RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/1821 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A.H. Blom,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.E. Carter.
Bij besluit van 31 oktober 2010 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder aan de voortzetting van de bijstandsuitkering van eiseres de verplichting verbonden dat zij zich houdt aan het trajectplan.
Bij besluit van 28 maart 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 8 mei 2008 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer van 14 november 2008 waarna het onderzoek is gesloten. De zaak is na heropening van het onderzoek verwezen naar de meervoudige kamer die de zaak heeft behandeld op 4 februari 2010. Daar hebben partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het onderzoek is vervolgens ter zitting opnieuw gesloten.
1. feiten en omstandigheden
1.1 Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Ter beoordeling van de belastbaarheid van eiseres heeft verweerder medisch onderzoek laten verrichten. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een ziekte of gebrek, maar wel van een bijzondere en zware gezinstoestand. Alle steun en acties dienen er op gericht te zijn om eiseres overeind te houden zodat zij haar taak als alleenstaande moeder in deze specifieke gezinstoestand kan blijven uitoefenen. In die zin is eiseres volgens de arts arbeidsongeschikt.
1.2 Vervolgens is eiseres aangemeld voor het traject Vroegtijdige Interventie in Gezinnen (hierna: VIG-traject). Bij het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat aan de voortzetting van het recht van eiseres op bijstand de verplichting wordt verbonden dat eiseres zich houdt aan de inhoud van het trajectplan. Verweerder heeft eiseres verzocht een exemplaar te ondertekenen en binnen twee weken terug te zenden. In het kader van het VIG-traject is een Plan van Aanpak opgesteld. Eiseres, een medewerker van de Dienst Werk en Inkomen en de gezinscoach hebben dit Plan van Aanpak op 26 november 2007 getekend.
2. standpunten van partijen
2.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het hiertegen door eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe gesteld dat het bij het VIG-traject gaat om een aanpak die gericht is op gezinnen waarbinnen de inzet van reguliere hulpverlening ontoereikend blijkt en waarbij ernstige zorgen zijn betreffende de ontwikkeling van de kinderen binnen het gezin. De reden van aanmelding van eiseres bij dit traject is dat geconstateerd is dat eiseres op de rand van overspannenheid zit en borderline gedrag vertoont. De oudste twee dochters van eiseres zwerven vaak nog laat over straat, zijn betrokken bij overlast en blijken meerdere keren met politie in aanraking te zijn gekomen. Eerder ingezette zorg is afgesloten omdat eiseres en haar gezin niet meer wilden; zij onttrokken zich aan hulp. In het Plan van Aanpak is gesproken van een gezinssysteem waarin geweld, agressie en psychische knelpunten de boventoon voeren. Volgens verweerder belemmert de problematiek binnen het gezin de toetreding van eiseres tot de arbeidsmarkt. Dit rechtvaardigt de plaatsing van een gezinscoach in het gezin. Op geen enkele wijze is aangetoond dat het op dit moment binnen het gezin zo goed gaat dat een traject als het onderhavige niet (meer) nodig is.
2.2 Eiseres heeft zich niet kunnen verenigen met het bestreden besluit en heeft in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit op een onjuiste grondslag berust. Het trajectplan is gericht op zo goed mogelijk zelfstandig functioneren. Er is geen aanleiding te twijfelen aan het zelfstandig functioneren van eiseres. De bemoeienissen van verweerder dienen beperkt te blijven tot maatregelen gericht op arbeidsinschakeling. Nu vrijwilligerswerk of betaald werk niet het doel van het trajectplan is, is er onvoldoende grondslag voor het opleggen van dit trajectplan. Voorts heeft eiseres betoogd dat het trajectplan in strijd is met haar recht op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer. Dit plan brengt te vergaande inmenging in haar privéleven mee. Eiseres is dan ook van mening dat het traject een inbreuk maakt op haar privéleven, een inbreuk die bovendien niet geschikt en noodzakelijk is om het doel te bereiken waartoe een trajectplan dient, te weten inschakeling in betaalde arbeid. Er is niet onderzocht of de belemmeringen die eiseres ondervindt voor het functioneren op de arbeidsmarkt op een minder ingrijpende wijze zouden kunnen worden opgeheven. Het bestreden besluit is daarom volgens eiseres onzorgvuldig voorbereid en berust op een onjuiste grondslag.
3. Ten aanzien van het belang bij deze procedure
3.1 Vast staat dat het VIG-traject inmiddels is beëindigd. Eiseres heeft ter zitting desgevraagd gesteld dat zij psychische schade heeft geleden als gevolg van dit VIG-traject. Ter onderbouwing van die gestelde schade is een verklaring van 16 maart 2008 van de huisarts van eiseres in het dossier voorhanden. Eiseres heeft voorts bij voortduring en consequent volgehouden schade te hebben ondervonden van de besluitvorming. Het VIG-traject heeft plaatsgevonden in haar huis en inbreuk op haar privé leven lijkt daarom groot. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat eiseres schade heeft geleden. Eiseres heeft daarom belang bij een oordeel in deze procedure over de vraag of verweerder in redelijkheid dit VIG-project heeft kunnen opleggen.
4. Ten aanzien van het traject
4.1 Ingevolge artikel 55 van de WWB kan het college, naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplichtingen opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.
4.2 In de Memorie van Toelichting (MvT) bij artikel 55 WWB (Kamerstuk 2002-2003, 28870, nr. 3, Tweede Kamer) is het volgende opgenomen:
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, naast de verplichtingen die op grond van hoofdstuk 2 aan het recht op bijstand verbonden zijn of kunnen worden, vanaf de dag van melding aan de belanghebbende bepaalde andere verplichtingen op te leggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of strekken tot vermindering of te beëindiging van de bijstand.
Het opleggen van deze nadere verplichtingen kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer in de persoon gelegen problemen aan arbeidsinschakeling in de weg staan, zoals bij psychische moeilijkheden of verslavingsproblemen. Een actieve, zo nodig bemiddelende opstelling van burgemeester en wethouders om dergelijke factoren, door inschakeling van professionele hulp, weg te nemen is alsdan zeer gewenst. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zij dit noodzakelijk achten voor het herstel van de zelfstandige bestaansvoorziening van belanghebbende, aan de bijstand de verplichting verbinden dat belanghebbende een medische behandeling ondergaat dan wel enigerlei andere vorm van professionele hulpverlening die naar zijn aard met een medische behandeling kan worden vergeleken. De zorgvuldigheid vergt dat burgemeester en wethouders, alvorens een dergelijke verplichting op te leggen, het deskundig advies inwinnen van een arts.
4.3 Het VIG-traject is – blijkens de door verweerder kort voor de zitting overgelegde informatie – een aanpak van meervoudige probleemgezinnen die een WWB-uitkering hebben en kinderen onder de leeftijd van zestien hebben waarbij pedagogische problemen/crimineel gedrag wordt vertoond. Het doel van de interventie is het tot stand brengen van orde en rust in het gezinssysteem van de cliënt door eerst de regie over te nemen en vervolgens de cliënt vaardigheden te leren. Er wordt daarbij gewerkt met een dwang en drang variant (niet vrijblijvende hulpverlening). De aanpak is multifunctioneel en is gericht op alle probleemgebieden die zich binnen het gezin voordoen:
? criminaliteit en veiligheid
? scholing
? woonsituatie
? opvoeding en ondersteuning
? gezondheid en hygiëne
? administratie en schulden
5.1 Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder in het onderhavige geval op goede gronden gebruik heeft gemaakt van de in artikel 55 WWB opgenomen bevoegdheid door eiseres het VIG-traject op te leggen. In dit kader acht de rechtbank het volgende van belang.
5.2 De rechtbank is op basis van de MvT (zie onder 4.2) in relatie tot de tekst van artikel 55 WWB van oordeel dat het bij uitoefening van de bevoegdheid van artikel 55 WWB in beginsel moet gaan om in de persoon gelegen problemen die aan de arbeidsinschakeling in de weg staan. Gelet op de omschrijving van het VIG-traject en het daarin vervatte algemene doel (orde en rust in het gezinssysteem) en de doelen in het Plan van Aanpak (zoals onder meer het bijwerken en beheren van de administratie, het herstellen van technische gebreken aan de woning, het voorkomen dat de oudste twee dochters met de politie in aanraking komen, het verkrijgen van inzicht in de schoolresultaten en het bewerkstelligen van een vrijetijdsbesteding voor deze dochters), is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het wegnemen van in de persoon van eiseres gelegen problemen.
5.3 De rechtbank stelt daarnaast vast dat het VIG-traject niet zozeer is gericht op arbeidsinschakeling van eiseres, maar veeleer op de aanpak van problemen bij de oudste twee dochters van eiseres. Verweerder heeft in dit verband ter zitting verklaard dat het VIG-traject een obstakel tot arbeidsinschakeling wegneemt omdat de gezinssituatie een belemmering vormt voor de arbeidsinschakeling. Vervolgens kan dan de volgende stap gezet worden. Hieromtrent is de rechtbank van oordeel dat – voor zover een dergelijk causaal verband al aangetoond kan worden – het welslagen van het VIG-traject in een wel heel ver verwijderd verband staat tot een eventuele succesvolle herintreding van eiseres op de arbeidsmarkt. Tussen partijen is bovendien niet in geschil dat het VIG-traject ook niet is gericht op sociale activering zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB.
5.4 De rechtbank stelt tot slot vast dat het VIG-traject een zeer vergaande inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van eiseres en haar gezin door de frequentie van de contacten met de gezinscoach en de talrijkheid van onderwerpen waarover deze gezinscoach zich bemoeienis toeëigent. Bij het opleggen van een dergelijk vergaande verplichting, waarbij bovendien geen enkele garantie van welslagen bestaat, dienen strenge eisen te worden gesteld aan het onderzoek en motivering ten aanzien van de doelmatigheid en proportionaliteit. Het bestreden besluit geeft van geen van beide blijk.
5.5 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat, voor zover artikel 55 WWB verweerder al de bevoegdheid geeft ook een verplichting als het VIG-traject op te leggen, in het onderhavige geval van die bevoegdheid zonder nader onderzoek en nadere motivering – die ontbreekt – redelijkerwijs geen gebruik had mogen maken.
5.6 Het beroep van eiseres is dan ook gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
5.7 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in bezwaar, begroot op € 644,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting). De rechtbank ziet voorts aanleiding voor veroordeling van verweerder in de proceskosten in beroep, begroot op € 966,- (1 punt voor het beroepschrift en 2 punten voor de zittingen) en vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 39,-.
? verklaart het beroep gegrond;
? vernietigt het bestreden besluit;
? draagt verweerder op binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen;
? veroordeelt verweerder in de proceskosten van het beroep tot een bedrag van € 966,- (zegge: negenhonderd en zesenzestig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank;
? veroordeelt verweerder in de proceskosten van het bezwaar tot een bedrag van € 644,- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank;
? bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 39,- (zegge: negenendertig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzitter, en mrs. R.B. Kleiss en C.H. Rombouts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Vries, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2010.
De griffier, De voorzitter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB