Parketnummer: 13/520019-09
Datum uitspraak: 25 februari 2010 (PROMIS)
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
ter terechtzitting opgegeven (verblijf)adres [(verblijf) adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Havenstraat" te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 en 11 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Voorhuis en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J. Ruarus, advocaat te Almelo, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting van 10 februari 2010 is de in de dagvaarding geformuleerde tenlastelegging gewijzigd. Een kopie van de gewijzigde tenlastelegging geldt als hier ingevoegd en is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging bestaat uit 4 feiten (waarvan enkele in primaire en subsidiaire vorm) en komt kort gezegd op het volgende neer.
In de eerste plaats wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 in Hilversum, al dan niet samen met anderen, de in de tenlastelegging genoemde personen (in totaal 8) en/of een of meer andere klanten van [FAB] (verder ook FAB of het Adviesbureau) heeft opgelicht door middel van de in de tenlastelegging omschreven oplichtingsmiddelen waardoor deze personen zijn bewogen tot afgifte van een bedrag van in totaal € 305.999,01. Subsidiair wordt hem verweten dat hij, al dan niet samen met anderen, voornoemd geldbedrag heeft verduisterd uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer van het Adviesbureau.
In de tweede plaats wordt verdachte ervan beschuldigd in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 in Hilversum, al dan niet samen met anderen, een nota van afrekening, een pensioeninkomensverklaring en een zogenoemde toestemmingsverklaring te hebben vervalst of valselijk te hebben opgemaakt, door - kort gezegd - een tekst uit die nota van afrekening te verwijderen, op die pensioeninkomensverklaring te vermelden dat het jaarinkomen van een klant € 65.000,- bedraagt en op die toestemmingsverklaring een onjuiste en/of niet bestaand Hyprotectnummer te vermelden.
In de derde plaats wordt verdachte ervan beschuldigd in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 in Hilversum, al dan niet samen met anderen, een geldbedrag van ongeveer € 300.789,04 of goederen te hebben witgewassen.
Ten slotte wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, al dan niet samen met anderen, Interbank N.V. (hierna: Interbank) heeft opgelicht. Hier bestaat het verwijt dat hij - kort gezegd - de hoedanigheid heeft aangenomen van een bonafide tussenpersoon en/of hij de in de tenlastelegging genoemde personen heeft geadviseerd en heeft bemiddeld bij het oversluiten van hun hypotheek en vervolgens tegenover deze personen heeft verzwegen dat hij een (vervalst) aanvraagformulier naar Interbank heeft verzonden. Als alternatief wordt verdachte verweten dat hij, al dan niet samen met anderen, ten behoeve van de in de tenlastelegging genoemde personen gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste Overeenkomsten Doorlopend krediet afkomstig van Interbank.
2.1 Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De verdediging bepleit niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie omdat, zo begrijpt de rechtbank het betoog van de raadsman, (a) zonder gebruikmaking van de hiervoor geldende wettelijke regeling de medeverdachte [medeverdachte] stelselmatig is geobserveerd, (b) onduidelijk is gebleven welke afspraken de politie heeft gemaakt over het filmen en uitzenden in het televisieprogramma Tros Opgelicht van de arrestatie van de medeverdachte [medeverdachte], (c) de politie eraan heeft meegewerkt dat een oud werkneemster van het Adviesbureau, mevrouw [persoon 1], klanten van het Adviesbureau heeft aangezet tot het doen van aangiften tegen de beide verdachten en een van die klanten, mevrouw [persoon 2], bij het formuleren van haar aangifte heeft geholpen, (d) de officier van justitie een voor 12 januari 2010 geplande pro forma zitting heeft ingetrokken waardoor verdachte toen geen verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis heeft kunnen doen en (e) in het dossier MOT-meldingen zijn gevoegd, gedaan jaren na de desbetreffende transactie.
Geen van deze argumenten kan de voorgestelde conclusie dragen, ook niet indien zij tezamen worden geteld.
Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien in welk belang verdachte is getroffen door de volgens de raadsman onwettige observatie van de medeverdachte en door het volgens hem niet goed vastleggen van met de Tros over het filmen van de arrestatie van de medeverdachte gemaakte afspraken.
Evenmin is toegelicht waarom mevrouw [persoon 1] klanten van het Adviesbureau waarvoor zij had gewerkt, niet heeft mogen aansporen aangifte te doen en niet heeft mogen helpen bij het doen van de aangiften. Ook hier valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom deze aangiften niet in het opsporingsonderzoek mochten worden gebruikt.
Verdachte had binnen een week na de afgelaste zitting van 12 januari 2010 van de raadkamer van deze rechtbank een beslissing kunnen krijgen op een verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis.
Ten slotte kunnen ook geruime tijd na een transactie nog MOT-meldingen betreffende die transactie worden gedaan, zeker indien, zoals hier, het Openbaar Ministerie dit aan de betrokken instelling heeft gevraagd; er bestaat geen reden waarom die meldingen niet in het onderzoek tegen verdachte zouden mogen worden gebruikt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs en de redengevende feiten en omstandigheden
De verdediging heeft uitsluiting van bewijs bepleit onder aanvoering van dezelfde argumenten die tot niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie zouden moeten leiden. Op dezelfde gronden als vermeld voor afwijzing van dat verweer, verwerpt de rechtbank ook dit verweer. Voorts is er geen reden de door mevrouw [persoon 2] gedane aangiften niet ten volle voor het bewijs te gebruiken; niet is gebleken of aannemelijk geworden dat de hulp die mevrouw [persoon 1] hierbij heeft geboden, ertoe heeft geleid dat in deze aangiften onjuistheden zijn vermeld.
De rechtbank gaat bij haar beslissing uit van de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.i
3.1. Ten aanzien van de feiten onder 1 en 2
Omdat de feiten zoals die zijn tenlastegelegd onder 1 en 2 sterk met elkaar samenhangen, zal de rechtbank de feiten en omstandigheden dienaangaande hierna - zakelijk en verkort weergegeven - gezamenlijk bespreken.
Verdachte [verdachte] (hierna [verdachte]) is van ongeveer december 2004 tot eind augustus 2005 werkzaam geweest bij [FAB] (hierna te noemen FAB), gevestigd aan de [adres]. [verdachte] verrichtte zijn werkzaamheden binnen het FAB op basis van 'no cure no pay', wat feitelijk betekende dat hij een deel van de afgesloten koopsomverzekeringen als salaris mocht houdenii. Enig aandeelhouder en bestuurder van FAB was [persoon 13].iii De zoon van [persoon 13], [medeverdachte], is sedert 1996 werkzaam geweest bij FAB. Blijkens de handtekeningenkaart van de ING bank gedateerd september 1996 was [medeverdachte] gemachtigd tot gebruik van de rekening met nummer [rekeningnummer 1] ten name van het Adviesbureau iv.
De bedrijfsomschrijving van het Adviesbureau zoals blijkt uit het register van de Kamer van Koophandel luidt als volgt: Het oprichten en verwerven van, het deelnemen in, het samenwerken met, het voeren van de directie over, het verlenen van diensten aan, alsmede het (doen) financieren van andere ondernemingen, in welke rechtsvorm dan ook. Het adviesbureau is op 25 november 2008 failliet verklaard v.
3.1.1. Koopsompolissen en leningen
Gebleken is dat het Adviesbureau vanaf eind 2004, toen [medeverdachte] het in het bedrijf van zijn vader alleen voor het zeggen had - zijn vader was toen al ernstig ziek en bemoeide zich niet meer met de dagelijkse leiding -vi bemiddeld heeft bij het oversluiten van hypothecaire leningen van een groot aantal van haar cliënten ten behoeve van een door hen te verkrijgen hoger krediet waarbij die cliënten ermee hebben ingestemd dat voor hen tevens een verzekering zou worden afgesloten in de vorm van een maandlastenverzekering genaamd "Hyprotect" uitgegeven door Genworth Financial Nederland (hierna Genworth) en/of een arbeidsongeschiktheidsverzekering uitgegeven door Cardif levens/schadeverzekeringen N.V. (hierna Cardif), beide in de vorm van koopsompolissen. Voor enkele van deze cliënten is door bemiddeling van het Adviesbureau daarnaast nog een lening bij Interbank N.V. (hierna Interbank) afgesloten. Daarbij werden zij steeds geadviseerd door [verdachte] of [medeverdachte] en in enkele gevallen door beiden.
De cliënten hebben in vrijwel alle gevallen door [verdachte] of [medeverdachte] aan hen voorgelegde briefjes (toestemmingsverklaringen genoemd) ondertekend, waarin zij aan de notaris te Hilversum, voor wie zij moesten verschijnen voor het overzetten van de hypothecaire lening, opdracht hebben gegeven om uit het nieuwe krediet het voor het aangaan van de verzekering bestemde bedrag over te boeken naar de bankrekening van het Adviesbureau of naar een bankrekening van [verdachte] of een bankrekening van [medeverdachte].
Een aantal betrokkenen heeft, aldus hun verklaringen, nimmer toestemming gegeven om verzekeringen of leningen af te sluiten.
Allen verklaren (meerdere malen) bewogen te zijn tot het doen van afgifte van gelden voor een ander doel dan zij beoogden, althans dat als zij hadden geweten wat de werkelijke bestemming van de gelden was, zij hun instemming niet zouden hebben verleend. Gebleken is dat de personen [persoon 3]vii, [persoon 4]/[persoon 5]viii, [persoon 6]/[persoon 7]ix en [persoon 8]x door [verdachte] zijn geadviseerd en bijgestaan. Verder zijn de personen [persoon 2]xi, [persoon 9]/[persoon 10]xii, [persoon 11]xiii en [persoon 12]xiv door [verdachte] en [medeverdachte] tezamen geadviseerd.
3.1.2. Opdrachtbriefjes en overboekingen
Als gezegd is aan de meeste betrokkenen een briefje ter ondertekening voorgelegd. Daarin stond de opdracht tot betaling van een bepaald bedrag met vermelding van de naam van de polis en/of het polisnummer alsmede het rekeningnummer met bijbehorende tenaamstelling waarop het bedrag diende te worden overgemaakt. Dit briefje werd overgelegd aan genoemde notaris die zorgde voor het passeren van de notariële akten ter omzetting van de hypotheekschuld. In de meeste van de hierboven vermelde zaken zijn opdrachtbriefjes aangetroffen, met daarin opdracht tot overboeking van bedragen naar (onder meer) de rekening van [verdachte] (rekeningnummer [rekeningnummer 2])xv. De notaris heeft deze overboekingen, blijkens de respectieve rekeningafschriften, daadwerkelijk verricht xvi.
In enkele gevallen is een lening bij Interbank aangegaan en heeft de notaris in opdracht van Interbank naar aanleiding een opdrachtbriefje een gedeelte van het bedrag van de lening overgeboekt naar [verdachte]. Dit betreft de betrokkenen [persoon 9]-[persoon 10]xvii en [persoon 4].xviii
Bedoelde overboekingen die de notaris heeft verricht, betreffen de bedragen zoals vermeld op document [document] betreffende "Zaaksoverzicht op basis van aangifte, bankrekeningen FAB [FAB] en [verdachte] en verzekeringsoverzichten (Cardif/Hyprotect)".
3.1.3. Niet afgesloten verzekeringen
Gebleken is dat voor vrijwel geen van de klanten een Cardif- of Hyprotectpolis is afgesloten. Dat is slechts anders voor de klanten [persoon 2] en [persoon 4]/[persoon 5], voor wie voor een bedrag van € 14.575,= respectievelijk € 10.250 een koopsompolis bij Cardif is gekocht.
De gangbare werkwijze voor een tussenpersonen, die bemiddelt bij het aangaan van een verzekering bij Cardif, is dat een aanvraagformulier voor een polis naar Cardif wordt verstuurd zodat Cardif de aanvraag in behandeling kan nemen. Als Cardif akkoord gaat met de aanvraag, geeft Cardif een dekkingsbevestiging aan de tussenpersoon. Daarbij hoort een door Cardif opgesteld opdrachtformulier ten behoeve van de notaris. Op het opdrachtformulier wordt vermeld dat het volledige bedrag van de koopsompolis naar Cardif dient te worden overgemaakt. Het bedrag van de koopsompolis kan door de notaris nooit naar een persoon of tussenpersoon worden overgemaakt; hierop is geen uitzondering mogelijk. Nadat het koopsombedrag door Cardif is ontvangen, zal er een provisie aan de tussenpersoon worden betaald. Deze provisie ligt tussen de 30 en 35%. Cardif had ten behoeve van de uitbetalingen van de provisies, een rekening-courant verhouding met het Adviesbureau. De provisies werden middels die rekening-courant betaaldxix. Gebleken is dat voor zover het de ten laste gelegde onderdelen betreft alleen voor [persoon 4] daadwerkelijk een koopsompolis bij Cardif werd afgesloten en wel ten bedrage van € 10.250.xx Zie ook hierna rubriek "Oplichting [persoon 4]".
Werkwijze Hyprotectpolissen
Bij serviceprovider FinanCenter stond [medeverdachte] geregistreerd als contactpersoon van FAB voor het product Hyprotect, een maandlastenbeschermer. De provisie per afgesloten polis bedroeg 40%xxi. Intermediairs, zoals het Adviesbureau, konden inloggen via een website op het extranet van Hyprotect. Op het extranet konden zij vervolgens berekeningen uitvoeren, concept-polissen aanvragen, aanvragen indienen bij de verzekeraar, alsmede polissen en een notarisinstructie uitprinten. De concept-polis had geen polisnummer en voorts had het concept een watermerk waaraan het woord "concept" was toegevoegd. Pas als een polis is ingediend, wordt er een polisnummer toegekend. De koopsom diende direct bij de verzekeraar, Genworth, te worden afgestort. Dit verliep niet via de betreffende tussenpersoon, noch via FinanCenter. Gebleken is dat aan FAB in zes gevallen provisie is betaald. Dit betekent dat in die gevallen door verzekeraar Genworth koopsombetalingen zijn ontvangen. Voorts is aannemelijk geworden dat voor [persoon 4]/[persoon 5] en [persoon 9]/[persoon 10] geen betaling is gedaan door overboeking naar het rekeningnummer van Genworth, aangezien ten aanzien van deze personen geen provisie aan FAB is uitgekeerdxxii.
3.1.4. Listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, die tezamen genomen het daarvoor wettig bewijs opleveren, vast dat verdachte, tezamen met [medeverdachte], de in de tenlastelegging genoemde personen heeft opgelicht door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. De cliënten van FAB werden door het samenstel van de advisering door [verdachte] en/of [medeverdachte], door ondertekening van de hen door [verdachte] of [medeverdachte] voorgelegde opdrachtbriefjes en door het bezoek aan de notaris, bewogen tot de afgifte van aan hen uit hun nieuwe krediet toebehorende geldbedragen waarvoor zij, als zij de werkelijke stand van zaken zouden hebben geweten, nimmer hun toestemming zouden hebben gegeven. In geen van de besproken gevallen is gebleken dat [verdachte] en/of [medeverdachte] de bedoeling heeft of hebben gehad de gelden van de cliënten van FAB aan een van de verzekeraars door te storten. Integendeel, [verdachte] en [medeverdachte] hebben in al deze gevallen de gelden door tussenkomst van de notaris op de eigen rekening laten storten.
De rechtbank overweegt ten slotte dat sommige van de tenlastegelegde handelingen, zoals bijvoorbeeld - kort gezegd - het vervalsen van de nota's van afrekening, niet kunnen worden gekwalificeerd als listige kunstgrepen en/of samenweefstel van verdichtsels waardoor de klanten van het adviesbureau zijn bewogen tot afgifte als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Zoals gezegd kunnen (het samenstel van) de overige tenlastegelegde handelingen die zijn voorafgegaan aan het moment dat de in de tenlastegelegde personen zijn bewogen tot afgifte die conclusie wel dragen. Dat dat niet geldt voor de niet als oplichting te kwalificeren handelingen, kan er niet toe leiden dat moet worden afgezien van bewezenverklaring van deze handelingen.
3.1.5. Oplichting (en valsheid in geschrift) klanten [persoon 2], [persoon 4]/[persoon 5] en [persoon 14]/[persoon 3]
Oplichting en valsheid in geschrift [persoon 2]
In de zaak van [persoon 2] is een nota van afrekening van de notaris aangetroffen, waarin wijzigingen zijn aangebracht.xxiii Zoals hiervoor is gebleken werd [persoon 2] door [verdachte] en [medeverdachte] tezamen geadviseerd. Blijkens vergelijking met de nota van afrekening, zoals door de notaris is verstrekt xxiv zijn twee uitbetalingen aan Cardif en Hyprotect verwijderd.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de nota van afrekening in vereniging
met [medeverdachte] heeft vervalst.
De genoemde nota van afrekening in de zaak van [persoon 2] betreft een verhoging van de hypothecaire lening op de woning van [persoon 2] op 23 maart 2005.
Gebleken is dat bij het passeren van de hypotheekakte op 23 maart 2005 een bedrag van € 14.575 door de notaris is ingehouden en overgeboekt ten behoeve van een Cardif-polis. Deze verzekering is afgesloten xxv.
Tevens is een bedrag van € 12.620 ingehouden en overgeboekt naar de privérekening van [verdachte] onder vermelding van Hyprotect. Voor dit bedrag is geen verzekering tot stand gekomen. Zoals reeds werd vermeld ontbreken beide inhoudingen op de notariële nota van afrekening xxvi. [persoon 2] heeft voor beide overboekingen de meergenoemde opdrachtbriefjes getekend.xxvii
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] tezamen met [medeverdachte] [persoon 2] voor het laatstgenoemde bedrag heeft opgelicht.
Met betrekking tot de tweede hypothecaire lening van [persoon 2] is gebleken dat bij het passeren van de hypotheekakte op 29 september 2005 een bedrag van € 24.655 door de notaris is ingehouden xxviii en overeenkomstig een opdrachtbriefje xxix is overgeboekt naar de eerder genoemde privérekening van [medeverdachte] onder vermelding van Cardif. Het bedrag is echter niet aangewend voor het afsluiten van een verzekering bij Cardif xxx. Verdachte wordt van deze oplichting vrijgesproken omdat niet is komen vast te staan dat hij hierbij in enig opzicht betrokken was.
Voorts heeft [persoon 2] op 25 april 2005 een bedrag van € 18.000 en op 15 juni 2005 een bedrag van € 14.172 xxxi overgemaakt op de privérekening van [verdachte]. Laatstgenoemd bedrag werd overgemaakt onder vermelding van "[adres 3], zijnde het adres van de zoon van [persoon 2]. Uit het strafdossier is de rechtbank niet gebleken dat [persoon 2] genoemde bedragen verschuldigd is aan [verdachte] of aan het Adviesbureau.
[persoon 2], als getuige ter terechtzitting gehoord, meent zich - zo begrijpt de rechtbank - te herinneren dat één van de genoemde bedragen betrekking had op de aankoop van een woning voor haar zoon en dat dit een voorschot betrof dat moest worden betaald aan de verkopende makelaar. Het andere bedrag, zo meent zij zich te herinneren, heeft zij op verzoek van [verdachte] aan hem overgemaakt omdat [verdachte] bedrijfskapitaal zei te hebben opgenomen dat hij binnen 24 uur moest terugbetalen. Ter terechtzitting hierop commentaar gevraagd, heeft [verdachte] verklaard dat van een voorschot geen sprake was maar hij met [persoon 2] overeen was gekomen dat zij hem een vergoeding van 10% van de aankoopprijs van de nieuwe woning van haar zoon zou betalen als die woning dankzij hem zou worden gevonden. Voorts heeft [verdachte] verklaard niet meer te weten wat de titel van de andere betaling was.
Het voorgaande is echter niet ten laste gelegd, voor zover het gaat om de betaling van het genoemde bedrag van € 14.172. Daaromtrent is in de tenlastelegging immers vermeld dat [verdachte] [persoon 2] heeft verzocht een toestemmingsverklaring en/of een concept-verzekeringspolis te ondertekenen waarin vermeld stond dat het bedrag voor de polis door de notaris zou worden overgemaakt naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte]. Hiervan is echter niet gebleken. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken.
Ten aanzien van het bedrag van € 18.000,- is aan [verdachte] tenlastegelegd dat hij [persoon 2] zou hebben verzocht genoemde € 18.000,- naar zijn bankrekening over te maken in verband met een betaling aan de makelaar. Dat was een leugen en dit deel van de tenlastelegging kan daarom wel worden bewezen verklaard.
Oplichting [persoon 4]
De klanten [persoon 4] en [persoon 5] is, aldus hun verklaring, op verschillende manieren geld afhandig gemaakt. In maart 2005 zijn zij geadviseerd door [verdachte]. [persoon 4] en [persoon 5] wilden een nieuwe hypotheek om een nieuwe keuken aan te kunnen schaffen. Zij verklaren dat afgesproken werd een bedrag van € 29.000 in depot te houden om de keuken te kunnen betalen en uitbetaling van een resterend bedrag van € 28.324 aan hen uit te betalen. Toen hun hypotheeklasten steeds hoger werden, hebben zij in 2007 een financieel adviseur ingeschakeld om hun financiële situatie te beoordelen. Toen bleek dat een bedrag van € 28.324,43 was overgemaakt naar de privérekening van [verdachte]. Het betrof de door betrokkenen te ontvangen overwaarde van hun woning zoals vermeld op de nota van afrekening van de notaris xxxii. Een ondertekend toestemmingsbriefje met vermelding van de rekening van [verdachte] was aanwezig xxxiii. Tevens zagen betrokkenen dat een Interbankkrediet van € 40.000 was afgesloten en dat door Interbank een bedrag van € 14.000 was overgemaakt naar de notaris en een bedrag van € 10.250 aan rekeningnummer [rekeningnummer 5] was overgemaakt xxxiv. Daarnaast werd een door betrokkenen ondertekend toestemmingsbriefje aan de notaris aangetroffen met daarop de tekst: "Hierbij verzoek ik u het door Interbank gestorte bedrag van € 14.000,00 als volgt uit te betalen. Een bedrag van € 13.382,68 over te maken naar[verdachte] te [woonplaats] (...). Een bedrag van € 617,32 over te maken naar [H] (...)"xxxv. De notaris heeft deze bedragen aan [verdachte] overgemaakt xxxvi. [persoon 4] en [persoon 5] verklaren niet te weten waar het bedrag van € 10.250 voor bestemd was. Gebleken is dat bij Cardif een verzekeringspolis is tot stand gekomen ter hoogte van dit bedrag xxxvii.
[persoon 4] en [persoon 5] verklaren tot slot dat zij in 2007 constateerden dat op hun verzoek een bedrag van € 12.625 uit het bouwdepot was overgemaakt naar FAB en dat FAB dit bedrag eerder zou hebben voorgeschoten. In het dossier is een opdrachtbrief ondertekend door betrokkenen aanwezig xxxviii.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat deze klanten van het Adviesbureau hebben ingestemd met het aangaan van een additionele lening, gelet op hun wensen en de gebleken overwaarde van hun huis. Voor hun behoeften was de nieuwe hypothecaire lening ruim voldoende. Voor de overboekingen van hun geld naar de rekening van [verdachte] bestond geen reden. Derhalve is voor het gebeurde geen andere verklaring te geven dan dat [verdachte] het aangaan van de additionele lening heeft bewerkstelligd zonder toestemming van de klant. De rechtbank acht daarom bewezen dat [verdachte] deze klanten voor die bedragen heeft opgelicht. Hij deed dat in vereniging met [medeverdachte]. Voor de redengeving van dit laatste verwijst de rechtbank naar de rubriek "medeplegen".
Daarentegen is er onvoldoende bewijs aanwezig om aan te nemen dat [persoon 4] en [persoon 5] ook een rad voor ogen is gedraaid voor zover het gaat om de overboeking van de € 10.250 ten behoeve van een verzekering, nu gebleken is dat voor die koopsom een verzekering voor hen is tot stand gekomen, zodat in zoverre vrijspraak moet volgen.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van de ten laste gelegde oplichtingshandeling houdende het door middel van een valse toestemmingsverklaring overboeken van een bedrag van € 12.625 uit het bouwdepot, aangezien deze betaling kennelijk strekte tot terugbetaling van een tot dat bedrag door hen van het Adviesbureau verkregen lening, zodat ook hiervoor onvoldoende bewijs aanwezig is.
Oplichting [persoon 14] en [persoon 3]
[persoon 14] en [persoon 3] hebben tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij in 2005 hun hypotheek over lieten sluiten omdat zij geld nodig hadden om schulden af te lossen xxxix. Zij waren in financiële problemen geraakt door verlies van arbeid. Een jaar nadat zij door advisering van [verdachte] hun hypotheek hadden laten oversluiten, kwamen zij erachter dat er iets niet goed zat. Zij bleken toestemming te hebben gegeven voor het aangaan van een additionele lening bij Interbank van € 31.130 en voor overboeking van een bedrag van € 26.832 door de notaris naar de privérekening van [verdachte] onder vermelding van Cardif xl. Het bedrag van € 31.130 is niet bij de notaris terechtgekomen maar door Interbank op de betaalrekening van [persoon 14]-[persoon 3] geboekt. Het bedrag van € 26.832 is door de notaris op de privérekening van [verdachte] geboekt xli. Vast staat dat er bij Cardif geen verzekering tot stand is gekomen.xlii
De rechtbank acht niet aannemelijk dat [persoon 14] en [persoon 3], die in financiële problemen verkeerden, hebben begrepen wat zij deden toen zij ermee instemden dat het door oversluiting van de hypothecaire lening vrijgekomen bedrag zou worden gebruikt voor het aangaan van een zeer dure verzekering en tegelijkertijd een additioneel krediet zou worden gevraagd. Aangenomen moet worden dat [verdachte] hun daartoe heeft overgehaald om te verhullen dat hij het beweerdelijk voor de verzekering bestemde bedrag in eigen zak wilde steken. Dat is hem ook gelukt. De oplichting zoals hier ten laste gelegd, acht de rechtbank daarom in alle opzichten bewezen.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank hetgeen verdachte overigens aan het valselijk opmaken van bescheiden wordt verweten, niet bewezen omdat verdachte op de tijdstippen waarop deze bescheiden zijn opgemaakt, niet langer voor het Adviesbureau werkzaam was.
3.2. Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat - kort gezegd - verdachte de geldbedragen van de aangevers die op de privé-rekening van [verdachte] zijn overgemaakt, heeft witgewassen. Zij heeft daartoe betoogd zoals omschreven in haar ter terechtzitting overgelegde schriftelijke requisitoir.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de hiervoor weergeven feiten en omstandigheden blijkt dat alle gelden die door de notaris en die door [persoon 2] zijn overgemaakt naar de bankrekening van verdachte door oplichting zijn verkregen. Dat is nog geen witwassen, maar wel het daarna beschikken over die gelden. Gebleken is dat verdachte veel van dat geld in contanten van de rekening heeft gehaald en dat hij met het geld voorts betalingen heeft gedaan, voor zich zelf, onder andere om een zeer dure huisbioscoop te bekostigen, en ten behoeve van de medeverdachte [medeverdachte].xliii
Dat betekent dat het onder 3 tenlastegelegde witwassen kan worden bewezen verklaard, met dien verstande dat de rechtbank het daarmee gemoeide bedrag niet exact kan vaststellen. De rechtbank heeft evenwel de overtuiging bekomen dat hiermee ruim een bedrag van € 260.000,- is gemoeid.
3.3. Vrijspraak ten aanzien van feit 4
Onder 4 van de tenlastelegging wordt aan verdachten oplichting van Interbank en/of gebruikmaking van valse of vervalste contracten, waarin kredietovereenkomsten met Interbank zijn vastgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de in de tenlastelegging voor het eerste onderdeel van feit 4 vermelde oplichtingsmiddelen Interbank niet hebben bewogen tot de afgifte van geld door verschaffing van verschillende kredieten. Interbank heeft de kredieten verleend op basis van overeenkomsten die het Adviesbureau namens haar met klanten van het Adviesbureau heeft gesloten. Dat staat echter niet in de tenlastelegging en evenmin dat daarbij voor Interbank NV is verzwegen dat het Adviesbureau de overeenkomsten sloot zonder toestemming van haar klanten. Voor zover in de tenlastelegging mag worden gelezen dat die toestemming ontbrak, staat slechts vermeld dat aan de klanten is verzwegen dat voor hen een lening was aangevraagd.
Voor het tweede onderdeel van feit 4 geldt dat de contracten, waarin de overeenkomsten zijn vastgelegd, nog niet vals of vervalst zijn door de enkele in de tenlastelegging vermelde omstandigheid dat de klanten niet om de lening hebben gevraagd. Dat zou anders zijn, indien in de contracten zou zijn vermeld dat de lening op verzoek van de klanten is aangegaan, maar dat is niet het geval.
Ook het in de tenlastelegging vermelde feit dat de klanten niet enig formulier tot het aangaan van de lening hebben ondertekend, maakt nog niet dat de contracten vals of vervalst zijn. Ook hieromtrent vermeldt het contract niets. Zou de steller van de tenlastelegging hebben bedoeld dat de contracten zijn voorzien van een valse handtekening van de klant, dan ontbreekt hiervoor het bewijs. Handschrift onderzoek heeft geen uitsluitsel gebracht, terwijl de rechtbank het voor mogelijk houdt dat klanten wel een handtekening hebben gezet, maar zich daarbij niet bewust zijn geweest waarvoor zij precies tekenden.
Van beide onderdelen van feit 4 moeten verdachten daarom worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman bij de behandeling ter terechtzitting
bepleite vrijspraak voor het aan verdachte tenlastegelegde wordt weersproken door de
bewijsmiddelen, zoals die hierboven zijn opgenomen. De rechtbank heeft geen reden om aan
de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende,
bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om in het bijzonder het volgende te overwegen.
4.1. Wetenschap verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij steeds, wanneer rechtstreeks op zijn rekening geld is overgemaakt dat bestemd was voor het aangaan van een verzekering (waartoe de klanten de notaris door ondertekening van de zogenoemde toestemmingsverklaringen opdracht hadden gegeven), heeft aangenomen en heeft mogen aannemen dat het Adviesbureau ervoor zou zorgen dat niettemin voor dat geld een verzekering voor die klanten zou worden gesloten.
Aan dat deel van zijn verklaring hecht de rechtbank geen geloof. Zelfs als waar zou zijn dat [verdachte] met het Adviesbureau had afgesproken dat hij een commissie zou ontvangen voor elke koopsompolis die door zijn bemiddeling zou worden afgesloten en tevens dat hij een deel van het door hem ontvangen geld weer zou afdragen aan het Adviesbureau, zoals [verdachte] voorts heeft verklaard, dan nog was de gevolgde weg zo buitenissig dat hieraan geen andere redelijke uitleg kan worden gegeven dan dat het nimmer de bedoeling is geweest om een verzekering voor de klant aan te gaan en dit ook voor [verdachte] duidelijk moet zijn geweest.
Normaal zou zijn geweest dat de notaris het geld rechtstreeks zou hebben overgemaakt naar de verzekeraar. Een andere weg zou zijn geweest dat het geld via het Adviesbureau zou worden overgemaakt naar de verzekeraar, maar die weg zou sterk af te raden zijn geweest omdat het Adviesbureau geen derdengeld-rekening aanhield. Volstrekt ontoelaatbaar was het om het geld naar enig ander persoon over te maken. Dat moet ook [verdachte] hebben begrepen. Bovendien heeft hij nimmer gecontroleerd of het Adviesbureau toch nog de verzekeringen afsloot, hoewel klanten kwamen klagen en de financiële positie van het Adviesbureau ook in zijn ogen niet rooskleurig was. Hij ontving in een half jaar ruim fl. 300.000,-. Daarvan heeft hij een deel terugbetaald aan een klant en een deel besteed aan een betaling ten behoeve van [medeverdachte]. Hij hield zo'n fl. 250.000,- over. Dat is een volstrekt bovenmatige vergoeding voor de door hem verrichte diensten, ook indien waar is dat hij ook nog eens een aanzienlijk bedrag (naar zijn zeggen de helft) heeft afgedragen aan het Adviesbureau. Enig bewijs voor die volgens hem contante betalingen aan het Adviesbureau ontbreekt overigens.
Gedurende ruim een half jaar, vanaf eind 2004 tot juni 2005 was verdachte werkzaam voor het Adviesbureau. Medeverdachte [medeverdachte] had het toen binnen het Adviesbureau voor het zeggen en hij was ook de enige die kon beschikken over de bankrekening van het Adviesbureau.
In die periode hebben [medeverdachte] en verdachte ieder met gebruikmaking van dezelfde methode klanten van het Adviesbureau opgelicht. Die methode kwamen erop neer dat klanten ertoe werden gebracht een nieuwe hypothecaire lening aan te gaan, daarbij een verzekering af te sluiten en aan de notaris, voor wie zij voor het overzetten van hun hypotheek moesten verschijnen, opdracht te geven het geld dat uit hun nieuwe krediet voor het aangaan van de verzekering zou worden besteed, over te maken naar een rekening van of het Adviesbureau of [medeverdachte] of [verdachte]. Die opdracht gaven zij door ondertekening van steeds in nagenoeg gelijke bewoordingen hun door [medeverdachte] of [verdachte] voorgelegde "toestemmingsverklaringen". Het geld werd niet gebruikt voor het aangaan van een verzekering, maar kwam rechtstreeks of bij [medeverdachte] of bij [verdachte] terecht, of via een omweg, via het Adviesbureau, bij [medeverdachte].
Het voorgaande wijst er al op dat steeds aan de rechtstreekse ontvangst door verdachte van gelden, waarvan de klanten dachten dat hiervoor een verzekering zou worden afgesloten, op zijn rekening heeft ontvangen, een nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is voorafgegaan. Daarop wijst ook het gegeven dat verdachte voor alle administratieve ondersteuning bij het bedienen van deze klanten was aangewezen op het Adviesbureau en hij die klanten certificaten van verzekeringspolissen heeft overhandigd, welke certificaten door het Adviesbureau zijn aangemaakt. Voorst blijkt uit de aangiften dat in een aantal gevallen klanten eerst door [medeverdachte] en later door verdachte werden geholpen. Wanneer klanten bij het Adviesbureau kwamen klagen over de wijze waarop zij door verdachte waren bediend, stelde [medeverdachte] hen gerust. Ten slotte heeft verdachte, naar vast staat, een deel van de door hem op zijn rekening ontvangen, door oplichting van klanten verkregen bedragen gebruikt voor betaling van zaken die [medeverdachte] ten goede zijn gekomen.
Uit dit alles leidt de rechtbank af dat steeds, wanneer geld van klanten rechtstreeks naar de rekening van verdachte is gegaan, hij en [medeverdachte] die klanten samen hebben opgelicht.
Het bewijs ontbreekt dat verdachte ook als medepleger moet worden beschouwd van de in deze periode niet door hem bediende klanten, wier geld op de rekening van het Adviesbureau of de rekening van [medeverdachte] is terechtgekomen, ook al staat vast dat [medeverdachte] eerst na de komst van verdachte met gebruikmaking van de hiervoor uiteengezette methode met het oplichten van klanten is begonnen.
De rechtbank acht gelet op de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 september 2005 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door listige kunstgrepen en of door een samenweefsel van verdichtsels, klanten van [FAB] te [woonplaats] te
weten:
A. (zaakdossier 1000) [persoon 3] en
B. (zaakdossier 6000) [persoon 2] en
C. (zaakdossier 9000) [persoon 11] en
D. (zaakdossier 12000) [persoon 9] en [persoon 10] en
E. (zaakdossier 14000) [persoon 9] en
F. (zaakdossier 15000) [persoon 4] en/of [persoon 5] en
G. (map Aanvullingen p. AV226) [persoon 6] en [persoon 7] en
H. (map Aanvullingen p. AV268) [persoon 8] en
I. een of meer onbekend gebleven benadeelden,
heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen van:
ad A. 26.832 Euro en
ad B. 12.620 Euro en
ad C. 38.975,40 Euro en
ad D. 27.680,50 Euro en
ad E. 25.111 Euro en
ad F. 41.706 Euro en
ad G. 15.040 Euro en
ad H. 13.840 Euro en
ad I. enig geldbedrag,
immers hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid telkens,
in de zaak genoemd onder de letter C / zaakdossier 9000:
- bovengenoemde persoon geadviseerd om haar hypotheek over te sluiten om daarmee de vrijkomende overwaarde te verkrijgen en
- vervolgens die persoon geadviseerd van deze vrijgekomen overwaarde een koopsompolis af te sluiten en
- vervolgens daadwerkelijk bemiddeld en geadviseerd bij het oversluiten van deze hypotheek en
- vervolgens die persoon verzocht een toestemmingsverklaring te ondertekenen waarin vermeld stond dat het bedrag voor de polis door de notaris zou worden overgemaakt naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats], te weten: 17.186 Euro, over vermelding van Hyprotect en de bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [medeverdachte] te [woonplaats], te weten: 21.780 Euro, onder vermelding van Cardif Polis en
- vervolgens tegenover deze persoon verzwegen dat zij deze verzekering in werkelijkheid niet hebben afgesloten
in de zaak genoemd onder de letter B / zaakdossier 6000:
- bovengenoemde persoon geadviseerd om haar hypotheek over te sluiten om daarmee de vrijkomende overwaarde te verkrijgen en
- vervolgens die persoon geadviseerd van deze vrijgekomen overwaarde een koopsompolis af te sluiten en
- die persoon toegezegd een Hyprotect-polis voor haar af te sluiten en
- vervolgens daadwerkelijk bemiddeld en geadviseerd bij het oversluiten van deze hypotheek en
- vervolgens die persoon verzocht een toestemmingsverklaring te ondertekenen waarin vermeld stond dat het bedrag voor de polis door de notaris zou worden overgemaakt naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats], te weten: 12.620 Euro, onder vermelding van Hyprotect en
- vervolgens een nota van afrekening afkomstig van Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] vervalst en
- vervolgens tegenover deze persoon verzwegen dat zij deze verzekering in werkelijkheid niet hebben afgesloten, alsmede
- die persoon verzocht om 18.000 Euro over te maken naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] om over te maken naar de makelaar in verband met de aankoop van een huis, terwijl die makelaar in werkelijkheid dit geldbedrag nooit had ontvangen
in de zaken genoemd onder de letters A en E / zaakdossiers 1000 en 14000:
- bovengenoemde personen geadviseerd om hun hypotheek over te sluiten om daarmee de vrijkomende overwaarde te verkrijgen en een nieuwe hypotheek af te sluiten, en
- vervolgens daadwerkelijk bemiddeld en geadviseerd bij het oversluiten van deze hypotheek en
ten aanzien van de zaak genoemd onder de letter A / zaakdossier 1000:
- tegenover deze persoon verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader bij het afsluiten van deze hypotheek ten behoeve van deze personen een lening ten bedrage van 31.130 Euro bij Interbank heeft afgesloten en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader door middel van een toestemmingsverklaring op naam van deze personen aan Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] heeft verzocht om deze overwaarde, in elk geval een bedrag van EUR 26.832,-, over te maken naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats] onder vermelding van Cardif, en
ten aanzien van de zaak genoemd onder de letter E / zaakdossier 14000:
- tegenover deze persoon verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader door middel van een toestemmingsverklaring op naam van deze persoon aan Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] heeft verzocht om deze overwaarde, in elk geval een bedrag van EUR 25.111,-, over te maken naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats] en
- vervolgens tegenover deze persoon verzwegen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader deze verzekering in werkelijkheid niet heeft/hebben afgesloten,
in de zaak genoemd onder de letter D / zaakdossier 12000:
- bovengenoemde personen geadviseerd om een nieuwe hypotheek af te sluiten en
- vervolgens daadwerkelijk bemiddeld bij het afsluiten van deze hypotheek en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader door middel van een toestemmingsverklaring op naam van deze personen aan Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] heeft verzocht om van de van Interbank verkregen (ongevraagde) lening een bedrag van EUR 27.680 over te maken naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats] onder vermelding van Hyprotect en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader deze verzekering in werkelijkheid niet heeft/hebben afgesloten
in de zaak genoemd onder de letter F / zaakdossier 15000:
- bovengenoemde personen geadviseerd om hun hypotheek over te sluiten om daarmee de vrijkomende overwaarde te verkrijgen en
- vervolgens daadwerkelijk bemiddeld en geadviseerd bij het oversluiten van deze hypotheek en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader bij het afsluiten van deze hypotheek ten behoeve van deze personen een lening ten bedrage van 40.000 Euro bij Interbank heeft afgesloten en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader door middel van een toestemmingsverklaring op naam van deze personen aan Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] heeft verzocht om deze overwaarde, te weten: een bedrag ten hoogte van 28.324,43 Euro, over te maken naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats] en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader, door middel van een toestemmingsverklaring op naam van deze personen aan Interbank heeft verzocht om een bedrag ten hoogte van 14.000 Euro over te maken naar de bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van de derdengeldrekening van Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader door middel van een toestemmingsverklaring op naam van deze personen aan Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] heeft verzocht om een bedrag ten hoogte van 13.382,68 Euro over te maken naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats]
in de zaak genoemd onder de letter G:
- bovengenoemde personen geadviseerd om hun hypotheek over te sluiten om daarmee de vrijkomende overwaarde te verkrijgen en
- vervolgens daadwerkelijk bemiddeld en geadviseerd bij het oversluiten van deze hypotheek en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader door middel van een toestemmingsverklaring op naam van deze personen aan Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] heeft verzocht om deze overwaarde, in elk geval een bedrag van EUR 15.040,-, over te maken naar de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats] onder vermelding van Cardif Verzekering en
- vervolgens tegenover deze personen verzwegen dat hij, verdachte en/of zijn mededader deze verzekering in werkelijkheid niet heeft afgesloten
in de zaak genoemd onder de letter H:
- bovengenoemde persoon geadviseerd om haar hypotheek over te sluiten om daarmee de vrijkomende overwaarde te verkrijgen en
- vervolgens die persoon geadviseerd van deze vrijgekomen overwaarde een koopsompolis certificaatpolis af te sluiten en
- die persoon toegezegd een Hyprotect-polis voor haar af te sluiten en
- vervolgens daadwerkelijk bemiddeld en geadviseerd bij het oversluiten van deze hypotheek en
- vervolgens die persoon verzocht een toestemmingsverklaring te ondertekenen waarin vermeld stond dat het bedrag voor de polis door de notaris zou worden overgemaakt naar de
bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van[verdachte] te [woonplaats], te weten: 13.840,20 Euro, onder vermelding van Hyprotect en
- vervolgens tegenover deze persoon verzwegen dat zij deze verzekering in werkelijkheid niet hebben afgesloten
in de zaak genoemd onder de letter I:
- op gelijke wijze ten aanzien van een of meer andere personen heeft gehandeld als in de zaken genoemd onder de letters A tot en met H, waardoor [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of [persoon 11] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] en/of [persoon 12] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of een of meer andere personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 september 2005 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een nota van afrekening d.d. 23 maart 2005 afkomstig van Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats], bestemd voor [persoon 2] (zaaksdossier 6000, p. 6009) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededader opzettelijk valselijk in bovengenoemd geschrift de tekst uit de nota van afrekening verwijderd dat van de derdenrekening van Notariskantoor [notariskantoor] te [woonplaats] aan de verzekeringsmaatschappij Cardif 14.574 Euro en aan de verzekeringsmaatschappij Hyprotect 12.620 Euro zou worden uitbetaald zulks met het oogmerk om die dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
in de periode 01 januari 2005 tot en met 1 september 2005 in Nederland gelden en goederen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze gelden afkomstig waren uit enig misdrijf;
in de periode 01 januari 2005 tot en met 1 september 2005 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander gelden en goederen voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededader wisten dat deze gelden en goederen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het bewezenverklaarde onder feit 1 primair levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Het bewezenverklaarde onder feit 2 levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift
Het bewezenverklaarde onder feit 3 levert op:
witwassen, meermalen gepleegd
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte terzake van de door haar bewezengeachte feiten onder 1, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft zij gevorderd dat verdachte ingevolge artikel 28 Sv het uitoefenen van het beroep als verzekeringsagent, alsmede alle functies in het bank- of verzekeringswezen wordt verboden.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte allereerst betoogd dat verdachte - zakelijk en verkort weergegeven - van de hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Voorts heeft hij de rechtbank verzocht bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die overeenkomt met de tijd die verdachte thans in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tot slot heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het gegeven dat zijn cliënt een nieuwe baan heeft.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder ten nadele van verdachte het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een half jaar samen met een ander die de leiding had over een financieel adviesbureau, schuldig gemaakt aan het oplichten van klanten van het bureau. De klanten werd een voor hen ingewikkelde financieringsconstructie aangepraat met een dure verzekering. Zij kregen een briefje ter ondertekening voorgelegd, waarbij zij aan de notaris voor wie zij voor het overzetten van hun hypotheek moesten verschijnen, opdracht gaven het geld voor de verzekering over te maken naar de bankrekening van verdachte. De voorgespiegelde verzekering werd niet afgesloten. Verdachte moet dit hebben beseft. Op deze wijze heeft verdachte zo'n € 250.000,- in eigen zak kunnen steken. Er is geen bewijs voor zijn stelling dat hij daarvan de helft heeft afgedragen aan het bureau.
Verdachte heeft een van de klanten ook nog op andere wijze opgelicht.
Door deze wijze van frauderen heeft verdachte het vertrouwen van burgers in de financiële adviespraktijk in het algemeen geschaad. Ook is schade toegebracht aan het vertrouwen dat in een notaris moet worden gesteld, temeer doordat verdachte een nota van afrekening van een notaris heeft vervalst.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Daarmee was tenminste een bedrag van € 260.000,- gemoeid. Ook dat feit vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Verdachte heeft zich er kennelijk niets aan gelegen laten liggen dat hij mensen heeft benadeeld van wie een aantal zich reeds in een moeilijke financiële situatie bevond; die mensen zijn ten gevolge van het handelen van verdachte alleen maar dieper in de financiële ellende geraakt. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij de uit oplichting verkregen gelden onder meer heeft gebruikt om voor zich zelf een dure huisbioscoop te kopen.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering weegt de rechtbank de veroordelingen van verdachte in 2005 en 2006 wegens onverzekerd rijden mee.
De rechtbank is op grond van het voorgaande met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats is met een voorwaardelijk deel teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd, omdat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie.
Oplegging van de door de officier van justitie geëiste bijkomende straf van ontzetting uit het beroep van financieel adviseur staat de wet niet toe voor de feiten die de rechtbank bewezen acht.
8. De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De navolgende personen hebben zich, met na te noemen vorderingen, als benadeelde partijen in de strafzaak van verdachte gevoegd. De rechtbank zal hierna per benadeelde partij aangeven of de vordering als dan niet voor vergoeding in aanmerking komt.
[persoon 3] en [persoon 14]
[persoon 3] en [persoon 14] hebben zich gevoegd in deze procedure voor een vordering ten belope van € 38.091,65. De rechtbank zal deze benadeelden niet ontvankelijk verklaren aangezien zij blijkens de door hen gegeven omschrijving van hun vordering in dit strafgeding geen terugbetaling verlangen van het voor hen door de notaris onverschuldigd aan verdachte betaalde bedrag van € 26.832,- maar schadevergoeding vorderen terzake van de voor hen gesloten additionele geldlening bij Interbank; die vordering is niet eenvoudig vast te stellen.
[persoon 7]
[persoon 7] heeft zich gevoegd in deze procedure voor een vordering ten belope van € 15.040,- welke vordering toewijsbaar is omdat dit bedrag voor hen door de notaris onverschuldigd is betaald aan verdachte.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[persoon 10] en [persoon 9]
[persoon 10] en [persoon 9] hebben zich gevoegd in deze procedure voor een vordering ten belope van € 49.907,83 met rente, waarvan toewijsbaar is het voor hen door de notaris onverschuldigd aan verdachte betaalde bedrag van € 27.680,50 met de wettelijke rente vanaf 19 april 2005 ; in het meerdere van de vordering worden deze benadeelden niet ontvankelijk verklaard omdat in dit strafgeding niet eenvoudig is vast te stellen of de benadeelde op dat meerdere, schade als gevolg van het aangaan van een Cardif verzekering en het sluiten van een additionele lening bij Interbank, aanspraak kan maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[persoon 2]
[persoon 2] heeft zich gevoegd in deze procedure met een vordering ten belope van € 103.972,- met rente, waarvan toewijsbaar zijn het door haar, zoals uit het voorgaande blijkt, zowel onverschuldigd aan verdachte betaalde bedrag van € 18.000,- met de wettelijke rente vanaf 25 april 2005 als van € 14.172,- met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2005 en het voor haar door de notaris onverschuldigd aan [verdachte] betaalde bedrag van € 12.620,- met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2005; in het meerdere van de vordering wordt deze benadeelde niet ontvankelijk verklaard omdat in dit strafgeding niet eenvoudig is vast te stellen of de benadeelde op dat meerdere, onverschuldigde betalingen aan het Adviesbureau en aan [medeverdachte] en schade wegens het nodeloos aangaan van een verzekering, aanspraak kan maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[persoon 4]
[persoon 4] heeft zich gevoegd in deze procedure voor een vordering ten belope van € 41.706,- welke vordering geheel toewijsbaar is aangezien de notaris in totaal dit bedrag onverschuldigd voor deze benadeelde aan [verdachte] heeft betaald.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 225, 326 en 420bis.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
medeplegen van valsheid in geschrift
witwassen, meermalen gepleegd
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat van deze straf 6 (zes) maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich gedurende een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 3] en [persoon 14]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [persoon 7], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 15.040,- (vijftienduizend en veertig euro).
Veroordeelt verdachte aan [persoon 7] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 10] en [persoon 9]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [persoon 10] en [persoon 9], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 27.860,50 (zeven-en-twintig duizend, achthonderd-en-zestig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 april 2005, tot aan de dag van algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 10] en [persoon 9] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [persoon 2], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van in totaal € 34.792,= (vierendertigduizend zevenhonderdtweeennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, zoals hiervoor onder rubriek 8 is vermeld.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [persoon 4], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 41.706,- (één-en-veertig duizend, zevenhonderd-en-zes euro).
Veroordeelt verdachte aan [persoon 4] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelden, te betalen de som van € 119.218,50 (éénhonderd-en-negentien-duizend, tweehonderd-en-achttien euro en vijftig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. Gielen en N.J. Koene, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Leeuwenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 februari 2010.
i Waar hier wordt verwezen naar processen-verbaal, betreft dit telkens processen-verbaal opgenomen bij het onderzoek genaamd '14 Goudhaan'. De in de voetnoten als processen-verbaal gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen. Zij zijn steeds in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Voor de vindplaatsen van die processen-verbaal wordt steeds verwezen naar de desbetreffende dossiers en pagina's in de dossiers. Ook maakt de rechtbank gebruik van andere geschriften als bewijsmiddelen; voor die vindplaatsen geldt hetzelfde als zojuist vermeld.
ii De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2010.
iii P-V's Algemeen pag. 241.
iv P-V's Algemeen pag. 147.
v P-V's Algemeen pag. 240 en 241.
vi Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 14 januari 2010 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en P-V's Algemeen pag. 149 e.v.
vii Zaaksdossier pag. 1002 t/m 1004.
viii Zaaksdossier pag. 15002 t/m 15017.
ix AV pag. 230 e.v.
x AV pag. 268.
xi Zaaksdossier pag. 6003 t/m 6007 en de verklaring van getuige [persoon 2] zoals ter terechtzitting van 10 februari 2010 afgelegd.
xii Zaaksdossier pag. 12002 t/m 12012
xiii Zaaksdossier pag. 10002 t/m 10007.
xiv Zaaksdossier pag. 14002 t/m 14008.
xv Zaaksdossiers pag. 1008, 4009, 5010, 6013, 14011, 15023, 15024, AV pag. 174, 269 en 276 en Dossier curator pag. 38.
xvi Zaaksdossier 1062, 3009, 4021, 5013, 6034, 6035, 7019, 8014, 9009, 9010, 10016, 11042 en 15026, P-V's Algemeen pag. 231, AV pag. 622, 624, 625, 584 en 619.
xvii Zaaksdossier pag. 12015, 12017 en AV 620.
xviii Zaaksdossier pag. 15002, 15020, 15024 en AV 618.
xix AV pag. 477.
xx AV pag. 479.
xxi PV's Algemeen pag. 215.
xxii AV pag. 279 t/m 286.
xxiii Zaaksdossier pag. 6009.
xxiv Zaaksdossier pag. 6010.
xxv Zaaksdossier pag. 6021.
xxvi Zaaksdossier pag. 6009 en 6010.
xxvii Zaaksdossier pag. 6012 en 6013.
xxviii Zaaksdossier pag. 6018.
xxix Zaaksdossier pag. 6019.
xxx AV pag. 479.
xxxi Zaaksdossier pag. 6017.
xxxii Zaaksdossier pag. 15004 en 15022.
xxxiii Zaaksdossier pag. 15023.
xxxiv Zaaksdossier pag. 15020.
xxxv Zaaksdossier pag. 15024.
xxxvi Zaaksdossier pag. 15025 en 15026.
xxxvii AV pag. 479
xxxviii Zaaksdossier pag.15018.
xxxix Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 14] d.d. 21 januari 2010 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 3] d.d. 21 januari 2010 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
xl Zaaksdossier pag. 1008 en 1009.
xli Zaaksdossier pag. 1062.
xlii AV pag. 479.
xliii AV pag. 569 en 570 en AV pag. 3523.
Parketnummer: 13/520019-09
Inzake:[verdachte]