ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1247

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/3841 HUISV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen splitsingsvergunning en de status van belanghebbende

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, dat op 15 juni 2007 een splitsingsvergunning heeft verleend voor het splitsen van een gebouw in vier appartementen. Eiser, die stelt belanghebbende te zijn, heeft aangevoerd dat de gasinstallatie niet voldoet aan de eisen die aan de vergunning zijn gesteld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 13 november 2008 geschorst en opnieuw aangevangen op 20 februari 2009, waarbij eiser aanwezig was. De gemachtigde van verweerder en de advocaat van vergunninghouder waren ook aanwezig.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verleende vergunning het woonrecht van eiser intact laat, maar dat de splitsingsvergunning wel degelijk invloed heeft op de woonsituatie van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden die aan de vergunning zijn verbonden, van invloed zijn op de woonomstandigheden van eiser. Dit betekent dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is bepaald dat de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 maart 2009, en er is geen proceskostenveroordeling omdat er geen kosten van rechtsbijstand zijn gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: 07/3841 HUISV
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.N. Donker.
In deze zaak heeft als partij aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], vergunninghouder.
1. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 augustus 2007 (hierna: bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 13 november 2008 geschorst. Verweerder en vergunninghouder waren vertegenwoordigd. Eiser was niet uitgenodigd voor die zitting. Op grond van artikel 8:64, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting opnieuw wordt aangevangen op de zitting van 20 februari 2009, waar eiser aanwezig was. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder waren aanwezig
mr. L.G.R.M. van der Meulen, advocaat te Amsterdam en [persoon 1], directeur bij vergunninghouder.
2. Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser is woonachtig te [woonplaats] aan de [adres]. Verweerder heeft vergunninghouder bij besluit van 15 juni 2007 vergunning verleend voor het splitsen van het recht op het gebouw [adres], in vier appartementen. Het daartegen door eiser gemaakte bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
1.2. Eiser heeft in beroep - kort weergegeven - aangevoerd dat hij als belanghebbende is aan te merken aangezien onder andere de gasinstallatie niet voldoet aan de eisen die verweerder aan de verlening van de vergunning heeft gesteld.
1.3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet valt aan te merken als belanghebbende omdat de splitsingsvergunning het woonrecht van eiser intact laat.
1.4. Vergunninghouder heeft zich aangesloten bij het standpunt van verweerder en heeft - kort samengevat - naar voren gebracht dat de omvangrijke werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd.
2. Beoordeling
2.1. Tijdens de zittingen van 13 november 2008 en 20 februari 2009 is namens vergunninghouder verzocht een aantal stukken te mogen overleggen. Het betreft met name stukken die zien op de uitgevoerde werkzaamheden aan het pand aan de [adres], te [woonplaats]. Gezien de tekst en de strekking van artikel 8:58, eerste lid, van de Awb kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen en dient aan deze termijn in het algemeen strikt de hand te worden gehouden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het overleggen van deze stukken te accepteren. Reden daarvoor is niet alleen dat de stukken te laat zouden worden overgelegd maar ook dat gelet op de te beantwoorden rechtsvraag, de aangeboden stukken niet van belang worden geacht.
2.2. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft meerdere malen geoordeeld over de vraag wanneer een huurder bij de verlening van een splitsingsvergunning, als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb valt aan te merken. Uit deze rechtspraak volgt dat daarbij bepalend is in hoeverre de vergunning het woonrecht eerbiedigt en in hoeverre de vergunning van invloed is op de woonsituatie van de huurder. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN BB0395.
2.3. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de verleende vergunning het woonrecht van eiser eerbiedigt. De rechtbank is echter tevens van oordeel dat de splitsingsvergunning wijziging brengt in de woonsituatie van eiser. Voorafgaande aan de verlening van de vergunning heeft verweerder immers bij zijn ongedateerde brief, met kenmerk BWT 07-0400152, een aantal voorwaarden gesteld waaraan voldaan diende te worden alvorens de vergunning zou worden verleend. Zo dient vergunninghouder een kwaliteitsverklaring voor gas- en elektra-installaties van alle woningen te overleggen aan verweerder. In genoemde brief wordt verder verwezen naar de daarbij behorende bijlage, waarin onder andere de uit te voeren werkzaamheden op de tweede verdieping, waar eiser woont, worden genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank is met het enkele feit dat de werkzaamheden van invloed zijn op en wijziging brengen in de woonsituatie van eiser, gegeven dat eisers belang rechtstreeks is betrokken bij de splitsingsvergunning. Daarmee is sprake van een objectief bepaalbaar belang van eiser. De rechtbank benadrukt dat de kwaliteit van de werkzaamheden los staat van de vraag of eiser als belanghebbende valt aan te merken.
2.4. Anders dan verweerder meent, maakt het naar het oordeel van de rechtbank geen verschil of de voorwaarden bij, dan wel voorafgaande aan de vergunningverlening worden gesteld. Ware dit anders dan zou verweerder het zelf in de hand hebben of een (rechts)persoon al dan niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Bovendien wijzigt de strekking van de voorwaarden niet. Ook uit de genoemde uitspraak van de Afdeling valt af te leiden dat bepalend is of het gaat om werkzaamheden die vereist zijn voor het verlenen van de vergunning en daarom met de verlening van de vergunning verband houden. Gelet op de brief met kenmerk BWT 07-04-00152 en de daarbij behorende bijlage, gaat het in dit geval naar het oordeel van de rechtbank om werkzaamheden die vereist zijn voor de verlening van de betreffende splitsingsvergunning.
3. Conclusie
3.1. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat eiser is aan te merken als belanghebbende in zin van de Awb. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 1:2 van de Awb. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
3.2. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat geen sprake is van kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank zal bepalen dat aan eiser het griffierecht wordt vergoed.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,- (zegge: honderd drieënveertig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.S. Requisizione, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.S.N. van Samson, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2009.
De griffier, De rechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: C