ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ9004

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
433829/09-2027
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een jeugdige 18+

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2009 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) om een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een jeugdige die 18 jaar wordt. De kinderrechter heeft het verzoek behandeld met gesloten deuren, waarbij de jeugdige en zijn voogdes aanwezig waren. De voogdes heeft aangevoerd dat de jeugdige hulp nodig heeft om zich staande te houden in de maatschappij en dat een machtiging noodzakelijk is voor zijn behandeling in een gespecialiseerde instelling, De Wier in Den Dolder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jeugdige, voordat hij zelfstandig kan deelnemen aan de maatschappij, meer behandeling en begeleiding nodig heeft. De rechtbank oordeelt dat de situatie van de jeugdige bijzonder genoeg is om een uitzondering te maken op de regels van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en verleent een machtiging voor een maximale duur van twee maanden. Deze periode is bedoeld om de jeugdige te plaatsen in een behandelinrichting voor volwassenen, waarbij de BOPZ-rechter uiteindelijk beslist over de plaatsing onder het regime van de BOPZ. De beschikking is uitgesproken in het belang van de jeugdige, die op dat moment nog minderjarig was, en om het risico van onttrekking en schade aan zichzelf of anderen te minimaliseren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
BESCHIKKING MACHTIGING GESLOTEN JEUGDZORG
Zaak- en rekestnummer: 433829/09-2027
Beschikking van de kinderrechter in de bovengenoemde rechtbank naar aanleiding van het verzoek van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna ook te noemen: het BJAA,
met betrekking tot de minderjarige:
[jeugdige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
[moeder], wonende te [woonplaats], is de moeder.
[vader], wonende te [woonplaats], is de vader.
Bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 1 januari 1995 is Stichting interculturele Jeugdzorg Amsterdam benoemd tot voogd over voornoemde minderjarige.
Als belanghebbende is aangemerkt: de jeugdige [jeugdige].
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het BJAA heeft op 23 juni 2009 een verzoekschrift met bijlagen ingediend, waaronder het plan van aanpak, een verslag van het verloop van de voogdij, een verklaring van instemming van een gedragswetenschapper conform artikel 29b lid 5 Wet op de jeugdzorg (Wjz), alsmede een indicatiebesluit d.d. 4 juni 2009, strekkende tot het verlenen van een machtiging om voornoemde jeugdige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven na diens 18e levensjaar voor de duur van een jaar.
Op 11 augustus 2009 heeft de kinderrechter het verzoek ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, waarvan afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt.
Verschenen en gehoord zijn:
- de jeugdige [jeugdige], bijgestaan door mr. [raadsvrouw];
- [voogdes], voogdes, namens het BJAA.
De jeugdige is apart gehoord.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 1 januari 1995 is Stichting interculturele Jeugdzorg benoemd tot voogd over voornoemde jeugdige.
In het kader van de voogdij is voornoemde jeugdige uit huis geplaatst in een accommodatie van gesloten jeugdzorg. De laatst gegeven machtiging is geldig tot [datum], zijnde de datum waarop de jeugdige zijn meerderjarigheid bereikt.
Ter terechtzitting heeft [voogdes], namens het BJAA, gepersisteerd bij het verzoek. Subsidiair heeft zij verzocht het verzoek voor de duur van zes maanden toe te wijzen.
[voogdes] heeft daartoe aangevoerd dat het voor de veiligheid van [jeugdige] zelf en zijn omgeving en het feit dat [jeugdige] hulp nodig heeft om zich staande te houden in de maatschappij, het noodzakelijk is dat de machtiging verleend wordt.
De machtiging is niet alleen nodig om [jeugdige] te behandelen, maar ook om hem te motiveren voor behandeling in De Wier in Den Dolder. Hij is daar al voor aangemeld, maar er is een wachttijd van ongeveer zes maanden. [jeugdige] zou daar eventueel ook middels de BOPZ terecht kunnen en het is mogelijk dat de wachttijd dan korter is.
[jeugdige] heeft ter terechtzitting aangegeven niet langer gesloten geplaatst te willen blijven. [jeugdige] stelt daartoe dat hij de afgelopen drie maanden gesloten geplaatst is geweest op Den Engh. Hij heeft daar goed zijn best gedaan en is veranderd. Hij stelt dat hij wel gemotiveerd is voor een open plaatsing. Ook geeft hij aan dat hij onder andere een uitkering, school en een slaapplaats heeft geregeld voor het geval de machtiging niet verleend wordt.
De raadsvrouw van [jeugdige] heeft een pleitnota overgelegd, welke aan de beschikking is gehecht, en die hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Kort en zakelijk weergegeven stelt de raadsvrouw, onder verwijzing naar diverse uitspraken van rechtbanken en Hoven, dat gesloten plaatsing van meerderjarigen op grond van artikel 29a Wet op Jeugdzorg strijdig is met artikel 5, eerste lid onder d van het EVRM. De jurisprudentie kent slecht twee uitzonderingsgronden: de vrijwillige plaatsing en de korte overbrugging naar een andere plaatsing, bijvoorbeeld een BOPZ-plaatsing. Desgevraagd stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat bij een eventuele verlening van de machtiging ter overbrugging naar zodanige andere plaatsing, deze periode niet langer dan twee maanden zou mogen duren.
De rechtbank stelt vast dat de jeugdige op [datum] 18 jaar oud wordt, de leeftijd waarop hij meerderjarig wordt.
Op grond van artikel 29a lid 1 Wjz is hoofdstuk IVA gesloten jeugdzorg ook van toepassing op jeugdigen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij meerderjarig werden, een machtiging gold.
Blijkens vaste jurisprudentie van, onder meer, deze rechtbank is voortzetting van het verblijf van de jeugdige in de leeftijd van 18 – 21 jaar in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg in beginsel in strijd met artikel 5, eerste lid, onder d van het EVRM, tenzij er sprake is van bijzondere en zwaarwegende omstandigheden die dit anders maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van een feitelijke situatie die bijzonder genoeg is om, niettegenstaande hetgeen hiervoor is overwogen, toepassing te geven aan artikel 29a van de Wjz in het licht van gesloten jeugdzorg. Deze situatie bestaat hieruit dat uit de overgelegde stukken en de behandeling ter terechtzitting duidelijk is geworden dat de jeugdige, voordat hij zelfstandig deel kan nemen aan de maatschappij, eerst meer behandeling en begeleiding behoeft. Door het BJAA is aangegeven dat het uiteindelijk de bedoeling is de minderjarige over omstreeks een half jaar óf vrijwillig óf in het kader van de BOPZ behandeld gaat worden in de Wier, een instelling van Altrecht in Den Dolder. De rechtbank is van oordeel dat de minderjarige, nu hij op [datum] meerderjarig wordt zo spoedig als mogelijk is behandeld dient te worden in een instelling die is gespecialiseerd in het behandelen van gedragsproblematiek van jongvolwassen. Ingevolge artikel 5, eerste lid onder d van het EVRM dient een dergelijke behandeling, alsmede de beoordeling van de noodzaak van een dergelijke (gedwongen) behandeling plaats te vinden onder het wettelijk regime dat geldt voor volwassenen. In het belang van de thans (11 augustus 2008) nog minderjarige waarbij het risico aan onttrekking alsmede het toebrengen van schade aan zichzelf dan wel anderen als aanzienlijk wordt ingeschat, acht de rechtbank een plaatsing in de gesloten jeugdzorg voor een maximale duur van 2 maanden niet in strijd met artikel 5, eerste lid onder d van het EVRM De periode van twee maanden dient te worden benut om de jeugdige, eventueel door middel van de BOPZ, te plaatsen in een behandelinrichting voor volwassenen, zo mogelijk de inrichting De Wier in Den Dolder. Uiteraard is het aan de BOPZ-rechter om uiteindelijk te oordelen of wordt voldaan aan de criteria voor plaatsing onder het regime van de BOPZ.
De rechtbank is van oordeel dat zich een geval voordoet als bedoeld in artikel 29b Wjz, zodat het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdzorg voor toewijzing vatbaar is. Gelet op het voorgaande en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank het noodzakelijk voornoemde jeugdige dag en nacht uit huis te plaatsen in de hierna te noemen voorziening voor de duur van twee maanden.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING:
De rechtbank:
- verleent machtiging om de jeugdige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 12 augustus 2009 voor de duur van twee maanden;
- wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.A. Broekhuis en R. van de Water kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. de Haan - Bogaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2009..