6.7. Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [eiseres] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten.
6.8. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
6.9. Dexia heeft hiertoe aangevoerd dat betalingen van de op grond van de lease-overeenkomsten verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [eiseres] en [echtgenoot] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat [eiseres] op de hoogte was van de lease-overeenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld.
6.10. [eiseres] heeft erkend dat de betalingen ten behoeve van de lease-overeenkomsten zijn gedaan van een en/of-rekening die mede op haar naam staat, maar heeft betwist dat zij de bankafschriften heeft ingezien.
6.11. Het voorgaande wettigt het (bewijs)vermoeden dat [eiseres] door kennisname van één of meer bankafschriften kennis heeft gekregen van het bestaan van de onderhavige lease-overeenkomsten, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling is geslaagd. [eiseres] is in de gelegenheid gesteld om tegen dit vermoeden tegenbewijs te leveren. Zij heeft hiertoe twee getuigen doen horen, te weten [eiseres] en [echtgenoot].
6.12. [echtgenoot] en [eiseres] hebben beiden verklaard dat [echtgenoot] zijn echtgenote pas op de hoogte heeft gebracht van het bestaan van de lease-overeenkomsten omstreeks het moment dat [echtgenoot] zich heeft gewend tot Leaseproces en [eiseres] de vernietigingsbrief heeft ondertekend. Voorts hebben zij beiden verklaard dat [eiseres] er geen groot punt van maakte dat [echtgenoot] de lease-overeenkomsten was aangegaan. [eiseres] heeft verklaard dat [echtgenoot] de financiële post, waaronder de bankafschriften, meenam naar zijn bedrijf. Dit veranderde ongeveer drie jaar geleden, toen [echtgenoot] zijn bedrijf heeft overgedragen aan hun zoon. Vanaf dat moment bewaarde hij de post thuis. [echtgenoot] en [eiseres] hebben tevens beiden verklaard dat [eiseres] alleen haar eigen post bekeek en bankafschriften tot twee jaar geleden nooit opende. Voorts hebben [echtgenoot] en [eiseres] verklaard dat [eiseres] geen interesse had in financiële aangelegenheden. [eiseres] beschikte niet over een pinpas en kreeg contant geld van [echtgenoot] als zij dat nodig had. Dit werd anders toen [echtgenoot] een jaar geleden ziek werd. [echtgenoot] en [eiseres] hebben beiden verklaard dat [eiseres] op verzoek van [echtgenoot] de belastingaangiften ondertekende zonder er echt naar te kijken. Ten slotte hebben [echtgenoot] en [eiseres] beiden verklaard dat zij grote uitgaven met elkaar bespraken en heeft [echtgenoot] verklaard dat hij termijnbedragen van de lease-overeenkomsten niet als grote uitgaven zag.
6.13. In de gedetailleerde en eenduidige verklaringen van de getuigen zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat [eiseres] er in is geslaagd tegenbewijs te leveren en dus het bewijsvermoeden te ontzenuwen. Anders dan Dexia heeft betoogd, ziet de kantonrechter geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [echtgenoot] en [eiseres] te twijfelen. In de voor de verjaring relevante periode werd de post met betrekking tot de lease-overeenkomsten door [echtgenoot] mee naar zijn bedrijf genomen, waardoor [eiseres] in deze periode de post niet in kon zien. Dat [eiseres] als getuige heeft verklaard dat haar echtgenoot tijdens een televisieprogramma over soortgelijke lease-overeenkomsten heeft gezegd dat hij daar ook geld in had zitten, maakt dit niet anders. Immers, [eiseres] heeft niet verklaard wanneer zij de televisie-uitzending heeft gezien, zodat niet vaststaat dat dit de door Dexia bedoelde TROS Radar uitzending van maart 2002 was, terwijl [echtgenoot] zich in het geheel niets van een dergelijke uitzending kan herinneren. Verder heeft [eiseres] onweersproken gesteld en met bewijsstukken onderbouwd dat [echtgenoot] en [eiseres] gescheiden belastingaangifte deden. De belastingaangifte die [eiseres] ondertekende, betrof dus haar eigen belastingaangifte. Dexia is er dan ook niet in geslaagd haar stelling dat [eiseres] reeds eerder dan augustus 2005 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten te bewijzen. Er moet derhalve van uit worden gegaan dat [eiseres] de lease-overeenkomsten tijdig heeft vernietigd.
6.14. Nu de lease-overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd dienen alle betalingen van [echtgenoot] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [echtgenoot] op grond van die overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van artikel 1:89 lid 5 BW kan [eiseres] alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen instellen, die [echtgenoot] ook zou kunnen instellen. De vordering van [eiseres] dat alle betalingen voortvloeiende uit het aangaan van de lease-overeenkomsten dienen te worden terugbetaald komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
6.15. Op grond van de lease-overeenkomsten heeft [echtgenoot] in totaal € 30.873,82 (termijnen, overname effecten en restschuld) aan Dexia betaald waarop een bedrag van
€ 11.369,71 (ontvangen dividenden en de waarde van de effecten na beëindiging van lease-overeenkomst 3) in mindering dient te worden gebracht zodat per saldo een bedrag van
€ 19.504,11 dient te worden gerestitueerd. Voor zover [echtgenoot] na 25 september 2009 nog aan Dexia heeft betaald met betrekking tot lease-overeenkomsten 2 en 4 dienen ook die betalingen, verminderd met hetgeen [echtgenoot] van Dexia heeft ontvangen, aan [echtgenoot] te worden gerestitueerd.