2. Eiseres vordert als voorziening, zakelijk weergegeven:
I. gedaagden te veroordelen tot nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, waaronder doorbetaling van het salaris en de bijbehorende emolumenten:
II. subsidiair gedaagden te veroordelen tot betaling van € 100.000,00 netto ter zake van haar schade, bestaande uit (een voorschot op) het positieve contractsbelang;
III. gedaagden te veroordelen tot betaling van € 5.000,00 vermeerderd met kosten en BTW ter zake van de kosten van rechtsbijstand.
3. Eiseres stelt, kort samengevat, dat zij met gedaagden een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten, dat zij in de loop van de onderhandelingen in overleg met gedaagden haar toenmailge, in Nederland gesitueerde werkzaamheden als zelfstandige heeft afgebouwd en dat zij al voorbereidingen voor haar verhuizing naar Curaçao had getroffen. Zij verwijt gedaagden primair de nakoming van de overeenkomst te hebben geschonden en subsidiair de onderhandelingen ter zake onrechtmatig te hebben afgebroken.
4. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer tegen de vorderingen, welke verweren voor zover nodig in het onderstaande worden opgenomen en beoordeeld.
5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen, dan wel of de vordering van eiseres in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Jellinek Retreat N.V. is geen bestaande rechtspersoon. Aangenomen wordt dat eiseres beoogde Jellinek Curacao N.V. in rechte te betrekken. Een en ander is besproken ter zitting; gedaagden hebben er geen bezwaar gemaakt dat in deze procedure Jellinek Curaçao N.V. als gedaagde sub 1 wordt aangemerkt.
7. Gedaagden hebben voorafgaande aan hun materiële verweren de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter betwist. Hun formele verweer slaagt. Vast staat dat Jellinek Curaçao N.V. op Curacao gevestigd is en dat eiseres daar inmiddels woont. Vast staat voorts dat de tussen partijen besproken arbeidsovereenkomst op Curaçao zou worden uitgevoerd.
8. De bovengenoemde feiten en omstandigheden leiden er naar voorlopig oordeel toe dat de rechtbank te Curaçao bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. Dat zou anders zijn als de bevoegdheid van de Nederlandse rechter jegens Arkin op grond van art. 107 Rv. ook de bevoegdheid jegens Jellinek Curaçao met zich meebrengt. Naar voorlopig oordeel bestaat er echter onvoldoende grond om uit te gaan van een (begin van een) rechtsbetrekking tussen eiseres en Arkin en daarmee van een toereikende samenhang tussen de rollen van Jellinek Curaçao en Arkin. Voldoende staat vast dat eiseres over de arbeidsovereenkomst en – voorwaarden alleen direct met de heren [persoon 1] en [persoon 3] als vertegenwoordigers van Jellinek Curaçao heeft gesproken, niet met ter zake bevoegde vertegenwoordigers van Arkin. In het door de toenmalige advocaat van Jellinek Curaçao toegezonden, open modelcontract is niets opgenomen over verplichtingen van Arkin jegens eiseres. Eiseres heeft vervolgens een eigen invulling gegeven aan het model, waarin zij langlopende verplichtingen van Arkin heeft geformuleerd opgenomen voor het geval het dienstverband met Jellinek Curaçao zou mislopen. Dat Arkin die verplichtingen op zich heeft genomen, is gemotiveerd betwist en onvoldoende komen vast te staan.
9. Op grond van het bovenstaande wordt in het kader van dit geding geoordeeld dat de vordering van eiseres jegens Arkin geen toereikende grondslag heeft. De Nederlandse rechter zou ten aanzien van Jellinek Curaçao slechts rechtsmacht toekomen op grond van de tegen Arkin ingestelde vordering. Dat verhoudt zich niet met de strekking van art. 107 Rv: het effect zou zijn dat eiseres het forum van de Nederlandse rechter zou kunnen kiezen door deze te verbinden aan de - naar voorlopig oordeel – ondeugdelijke vordering tegen Arkin.
10. Het bovenstaande betekent dat de vordering van eiseres jegens Arkin wordt afgewezen en dat de kantonrechter onbevoegd is ten aanzien van de vordering jegens Jellinek Curaçao. De overige stellingen en verweren van partijen behoeven geen bespreking.
11. Eiseres wordt in het ongelijk gesteld en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van gedaagden.