WWB is de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik gemaakt wordt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen en deze te aanvaarden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
6.2 De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 7 mei 2009 een gedeeltelijke weigering inhoudt om eiseres volledig te ontheffen van sociale activering. Inkleuring van die activeringsplicht middels nadere concretisering naar re-integratie is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde. Die beroepsgrond faalt dan ook.
6.3 Centraal staat de vraag of eiseres niet 100% had moeten worden vrijgesteld van haar verplichting om mee te werken aan sociale activering. In het kader van die vraag overweegt de rechtbank als volgt.
Verweerder heeft ten behoeve van zijn besluitvorming een belastbaarheidonderzoek laten verrichten door bedrijfsarts Van Gool.
6.4 In artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en omstandigheden door een adviseur, het bestuursorgaan er zich van dient te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
6.5 In de jurisprudentie van de CRvB is deze vergewisplicht nader uitgewerkt (uitspraken van de CRvB 25 juli 2007, LJ-nummer BB0694 en 3 juli 2007 LJ-nummer BA8673). Deze plicht houdt onder meer in dat verweerder zich ervan dient te vergewissen dat het advies voldoet aan de eisen die uit een oogpunt van zorgvuldigheid aan de besluitvorming zelf moeten worden gesteld. Om die reden kan van een deugdelijke advisering die het bestuursorgaan de mogelijkheid biedt daarop af te gaan, slechts sprake zijn indien uit die adviezen ten minste blijkt op grond van welke gegevens deze tot stand zijn gekomen en welke procedure daarbij is gevolgd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 mei 2006, LJ-nummer AX6554).
6.6 In zijn rapportage heeft Van Gool opgemerkt dat hij geen mededelingen kan doen over de huiselijke omstandigheden. In het bestreden besluit II heeft verweerder in het kader van zijn vergewisplicht geoordeeld dat hij niet bevoegd is om inhoudelijk te beoordelen waarom de bedrijfarts deze omstandigheden buiten beschouwing heeft gelaten. In het verweerschrift heeft verweerder nader toegelicht dat de huiselijke omstandigheden in het verleden betrokken zijn geweest bij de vaststelling van de beschikbaarheid en belastbaarheid. Verweerder is gebleken dat voor de zoon een persoonsgebonden budget is toegekend, maar dat hij niet zijn moeder de geïndiceerde zorg laat verlenen. De door eiseres wel verleende zorg wijkt niet af van wat gebruikelijk is voor een ouder die samenwoont met een volwassen kind, aldus verweerder. Noch in de bezwaarfase, noch in het beroepschrift heeft eiseres volgens verweerder gemotiveerd aangegeven dat in deze situatie een relevante wijziging heeft opgetreden.
6.7 De rechtbank acht met het verweer een gebrek aan het voldoen aan de vergewisplicht – voorzover daarvan sprake zou zijn - voldoende gerepareerd. Het besluit in samenhang gelezen met het verweerschrift levert een concludent oordeel, zodat verweerder zijn besluit terecht heeft gebaseerd op de rapportage van Van Gool.
6.8 Eiseres heeft – behalve de betwisting van de juistheid van de beoordeling en de stelling dat zij door een psycholoog had moeten worden gezien– geen medische gegevens overgelegd waaruit kan blijken waarom zij niet 5 uur per week extra kan activeren op sociaal vlak. Nu eiseres ook overigens geen gegevens heeft overgelegd die twijfel doen ontstaan over het medische gedeelte van het advies, is de rechtbank van oordeel dat verweerder met inachtneming van het advies het besluit in primo heeft mogen nemen. De bezwaren van eiseres daartegen zijn dan ook op juiste gronden ongegrond verklaard.
Ten aanzien van bestreden besluit III (AWB 09/4054 WWB)
7 Bij besluit van 23 juni 2009 is aan eiseres meegedeeld dat zij op 25 mei 2009 is aangemeld voor begeleiding bij Agens. Haar daartegen ingediende bezwaren zijn bij beslissing op bezwaar van 7 augustus 2009 ongegrond verklaard.
8.1 Verweerder heeft in het bestreden besluit III geoordeeld dat, anders dan eiseres heeft aangevoerd, niet altijd een arbeidsdeskundige hoeft te worden betrokken bij de beoordeling. Verweerder verwijst naar zijn beslissing op bezwaar van 10 maart 2009 in de zaak 09/3177. De maatschappelijke participatieplaats bij de Badcuyp is om de afstand van eiseres tot de arbeidsmarkt te verkleinen, wat volgens verweerder past in de tijdgeest en conform het beleid van verweerder is.
8.2 Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat ten onrechte geen arbeidsdeskundige naar de situatie heeft gekeken. Eiseres heeft verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2009 (AWB 09/1431 WWB) en heeft herhaald dat sociale re-integratie geen doelstelling is die voortvloeit uit artikel 9 WWB. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar sociale omstandigheden. Verder is het eiseres opgevallen dat zij in de zaak 09/511 niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaren tegen een zelfde soort besluit.
8.3 In zijn verweerschrift heeft verweerder opgemerkt dat de workshop Body-Balance één dagdeel per week beslaat. Verweerder meent dat eiseres deze voorziening kan worden aangeboden zonder voorafgaand arbeidsdeskundig onderzoek. Verder is verwezen naar het verweer in de zaak met procedurenummer 09/3177.
9.1 De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een besluit. De concretisering van de algemene wettelijke verplichtingen ligt in het opleggen van een dagdeel in de week volgen van de cursus “Body Balance”. Daar doet niet aan af dat eiseres in een andere zaak niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaren. De rechtbank is gelet op het ontbreken van procesbelang niet toegekomen aan een oordeel over de rechtmatigheid van die beslissing.
9.2 Ter zitting heeft verweerder toegelicht hoe zijn standpunt ten aanzien van het besluitmoment onder invloed van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is gewijzigd. Het heeft verweerders voorkeur om alle verplichtingen in één helder besluit te vervatten, zoals door verweerders gemachtigde ter zitting werd geschetst.
9.3 Ten aanzien van de inschakeling van een arbeidsdeskundige heeft verweerder ter zitting toegelicht dat bij een eerste stap naar sociale of maatschappelijke activering in het algemeen geen arbeidskundig onderzoek plaatsvindt. Het is aan de deskundigheid van de klantmanager om uit het zeer brede aanbod een keuze te maken. Een arbeidsdeskundige komt in beeld als betrokkene dicht tegen het vervullen van reguliere arbeid aan zit. Body Balance was volgens verweerder een eerste stap.
9.4 Nu eiseres ten aanzien van die eerste stap - de plaatsing bij Body Balance - geen medische of arbeidskundige gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij niet in staat kon worden geacht om op die manier sociaal te activeren, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden is overgegaan tot het opleggen van een dagdeel Body Balance. De bezwaren van eiseres zijn dan ook terecht ongegrond verklaard. De situatie in de uitspraak met procedurenummer AWB 09/1431 WWB wijkt dermate af van de onderhavige casus dat deze de rechtbank niet tot een andersluidend oordeel kan brengen.
9.5 Ten aanzien van de beroepsgrond dat sociale re-integratie geen doelstelling is van de WWB verwijst de rechtbank naar zijn oordeel in rechtsoverweging 6.2.
10. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de beroepen van eiseres ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep met procedurenummer AWB 09/511 WWB niet-ontvankelijk;
- verklaart de overige beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, als voorzitter en mrs. R.B. Kleiss en C.H. Rombouts, als leden, in tegenwoordigheid van mr. M. de Vries, als griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2010.
De griffier, De voorzitter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B