RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 816504 / DX EXPL 06-2865
Vonnis van: 27 januari 2010
F.no.: 632
Vonnis van de kantonrechter
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. A.L.M. Vreeswijk.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 oktober 2004, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties, van [gedaagde].
Bij tussenvonnis van 10 februari 2005 is beslist dat de zaak zich in deze fase niet leent voor een verschijning van partijen ter terechtzitting en dat dient te worden voortgeprocedeerd. Vervolgens is bij rolbeschikking van 21 april 2005 de zaak ambtshalve aangehouden tot
8 december 2005 in afwachting van bemiddeling door de heer Duisenberg in geschillen tussen Dexia en afnemers van leaseproducten, waaronder de onderhavige zaak. Vervolgens heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 8 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het hof te Amsterdam heeft [gedaagde] bij akte hervatting, tevens akte vermeerdering eis in reconventie, tevens akte overlegging producties, een afschrift overgelegd waaruit blijkt dat zij gebruik heeft gemaakt van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering eis, met producties, van Dexia.
Daarna heeft Dexia bij akte verzocht om aanhouding van de procedure. Bij rolmededeling van 26 november 2008 zijn alle bij de rechtbank aanhangige effectenlease-zaken, waaronder de onderhavige, aangehouden in afwachting van arresten van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zouden worden beantwoord die partijen in effectenlease-zaken verdeeld houden. Op 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een drietal arresten gewezen, waarin hij op deze rechtsvragen een antwoord heeft gegeven.
Bij rolmededeling van 22 juli 2009 is de zaak verwezen naar de rol van 12 augustus 2009 voor uitlating doorhaling dan wel voortprocederen, waarop [gedaagde] te kennen heeft gegeven te willen voort procederen.
Vervolgens is in gediend:
- de nadere conclusie, van [gedaagde];
- de nadere conclusie, met één productie, van Dexia.
Daarop is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. De feiten
In conventie en in reconventie:
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. [gedaagde] heeft de volgende overeenkomsten tot effectenlease ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd
1. 21690262 7 augustus 2000 Capital Effect Maandbetaling € 10.783,20 240 mnd.
2. 51782414 9 augustus 2000 Triple Effect Maandbetaling € 9.513,48 36 mnd.
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
1.3. Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld. Deze eindafrekeningen zagen er, voor zover van belang, als volgt uit:
Eindafrekening lease-overeenkomst 1:
Opbrengst verkoop € 3.364,14
Tegoeden contract 21690262 (bij) 37,92
Subtotaal bij: 3.402,06
Beëindigingskosten (af) 110,00
Restant hoofdsom (af) 3.804,91
Achterstallige post(en) van contract 21690262 (af)359,44
Subtotaal (af) 4.274,35
Totaal door u nog te voldoen € 872,29
Eindafrekening lease-overeenkomst 2:
Opbrengst verkoop € 3.714,00
Tegoeden contract 51782414 (bij) 44,93
Subtotaal bij: 3.758,93
Eerste aflossingstermijn (af) 45,38
Restant hoofdsom (af) 7.818,22
Subtotaal (af) 7.863,60
Totaal door u nog te voldoen € 4.104,67
[gedaagde] heeft deze bedragen niet aan Dexia voldaan. Na verrekening van een bedrag van € 118,41 aan dividenden, staat met betrekking tot de eindafrekening van lease-overeenkomst 1 nog een bedrag van € 3.986,26 open.
2. Het geschil in conventie
2.1. De kantonrechter begrijpt de vordering van Dexia aldus dat zij vordert, na wijziging van eis, dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen zij volgens Dexia op grond van de lease-overeenkomsten nog verschuldigd is, vermeerderd met de contractuele rente en kosten. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.2. [gedaagde] voert gemotiveerd tegen de vordering van Dexia. Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling worden ingegaan.
3. Het geschil in reconventie
3.1. [gedaagde] vordert, na wijziging van eis, op gronden als vermeld in de processtukken dat voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld dan wel aansprakelijk is voor de tekortkomingen in haar verplichtingen jegens [gedaagde]. Voorts vordert [gedaagde] om Dexia te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [gedaagde], nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente over elke door [gedaagde] verrichte betaling vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia, en vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts vordert [gedaagde] dat de kantonrechter Dexia beveelt om binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis mededeling te doen aan het BKR te Tiel dat de in verband met de lease-overeenkomsten aldaar geregistreerde achterstandscoderingen ten onrechte zijn geschied, althans dat [gedaagde] niets verschuldigd is aan Dexia, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [gedaagde] dat de kantonrechter Dexia veroordeelt tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2. Dexia heeft de vordering in reconventie en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1. Dexia vordert nakoming van de verplichtingen uit de lease-overeenkomsten door [gedaagde]. [gedaagde] heeft de vordering van Dexia betwist en aangevoerd dat Dexia de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden en dat (de raadsman van) [gedaagde] de lease-overeenkomsten heeft vernietigd onderscheidenlijk ontbonden op grond van het ontbreken van een met haar wil overeenstemmende verklaring, misbruik van omstandigheden, wanprestatie, misleidende reclame en dwaling en [gedaagde] heeft op die grondslagen een vordering in reconventie ingesteld.
4.2. In zijn arrest van 5 juni 2009 (LJN: BH 2815) heeft de Hoge Raad voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. Geoordeeld wordt als volgt.
Aansprakelijkheid tussenpersoon
4.3. Dexia heeft tevergeefs aangevoerd dat zij niet aansprakelijk is voor de gedragingen van de tussenpersoon. In zijn arrest van 28 maart 2008 (LJN: BC2837) heeft de Hoge Raad immers geoordeeld dat een effecteninstelling als Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van een tussenpersoon.
Wil en verklaring, dwaling, misleidende reclame, misbruik van omstandigheden
4.4. [gedaagde] heeft aangevoerd dat haar wil niet overeenstemde met haar verklaring ten tijde van het afsluiten van de lease-overeenkomsten, omdat zij geen beleggingservaring had, niet op de risico’s is gewezen en niet wist dat zij een lening aanging. Voorts voert [gedaagde] aan dat zij de gevolgen van de lease-overeenkomsten niet kon overzien omdat zij op dat moment psychische problemen had als gevolg van een miskraam. [gedaagde] stelt dat aldus geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen.
4.5. Dexia heeft betwist dat de wil en verklaring van [gedaagde] niet met elkaar overeenstemden. Ook heeft Dexia zich beroepen op de vertrouwensbescherming van artikel 3:35 BW.
4.6. Haar stelling met betrekking tot het ontbreken van een met haar wil overeenstemmende verklaring kan [gedaagde] niet baten. Voor zover dit ontbreken zou zijn veroorzaakt door een geestelijke stoornis op de voet van artikel 3:34 BW, biedt het door [gedaagde] als productie overgelegde afspraakformulier van ‘Ambulant Wijkteam De Pijp/Rivierenbuurt’ onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat [gedaagde] leed aan zo’n stoornis.
4.7. Met betrekking tot de stelling dat [gedaagde] de inhoud en de gevolgen van de lease-overeenkomsten niet kon overzien, doet [gedaagde] hiermee een beroep op dwaling in plaats van het ontbreken van een met de wil overeenstemmende verklaring. Geoordeeld wordt in dat geval dat Dexia middels het als productie overgelegde informatiemateriaal voldoende duidelijk heeft gemaakt dat er sprake was van het verstrekken van een geldlening, dat aan de lease-overeenkomsten koersrisico’s waren verbonden en dat het risico bestond van een tekort (restschuld) in het geval dat de overeenkomst (tussentijds) zou worden beëindigd en de waarde van de effecten ontoereikend zou zijn om de aankoopsom volledig te voldoen. Op die grond faalt het beroep op dwaling. Dit laat onverlet dat – zoals hierna nog aan de orde komt – op Dexia uit hoofde van haar bijzondere zorgplicht een waarschuwingsplicht van andere aard rust.
4.8. Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende reclame is – kort gezegd – hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de betreffende reclame (zie HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000, 374). Getoetst aan deze maatstaf, is geen sprake van misleidende reclame. Voor een andere maatstaf, die uitgaat van een minder dan gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument, is geen plaats. Dat uit de op Dexia rustende bijzondere zorgplicht een waarschuwingsplicht voorvloeit, noopt ook hier niet tot een ander oordeel.
4.9. Er is geen sprake van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia wist of moest begrijpen dat [gedaagde] door bijzondere omstandigheden werd bewogen tot het aangaan van de lease-overeenkomsten en het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden. De door [gedaagde] aangevoerde omstandigheden leiden in dit geval niet tot een ander oordeel. De kantonrechter verwijst hierbij naar hetgeen in rechtsoverweging 4.6. is overwogen.
Zorgplicht, causaal verband en eigen schuld
4.10. In zijn eerdergenoemde arrest van 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad ook uitgangspunten en een beoordelingskader geformuleerd wat betreft de volgende vragen:
(i) heeft Dexia de op haar rustende bijzondere zorgplicht geschonden?
(ii) zo ja, in hoeverre bestaat er causaal verband (als bedoeld in artikel 6:162 BW) tussen deze onrechtmatige daad van Dexia en de door [gedaagde] geleden schade?
(iii) welk deel van deze schade moet op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) voor rekening van [gedaagde] blijven?
In een viertal op 1 december 2009 uitgesproken arresten, heeft het Amsterdamse hof deze uitgangspunten en dit beoordelingskader van een nadere invulling voorzien (zie LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983). De kantonrechter neemt de in deze rechtspraak neergelegde overwegingen en beslissingen tot leidraad voor de verdere beoordeling van het voorliggende geschil. Dit betekent voor de onderhavige zaak het volgende.
4.11. Op Dexia rust als professionele dienstverlener jegens haar wederpartij als particuliere belegger met wie zij voornemens is een overeenkomst tot effectenlease aan te gaan een uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortkomende bijzondere zorgplicht. Deze bijzondere zorgplicht strekt ertoe particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtzinnigheid of gebrek aan inzicht. Deze bijzondere zorgplicht is tweeledig en brengt allereerst mee dat Dexia degene met wie zij een overeenkomst tot effectenlease aangaat tevoren indringend in duidelijke en niet mis te verstane bewoordingen moet waarschuwen voor het bijzondere, aan het risicovolle en complexe effectenlease-product verbonden, gevaar van een restschuld bij (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst (de waarschuwings¬plicht). Gelet op de ratio van de waarschuwingsplicht moet onder ‘restschuld’ worden verstaan het verschil tussen (het restant van) de hoofdsom en de waarde van de geleasete effecten bij verkoop op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomsten, vermeerderd met hetgeen eventueel overigens is verschuldigd wegens (voortijdige) beëindiging. Tevens brengt de bijzondere zorgplicht mee dat Dexia voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst onderzoek moet doen naar de inkomens- en vermogenspositie van haar wederpartij, ten einde zich er rekenschap van te geven dat deze over voldoende bestedingsruimte beschikt om naar redelijke verwachting aan zijn betalingsverplichtingen uit de overeenkomst te kunnen voldoen (de onderzoeksplicht).
4.12. Op grond van hetgeen hieromtrent uit de gedingstukken en de stellingen van partijen blijkt, stelt de kantonrechter vast dat Dexia ook jegens [gedaagde] de waarschuwingsplicht en de onderzoeksplicht heeft geschonden. Nu de waarschuwingsplicht erop is gericht [gedaagde] te behoeden voor het lichtvaardig aangaan van de lease-overeenkomst, moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde] de lease-overeenkomst niet zou hebben afgesloten als Dexia wel aan haar waarschuwingsplicht had voldaan. Dexia heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Dit betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat er causaal verband (in de zin van condicio sine qua non verband als bedoeld in artikel 6:162 BW) bestaat tussen de schending van de waarschuwingsplicht en het aangaan van de lease-overeenkomst. Dit betekent tevens dat niet alleen de restschuld, maar ook de op grond van de lease-overeenkomst betaalde rente en eventuele periodieke aflossingen worden aangemerkt als schade ten gevolge van deze onrechtmatige daad van Dexia. Deze schade kan ook aan Dexia worden toegerekend als schade die het gevolg is van schending van de waarschuwingsplicht (zoals bedoeld in artikel 6:98 BW), nu Dexia geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.
4.13. Op de schade die Dexia aldus – behoudens eigen schuld (zie hierna) – dient te vergoeden dient ingevolge artikel 6:100 BW (verrekening van voordeel) in mindering te worden gebracht het voordeel dat [gedaagde] ingevolge de lease-overeenkomst heeft genoten, zoals aan [gedaagde] betaalde of toekomende dividenden.
4.14. Vervolgens moet worden beoordeeld in hoeverre de door [gedaagde] geleden schade op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) als door haarzelf veroorzaakt voor haar rekening moet blijven.
4.15. Wat betreft de verschuldigde maandelijkse termijnen (rente en eventuele aflossingen) geldt het volgende. Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomsten naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [gedaagde] zou hebben gelegd was Dexia gehouden het aangaan van de lease-overeenkomsten te ontraden. Dit betekent dat in dat geval ook een deel van de schade bestaande uit verschuldigde maandelijkse termijnen voor vergoeding in aanmerking komen. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat van deze (na verrekening van voordeel resterende) schade in beginsel 1/3 deel vanwege eigen schuld voor rekening van [gedaagde] behoort te blijven. De kantonrechter gaat hierbij uit van de tot het moment van beëindiging ‘verschuldigde’ termijnen en niet slechts de ‘betaalde’ termijnen omdat het voor de vaststelling van de hoogte van de schade niet uitmaakt of een verschuldigd bedrag reeds is betaald of niet. Verschuldigde maar onbetaald gebleven termijnen blijven immers opeisbaar.
4.16. Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht daarentegen niet zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomsten naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [gedaagde] zou hebben gelegd, was Dexia niet gehouden het aangaan van de lease-overeenkomsten te ontraden. In een dergelijk geval moet de schade wat betreft de verschuldigde maandelijkse termijnen geheel voor rekening van [gedaagde] blijven. In die situatie kan die schade immers geheel worden toegeschreven aan de omstandigheid dat [gedaagde] de lease-overeenkomst is aangegaan terwijl zij wist of behoorde te weten dat met geleend geld werd belegd (zie Hoge Raad 5 juni 2009, LJN: BH 2815, r.ov. 5.6.3).
4.17. Thans moet worden vastgesteld of de lease-overeenkomsten een onaanvaardbare financiële last voor [gedaagde] met zich brachten. De kantonrechter zal zich bij deze berekening baseren op hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter zal daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking nemen de zogenoemde “Nibud-basisnorm” (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst. Voor de normbedragen die het Nibud met betrekking tot de verschillende gezinssituaties door de jaren heen heeft gepubliceerd, verwijst de kantonrechter naar www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/Actualiteiten/Basis+en+woonlastnormen.htm).
4.18. De voor deze berekening benodigde gegevens zijn nog niet door partijen in het geding gebracht. De zaak zal dan ook worden verwezen naar de rol en partijen wordt opgedragen de in de aan dit vonnis gehechte bijlage I genoemde gegevens te verstrekken, zoveel mogelijk onderbouwd met schriftelijke stukken waaruit de juistheid van deze gegevens blijkt, eventueel nog aangevuld met een toelichting. In dit kader wijst de kantonrechter erop dat het hof in voormelde arresten heeft overwogen dat de inkomens- en vermogenspositie van de afnemer kan worden bewezen door een van de belastingdienst te verkrijgen ‘biljet van een proces’ dat betrekking heeft op het kalenderjaar waarin de betrokken lease-overeenkomsten zijn aangegaan, behoudens door Dexia te leveren tegenbewijs. Indien de in de bijlage genoemde stukken reeds als productie zijn overgelegd, kan worden volstaan met een verwijzing daarnaar. Indien feiten of omstandigheden onduidelijk blijven terwijl deze zouden zijn gebleken uit stukken die een partij redelijkerwijs had kunnen overleggen, kan dat in het nadeel van die partij werken.
4.19. Het voorgaande brengt met zich dat de omvang van de schade reeds in deze procedure kan worden vastgesteld. Partijen dienen er dan ook rekening mee te houden dat de zaak niet naar de schadestaatprocedure zal worden verwezen en dienen, zo nodig, hun vorderingen aan te passen.
4.20. Iedere verdere beslissing in conventie en in reconventie zal worden aangehouden.
In conventie en in reconventie:
I. verwijst de zaak naar de rol van 10 februari 2010 voor een akte als overwogen in rechtsoverweging 4.18. en zo nodig 4.19., eerst aan de zijde van [gedaagde], waarna Dexia in de gelegenheid zal worden gesteld daarop bij akte te kunnen reageren;
II. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
De in het vonnis bedoelde over te leggen gegevens en schriftelijke stukken betreffen in elk geval het volgende. Voor zover een stuk reeds is overgelegd kan worden volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende productie.
Door [gedaagde] dienen, voor zover van toepassing, de volgende gegevens te worden overgelegd:
a. Een afschrift van de in artikel 7:908 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde mededeling aan de notaris (“opt-outverklaring”);
b. Een bewijs van het huwelijk ten tijde van de totstandkoming van de lease-overeenkomst(en) door middel van een ná het aangaan van de lease-overeenkomst(en) afgegeven afschrift uit het huwelijksregister dan wel een uittreksel uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) waaruit dit blijkt.
Door [gedaagde] dienen voorts nadere gegevens (zoveel mogelijk onderbouwd met bewijsstukken) omtrent zijn/haar/hun financiële situatie ten tijde van de totstandkoming van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en)) te worden overgelegd, waaronder in elk geval:
c. Nadere informatie over het inkomen (bruto en netto) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
d. Nadere informatie over het vermogen van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
e. Nadere informatie over de woonlasten (bruto en netto) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
f. Nadere informatie over eventuele schulden en daarbij behorende maandelijkse verplichtingen (aflossing en rente) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
g. Nadere informatie over de leeftijd en gezinssamenstelling van afnemer ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en));
h. Nadere gegevens over eventuele overige bijzondere lasten (bruto en netto) van afnemer en - indien van toepassing - van diegene met wie de afnemer een gezamenlijke huishouding voerde ten tijde van het sluiten van de lease-overeenkomst(en) (en, indien van toepassing, ten tijde van de verlenging van de lease-overeenkomst(en)), zoals bijvoorbeeld alimentatie.
Door Dexia en [gedaagde] dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:
i. Een specificatie van de daadwerkelijk door afnemer aan Dexia betaalde lease-termijnen (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag), al dan niet uit een vooraf gestort depot of als vooruitbetaling van toekomstige termijnen, en de daadwerkelijk betaalde restschuld (betaaldatum en bedrag);
j. Een specificatie (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag) van verrekende en/of door afnemer partij ontvangen dividenden dan wel andere voordelen uit de bij de lease-overeenkomst(en) betrokken effecten.
In geval van eerder en/of gelijktijdig afgesloten (en niet in het geding zijnde) lease-overeenkomsten:
Door [gedaagde] en Dexia dienen ten slotte ten aanzien van tussen [gedaagde] en Dexia eerder en/of gelijktijdig afgesloten (en niet in het geding zijnde) lease-overeenkomsten de volgende gegevens te worden overgelegd:
k. De hoogte van de leasesom, de looptijd en de datum van de beëindiging van de lease-overeenkomst;
l. Een specificatie van de daadwerkelijk door afnemer aan Dexia betaalde lease-termijnen (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag), al dan niet uit een vooraf gestort depot of als vooruitbetaling van toekomstige termijnen, en de daadwerkelijk betaalde restschuld (betaaldatum en bedrag);
m. Een specificatie (betaaldata en bedragen, inclusief totaalbedrag) van verrekende en/of door afnemer partij ontvangen dividenden dan wel andere voordelen uit de bij de lease-overeenkomst(en) betrokken effecten, waaronder een eventueel positief resultaat.