RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
zaak- en rolnummer: 1028780 DX EXPL 09-90
vonnis van: 3 februari 2010
f.no.: 641
Vonnis van de kantonrechter
1. [eiser sub 1],
nader te noemen: eiser sub 1,
2. [eiser sub 2],
nader te noemen: eiser sub 2,
beide wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
nader te noemen: eiser sub 3,
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gezamenlijk nader te noemen: [eiser c.s.],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 maart 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties;
- het tussenvonnis van 19 augustus 2009 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 oktober 2009, met de daarin genoemde stukken;
- de conclusie na enquête van [eiser c.s.], met productie;
- de conclusie na enquête van Dexia.
1.2. Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
2. De feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2 Eiser sub 1 heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
I [nr 1] 24-10-1997 Feestplan € 16.538,93 120 mnd € 68,57 p/mnd
II [nr 2] 20-11-2000 Feesplan € 13.683,60 120 mnd € 68,05 p/mnd
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
2.3. Eiser sub 1 heeft een zogenoemde “Overeenkomst Dexia Aanbod” (hierna: het Dexia Aanbod) ondertekend. Deze overeenkomst bood eiser sub 1 bepaalde mogelijkheden voor de wijze waarop een eventuele restschuld na het einde van de looptijd van een lease-overeenkomst kon worden voldaan.
2.4. Het Dexia Aanbod (waarin eiser sub 1 als “Deelnemer” wordt aangeduid) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Artikel 1 Algemene Bepalingen
[ ]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verruimde mogelijkheden van het Dexia Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artikel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
5.1.3. Deelnemer verklaart dat hij op geen enkele wijze een beroep zal doen op een eventueel in het kader van of samenhangende met een groepsactie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek tegen Dexia en/of enige tussenpersoon te wijzen rechterlijke uitspraak die betrekking heeft op of verband houdt met effectenlease. [ ]
5.1.4. Deelnemer verklaart dat hij rechthebbende is ten aanzien van de in de artikelen 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde vorderingen en rechten en dat hij ook overigens alle bevoegdheden bezit die zijn vereist om bovengenoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen.
[ ]”.
2.5. [persoon 1] (hierna: [persoon 1]), met wie eiser sub 1 ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was gehuwd, heeft het Dexia Aanbod niet ondertekend.
2.6. Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr. Datum eindafrekening Resultaat
I 22-10-2007 -/- € 2.247,78
II 17-02-2006 -/- € 6.752,74
Op de restschuld die uit lease-overeenkomst I is voortgevloeid is een korting toegepast conform de Duisenbergregeling, waarna een openstaande post van € 1.498,59 resteerde. Dit bedrag is door eiser sub 1 op 12 november 2007 aan Dexia voldaan. Dexia heeft de restschuld van lease-overeenkomst II gecedeerd aan een derde.
2.7. [persoon 1] heeft eiser sub 1 geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
2.8. Bij brief van 14 juli 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [persoon 1] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd.
2.9. [persoon 1] is op 26 december 2006 overleden. [eiser c.s.] zijn haar opvolgers onder algemene titel.
3. Vorderingen [eiser]
3.1 [eiser c.s.] vordert dat Dexia bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomsten aan Dexia is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling, op grond van de ingeroepen nietigheid van de contracten op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Voorts vordert [eiser c.s.] dat Dexia de registratie van eiser sub 1 bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt. Ten slotte vordert [eiser c.s.] Dexia te veroordelen tot betaling van de (werkelijke) proceskosten.
4. Standpunten [eiser c.s.]
4.1 [eiser c.s.] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming van [persoon 1] behoefden ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
5. Standpunten Dexia
5.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser c.s.] Daartoe voert zij, voor zover voor de beoordeling van belang, allereerst aan dat de vordering van [eiser c.s.], dan wel eiser sub 1 dient te worden afgewezen omdat eiser sub 1 het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Verder stelt Dexia zich op het standpunt dat de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomsten is verjaard.
6. Beoordeling
Dexia Aanbod
6.1. Zoals hierboven al is vastgesteld, is het Dexia Aanbod door eiser sub 1 ondertekend. Uit artikel 5.1.2. is af te leiden dat dit tot gevolg heeft dat eiser sub 1 Dexia ook niet meer in rechte kan betrekken om nakoming af te dwingen van ten behoeve van hem door derden gepretendeerde rechten, zoals een vernietigingsactie op grond van artikel 1:89 jo. 1:88 BW. De vordering van eiser sub 1 moet derhalve worden afgewezen. Het Dexia Aanbod is weliswaar door eiser sub 1 ondertekend, maar niet door [persoon 1]. Door de ondertekening van deze overeenkomst heeft eiser sub 1 derhalve afstand gedaan van haar rechten, maar niet van de rechten van [persoon 1]. Het recht om de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de handelende echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven. Nu eisers sub 2 en 3 in de hoedanigheid van erfgenamen van [persoon 1] procederen ligt het Dexia Aanbod derhalve niet aan toewijzing van hun vorderingen in de weg.
6.2. Dexia heeft zich er voorts op beroepen dat de vorderingen uit hoofde van artikel 1:89 jo. 1:88 BW op grond van artikel 1:88 lid 1 BW niet voor overerving vatbaar zijn, zodat de vorderingen van [eiser c.s.] afgewezen dienen te worden. De kantonrechter overweegt hieromtrent dat Dexia het recht aan haar zijde vindt waar zij betoogt dat de bevoegdheid een overeenkomst op de bovengenoemde grond te vernietigen slechts toe kan komen aan de niet-handelend echtgenoot. In het onderhavige geval is de nietigheid van de overeenkomsten echter in[eiser]r [persoon 1], voordat zij overleed. De (eventueel) daaruit voortkomende vordering is na het overlijden van [persoon 1] in de boedel van de nalatenschap komen te vallen en is door de erfgenamen opeisbaar. Ook deze door Dexia aangevoerde grond kan derhalve aan toewijzing van de vorderingen van eisers sub 2 en 3 niet in de weg staan.
6.3. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, (LJN BC2837) worden de onderhavige lease-overeenkomsten aangemerkt als huurkoop. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de overeenkomsten van toepassing is, zodat eiser sub 1 voor het aangaan van de overeenkomsten de toestemming van [persoon 1] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [persoon 1] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
6.4. Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomsten. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomsten (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [persoon 1] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten.
6.5. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
6.6. Dexia heeft hiertoe aangevoerd dat betalingen van de op grond van de lease-overeenkomsten verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [eiser] en [persoon 1] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat [persoon 1] op de hoogte was van de lease-overeenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdata van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld.
6.7. Het voorgaande wettigt het (bewijs)vermoeden dat [persoon 1] door kennisname van één of meer bankafschriften kennis heeft gekregen van het bestaan van de onderhavige lease-overeenkomsten, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling is geslaagd. [eiser c.s.] is in de gelegenheid gesteld om tegen dit vermoeden tegenbewijs te leveren. [eiser c.s.] hebben hiertoe zichzelf als getuigen laten horen.
6.8. In de verklaringen van de getuigen en hetgeen partijen hierover in hun conclusies na enquête hebben opgemerkt zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat [eiser c.s.] er in is geslaagd tegenbewijs te leveren en dus het bewijsvermoeden te ontzenuwen. De kantonrechter overweegt hiertoe het volgende.
Eiser sub 1 heeft het volgende verklaard:
“Vlak voordat zij de vernietigingsbrief schreef heb ik mijn echtgenote op de hoogte gesteld van de effectenlease-overeenkomsten. Ik heb altijd de financiën beheerd. Zij heeft nog nooit een giro-enveloppe opengemaakt. Mijn echtgenote heeft een lange lijdensweg van operaties en ziekten gehad. Wij hebben haar zoveel mogelijk in de lijzijde gehouden. Wij zijn gehuwd in 1962. Reeds vanaf het overlijden van mijn vader in 1961 heb ik de financiën gedaan. Ik had kantoor aan huis en deed de hele administratie van mijn gezin”
Eiser sub 2 heeft verklaard:
“Mijn vader deed thuis de financiën. Dat is altijd zo geweest. Hij heeft altijd in de verzekeringen gezeten. Mijn moeder heeft de financiën altijd aan hem overgelaten, dat was zo van kleins af aan.”
Eiser sub 3 heeft verklaard:
“Mijn vader deed altijd de financiën, mijn moeder bemoeide zich daar niet mee. Hij had een kantoor en het was zijn ‘pakkie an’.”
Eiser sub 1 heeft verder onbestreden verklaard dat zijn echtgenote een lange lijdensweg van operaties en ziekten heeft gehad en dat hij haar dientengevolge zoveel mogelijk in de lijzijde heeft willen houden. Daarnaast genoot [persoon 1] geen eigen inkomen , noch deed zij belastingaangifte. In combinatie met elkaar is de kantonrechter van oordeel dat [eiser c.s.] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat [persoon 1] zich niet met de financiële huishouding bemoeide, en dat deze volledig door eiser sub 1 werd verzorgd. Om dezelfde redenen hebben [eiser c.s.] voldoende aannemelijk gemaakt dat [persoon 1] geen (zakelijke) post opende. Hiermee is voldoende twijfel gezaaid over de voorshands als juist aangenomen stelling dat zij op de hoogte is geraakt van het bestaan van de lease-overeenkomsten door kennisname van poststukken, met name bankafschriften van de en/of rekening, zodat deze stelling niet langer als juist kan worden gevolgd. Dexia is er dan ook niet in geslaagd haar stelling dat [persoon 1] eerder dan drie jaar voor 14 juli 2005 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten te bewijzen. Er moet derhalve van uit worden gegaan dat [persoon 1] de lease-overeenkomsten tijdig heeft vernietigd.
6.9. Nu de lease-overeenkomsten rechtsgeldig door eisers sub 2 en 3 zijn vernietigd dienen alle betalingen van eiser sub 1 aan Dexia op grond van de lease-overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen eiser sub 1 op grond van die overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van artikel 1:89 lid 5 BW kunnen eisers sub 2 en 3 alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtsvorderingen instellen, zoals terugbetaling uit hoofde van onverschuldigde betaling. Eisers sub 2 en 3 hebben voldoende belang bij hun vordering nu zij er als erfgenamen van [persoon 1] immers belang bij hebben dat de te verdelen boedel zo groot mogelijk is. Dit wordt niet anders nu zij alleen een vorderingsrecht op de langstlevende hebben.
6.10. Dexia heeft voorts aangevoerd dat uit de boedelverdeling volgt dat eenieder van de erfgenamen voor éénderde gedeelte van de nalatenschap in aanmerking komen en dat, nu eiser sub 1 niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege aanvaarding van het Dexia Aanbod, de vordering maar voor ten hoogste tweederde kan worden toegewezen. Dit betoog wordt niet gevolgd. Het feit dat [eiser c.s.] elk voor een gedeelte recht heeft op de nalatenschap laat onverlet dat zij ieder als opvolger onder algemene titel van de rechten en verplichtingen van de erflater - in beginsel - een beroep kunnen doen op nakoming van een vordering. Hiermee is niet verenigbaar dat deze vordering tot nakoming, slechts voor een gedeelte afdwingbaar zou zijn.
6.11. Op grond van de lease-overeenkomsten heeft eiser sub 1 in totaal € 7.777,55 termijnen plus de resterende restschuld van lease-overeenkomst I) aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 1.957,17 voor ontvangen dividenden en andere uitkeringen in mindering dient te worden gebracht zodat per saldo een bedrag van € 5.820,38 dient te worden gerestitueerd.
6.12. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. De kantonrechter is van oordeel dat Dexia uit de inhoud van de vernietigingsbrief moest opmaken dat zij reeds met die brief aansprakelijk werd gehouden voor de niet nakoming van de uit de vernietiging voortvloeiende verbintenissen. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mocht [persoon 1] er in elk geval na ommekomst van een termijn van vier weken van uitgaan dat Dexia niet voornemens was deze verbintenissen na te komen. Van [persoon 1] hoefde dan ook niet te worden verwacht dat zij Dexia nogmaals zou aansporen tot betaling, zodat Dexia vanaf dat moment, zijnde 11 augustus 2005, in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 11 augustus 2005 over het totaal van de voor die datum door eiser sub 1 aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door eiser sub 1 van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 11 augustus 2005 verrichte betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 11 augustus 2005 van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.
6.13. De vordering van eiser sub 1 wordt afgewezen. Nu gesteld noch gebleken is dat eisers sub 2 en 3 belang hebben bij de vordering met betrekking tot de BKR-registratie, wordt deze ook ten aanzien van deze eisers afgewezen.
Overige stellingen
6.14. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
6.15. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
6.16. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In het incident:
6.17. Gezien het verloop van de procedure in het incident dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het incident.
Ten aanzien van eiser sub 1:
I. wijst de vorderingen af;
Ten aanzien van eisers sub 2 en 3:
II. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is en dat de lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd;
III. veroordeelt Dexia aan eisers te betalen € 5.820,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 11 augustus 2005 door eiser sub 1 aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door eiser sub 1 van Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 11 augustus 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 11 augustus 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers sub 2 en 3 gevallen, waaronder de kosten van het incident, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 208,--
- voor salaris van gemachtigde € 1.000,--
totaal: € 1.208,--
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter