vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 416366 / HA ZA 09-59
Vonnis van 24 februari 2010
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.F.B. Netters,
de vereniging
TROS,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat eerst mr. H.A.J.M. van Kaam, toen mr. R. Klöters, thans wederom mr. H.A.J.M. van Kaam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Tros genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 december 2008, met producties
- de conclusie van antwoord, met producties
- het tussenvonnis van 13 mei 2009 waarin een comparitie van partijen is gelast
- het proces-verbaal van comparitie van 2 november 2009
- het aanvullend proces verbaal van comparitie van 2 november 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van de eenmanszaak [S] ([S]). [S] houdt zich onder andere bezig met CAD-telewerk en biedt ook trainingen op het gebied van CAD tekenwerk. Op de website [website] was in elk geval op 3 december 2001 onder meer de volgende tekst te lezen:
“[S] wordt in toenemende mate geconfronteerd met aanvragen om grote aantallen papieren tekeningen over te zetten naar CAD-bestanden. [S] besteedt dit CAD-digitaliseerwerk uit aan CAD-telewerkers. Omtrent de verdiensten, groeiende werkbelasting en de manier van samenwerken kan men zich, uitsluitend op afspraak, ter plekke vrijblijvend oriënteren. (…)
De totale investering (excl. btw) in eigen CAD-gereedschappen beperkt zich tot
€ 995,- voor 2D-CAD-telewerkers en € 1395,- voor 2D&3D-CAD-telewerkers. Hierbij is o.a. het volgende inbegrepen:
• CAD-teletraining
• CAD-telewerk-begeleiding
• Officiële CAD-programmatuur
[S] subsidiëring, tezamen met de manier van samenwerken, reduceert het voor CAD-tekenen gebruikelijke forse investeringsrisico tot nihil. Een gestage groei van het CAD-telewerkers-netwerk is hierdoor mogelijk.
(…)”
2.2. In uitzendingen van Tros Opgelicht?! op 13 september 2003, 11 oktober 2003 en 24 mei 2004 zijn [eiser] en [S] onderwerp van het tv-programma. In deze uitzendingen wordt de gang van zaken bij [S] aan de kaak gesteld. Aan de orde komt dat [S] als ingenieursbureau opleidingen verzorgt voor mensen die technische tekeningen willen leren maken. Ook wordt gezegd dat [S] een garantie biedt op een goed betaalde baan wanneer de cursist voor het examen slaagt. Tegen betaling vooraf wordt cursusmateriaal en een softwarepakket thuisgestuurd. Achteraf blijkt volgens gedupeerden dat de opleiding weinig voorstelt, het softwarepakket elders voor een fractie van het betaalde bedrag te koop is, de examens niet kloppen en via [S] geen werk te krijgen is, zo komt in de uitzendingen naar voren. Zowel [eiser] zelf als zijn woning zijn herkenbaar in beeld gebracht.
2.3. In de uitzending van Tros Opgelicht?! op 13 september 2003 zegt de voice-over onder meer:
“Behalve [persoon 1] vond Opgelicht?! nog 34 andere gedupeerden van [S] die hetzelfde is overkomen. Allemaal betaalden ze veel te veel geld voor het softwarepakket en de begeleiding waarna er niets meer van het bedrijf werd vernomen. Naar de € 1.660,- konden ze fluiten”.
In een geluidfragment tijdens de uitzending zegt een anonieme man:
“Nou, ik voel me flink genaaid door [S]. Ik heb € 1.600,- geïnvesteerd in een pakket dat op internet wordt aangeboden voor 60 dollar. En de cursus stelt ook helemaal niks voor.”
De deskundige [persoon 2] van het TEC Cadcollege in Nijmegen komt ook aan het woord in de uitzending van Tros Opgelicht?! op 13 september 2003. Hij zegt onder meer:
“Nou, er klopt helemaal niets van deze tekening. Het is zo dat eh… het is gewoon prutswerk. Meer dan de helft van wat op deze tekening staat, dat klopt niet en voldoet niet aan de regels van een technische tekening. Ik vind het zelfs een belediging om iemand zo’n tekening toe te sturen en dan te zeggen dat ‘ie het over moet tekenen.”
De voice-over zegt vervolgens:
“Ook het bedrag dat voor de cursus is betaald komt niet overeen met de werkelijke waarde.”
Het item over [eiser] en [S] in de uitzending van 13 september 2003 wordt afgesloten met de mededeling door presentatrice [persoon 3]:
“[eiser], van [S], wilde verder helemaal niet meer reageren. Maar ondertussen gaat het bedrijf wel vrolijk verder met adverteren. U bent gewaarschuwd.”
2.4. Na de uitzendingen heeft [eiser] de domeinnamen [domeinnaam 1], [domeinnaam 2], [domeinnaam 3] en [domeinnaam 4] geregistreerd, waarop links te vinden waren naar sites met negatieve teksten over Tros, [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5]. Na sommaties door Tros heeft [eiser] de domeinnamen aan Tros overgedragen.
2.5. Op 8 september 2008 heeft [eiser] Tros gesommeerd tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van EUR 300.000,-.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert uitvoerbaar bij voorraad – samengevat – een verklaring voor recht dat Tros jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser] in drie uitzendingen van Tros Opgelicht?! te portretteren op de wijze zoals Tros heeft gedaan, alsmede dat Tros zal worden veroordeeld tot vergoeding van materiële en immateriële schade op te maken bij staat, en proceskosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij door de ongefundeerde uitlatingen in de uitzendingen van Tros Opgelicht?! in zijn eer en goede naam is aangetast. Ook heeft Tros volgens [eiser] inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Bovendien heeft Tros het portret van [eiser] ongeoorloofd openbaar gemaakt en daarmee artikel 21 van de Auteurswet overtreden, aldus nog steeds [eiser]. Tot slot beroept [eiser] zich op schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
4. Het verweer
4.1. Tros verweert zich allereerst met de stelling dat sprake is van rechtsverwerking. Volgens Tros heeft [eiser] zich gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht.
4.2. Tros voert aan dat in het onderhavige geval geen plaats is voor een inbreuk overeenkomstig artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”) op het recht van vrije meningsuiting van de Tros, zoals ook is beslist in de zaak Táraság / Hongarije, EHRM 14 april 2009, 37374/05. Bovendien verweert Tros zich met de stelling dat bij een botsing van twee fundamentele rechten, zoals in het onderhavige geval, de wederzijdse belangen dienen te worden afgewogen. Het recht van Tros om misstanden aan de kaak te stellen en het publiek daarvoor te waarschuwen en daarover te informeren weegt zwaarder dan dat van [eiser] op de bescherming van zijn eer en goede naam en de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer in het algemeen, aldus nog steeds Tros.
5. De beoordeling
Rechtsverwerking
5.1. De rechtbank zal allereerst het beroep op rechtsverwerking, als meest verstrekkende verweer, van Tros behandelen. Vooropgesteld moet worden dat een partij in beginsel gedurende in elk geval vijf jaren rekening dient te houden met de mogelijkheid te worden aangesproken. Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop of enkel stilzitten in elk geval onvoldoende. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat in het onderhavige geval sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden, zoals hiervoor genoemd. Uit het handelen van [eiser] – waaronder het registreren van de hiervoor genoemde domeinnamen – blijkt juist niet dat hij zijn aanspraak niet (meer) geldend zou maken.
5.2. Het door Tros aangevoerde argument dat zij in een onmogelijke bewijspositie is gebracht doordat [eiser] nu pas een juridische procedure is gestart, is geen grond om rechtsverwerking aan te nemen. De nadelige bewijspositie van Tros is veroorzaakt doordat zij ervoor gekozen heeft gegevens niet langer te bewaren, terwijl daartoe wel de mogelijkheid bestond. Dat is een keuze die voor rekening komt van Tros. Het beroep op rechtsverwerping wordt dan ook verworpen.
Artikel 10 EVRM en schending eer en goede naam
5.3. Uit hoofde van artikel 10 lid 2 van het EVRM kan het recht van vrijheid van meningsuiting onder meer worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen.
5.4. Het verweer van Tros dat ingevolge de genoemde uitspraak Táraság / Hongarije van het EHRM de afweging binnen artikel 10 EVRM gemaakt dient te worden, behoeft geen nadere bespreking, nu ook in dat kader in elk geval een belangenafweging tussen het belang van Tros en dat van [eiser] gemaakt dient te worden.
5.5. De rechtbank stelt voorop dat door de uitspraken van de presentatoren van het programma Tros Opgelicht?! en het publiek maken en zich achter de uitspraken van derden in het programma scharen (zoals hiervoor weergegeven onder 2.3), [eiser] in zijn eer en goede naam is aangetast. Vervolgens moet worden beoordeeld of deze aantasting onrechtmatig is. Het belang van [eiser] om niet lichtvaardig door de media te worden beschuldigd moet worden afgewogen tegen het belang van Tros om haar mening te kunnen uiten en in dat verband om het publiek te kunnen voorlichten over zaken die de samenleving raken.
5.6. Het belang van Tros is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend uit kan laten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser] is dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste publiciteit. Tros stelt dat zij het publiek wilde inlichten over de praktijken van [eiser]. Tros heeft daartoe aangevoerd dat zij de uitzendingen op neutrale wijze heeft ingekleed. De woorden “oplichting” en “bedrog” zijn niet gebruikt. In de eerste uitzending wordt gesproken van 34 klachten die voorafgaand aan de uitzending bij Tros zijn binnengekomen. Drie daarvan heeft Tros nog kunnen traceren en in deze procedure zijn de betreffende e-mails overgelegd, aldus Tros. Na de eerste uitzending is het aantal klachten volgens Tros opgelopen tot 60. In de ervaring van Tros is dit een hoog aantal. [eiser] heeft daar tegenover gesteld dat hij geen enkele klacht heeft ontvangen.
5.7. De rechtbank oordeelt als volgt. Zelfs al zou [eiser] zelf inderdaad geen klachten hebben ontvangen, dan geldt nog steeds dat het bestaan van klachten naar het oordeel van de rechtbank als onvoldoende betwist is komen vast te staan. Als niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist staat verder vast dat het examen dat door [S] wordt aangeboden niet voldoet aan het niveau dat ervan mocht worden verwacht. [eiser] erkent bovendien dat hij de bij hem aangemelde cursisten geen werk verschaft, terwijl hij adverteert met teksten die naar het oordeel van de rechtbank de indruk wekken telewerkers te werven. Mede in aanmerking nemend dat Tros in de uitzendingen geen onnodig grievende woorden heeft gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat Tros [eiser] niet lichtvaardig aan verdachtmakingen heeft blootgesteld.
5.8. Het feit dat de woning van [eiser] met daarop zijn bedrijfsnaam volledig herkenbaar in beeld is gebracht, maakt dat niet anders. Door ervoor te kiezen om zijn bedrijfsnaam zichtbaar op zijn woonhuis aan te brengen, heeft [eiser] er zelf voor gezorgd dat zijn woonhuis met zijn bedrijf in verband wordt gebracht. Dit maakt dat zowel in het kader van de belangenafweging binnen artikel 10 EVRM, als tegenover het recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, geen inbreuk is gemaakt op het recht van privacy van [eiser].
5.9. Ook in zijn stelling dat sprake is van overtreding van artikel 21 van de Auteurswet wordt [eiser] niet gevolgd. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van schending van het portretrecht in de zin van artikel 21 van de Auteurswet dient volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad het privacybelang van [eiser] als geportretteerde worden afgewogen tegen het belang van de informatievrijheid. Aan het feit dat [eiser] zijn onderneming drijft in de vorm van een eenmanszaak is inherent dat zijn persoon – en daarmee ook zijn portret – rechtstreeks in verband staat met die onderneming. Ook deze belangenafweging valt in het nadeel van [eiser] uit.
Hoor en wederhoor
5.10. De rechtbank volgt [eiser] evenmin in zijn stelling dat Tros onrechtmatig heeft gehandeld door geen hoor en wederhoor toe te passen. Zoals door Tros terecht is aangevoerd is hoor en wederhoor geen afzonderlijk recht van [eiser], maar dient het te worden meegewogen bij de belangenafweging in verband met de vraag of het recht op vrijheid van meningsuiting bescherming behoeft. [eiser] heeft door zijn zeer afhoudende reactie toen hij telefonisch en in persoon door Tros werd benaderd zelf ook niet de situatie gecreëerd waarin hem wederhoor had kunnen worden geboden. Het feit dat [eiser] vanaf augustus 2003 te maken heeft gehad met telefonische bedreigingen en scheldpartijen biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om elke gesprekspartner bij voorbaat af te wijzen. Uit de uitgezonden delen van de gesprekken blijkt dat de medewerker van Tros normaal sprak, geen bedreigingen uitte of scheldpartijen aanving. Aldus heeft [eiser] zichzelf in de situatie gebracht dat hij de klachten voorafgaand aan de uitzending niet heeft kunnen weerleggen of relativeren.
5.11. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen is naar het oordeel van de rechtbank de schending van [eiser]’s eer en goede naam en het gebruik van zijn portret niet onrechtmatig.
5.12. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Tros worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris advocaat 904,00 (2,00 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.158,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Tros tot op heden begroot op EUR 1.158,00,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2010.?