Parketnummer: 13/457435-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 24 juni 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “De Weg” te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2009 en 10 juni 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. Hoekstra en van hetgeen door de raadslieden van verdachte, mr. J.M. Keizer en mr. G.J. van Oosten, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting van 11 mei 2009 is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet met een door hem bestuurde auto met een forse en/of toenemende, in elk geval met aanmerkelijke snelheid gereden in de richting van voornoemde [slachtoffer] en/of is hij opzettelijk tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is komen te overlijden;
(artikel 287 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam aan een ambtenaar, te weten (de als verkeersregelaar werkzame en als zodanig herkenbare) [slachtoffer], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstige hersenbeschadiging), heeft toegebracht, door opzettelijk met een door hem bestuurde auto met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid tegen voornoemde [slachtoffer] aan te rijden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is komen te overlijden;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 304 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam, opzettelijk heeft mishandeld een ambtenaar, te weten (de als verkeersregelaar werkzame en als zodanig herkenbare) [slachtoffer], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, immers is hij verdachte met een door hem bestuurde auto met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel (ernstige hersenbeschadiging) heeft bekomen;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 304 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een auto, daarmede rijdende over de weg, het IKEA-parkeerdek, zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of opoplettend en/of onachtzaam en/of onoordeelkundig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zodanig (zwaar) lichamelijk letsel, te weten ernstige hersenbeschadiging, heeft opgelopen, dat voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 aan de gevolgen daarvan is overleden;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft met een door hem bestuurde auto gereden over het IKEA- parkeerdek;
verdachte heeft waargenomen dat voornoemde [slachtoffer] (in de hoedanigheid van verkeersregelaar en als zodanig herkenbaar) op de rijbaan (stil)stond (met gespreide armen), in elk geval zich aldaar bevond (teneinde een stopteken te geven en verdachte en/of de door hem bestuurde auto te laten stoppen);
verdachte is (vervolgens) niet gestopt, doch is met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid (door)gereden en/of is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen;
hierdoor werd voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven en zodanig (zwaar) lichamelijk letsel toegebracht, dat hij aan de gevolgen daarvan is komen te overlijden;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of opoplettend en/of onachtzaam en/of onoordeelkundig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig (zwaar) lichamelijk letsel, te weten ernstige hersenbeschadiging, heeft opgelopen, dat voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 aan de gevolgen daarvan is
overleden;
bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft met een door hem bestuurde auto gereden over het IKEA- parkeerdek;
verdachte heeft waargenomen dat voornoemde [slachtoffer] (in de hoedanigheid van verkeersregelaar en als zodanig herkenbaar) op de rijbaan (stil)stond (met gespreide armen), in elk geval zich aldaar bevond (teneinde een stopteken te geven en verdachte en/of de door hem bestuurde auto te laten stoppen);
verdachte is (vervolgens) niet gestopt, doch is met forse en/of toenemende snelheid, in elk geval met aanmerkelijke snelheid (door)gereden en/of is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is gevallen en/of terecht gekomen en/of geklommen en/of gesprongen en/of waarna verdachte (vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of (vervolgens) (krachtig) heeft geremd, waarna en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen;
hierdoor werd voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven en zodanig (zwaar) lichamelijk letsel toegebracht, dat hij aan de gevolgen daarvan is komen te overlijden;
(artikel 307 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 308 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [persoon1] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem bestuurde auto met forse, in elk geval met aanmerkelijke snelheid naar en/of in de richting van voornoemde [persoon1] is gereden, waardoor voornoemde [persoon1] aan de kant moest springen (teneinde niet aangereden te worden);
(artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten (de als verkeersregelaar werkzame en als zodanig herkenbare) [persoon1], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurde auto met forse, in elk geval met aanmerkelijke snelheid naar en/of in de richting van voornoemde [persoon1] is gereden, waardoor voornoemde [persoon1] aan de kant moest springen (teneinde niet aangereden te worden);
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 304 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam [persoon1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto met forse, in elk geval met aanmerkelijke snelheid naar en/of in de richting van voornoemde [persoon1] gereden, waardoor voornoemde [persoon1] aan de kant moest springen (teneinde niet aangereden te worden);
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 17 augustus 2008 te Amsterdam [persoon1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [persoon1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik steek een mes door je heen" en/of "ik steek je dood, ik maak je af" en/of "lul en/of klootzak en/of ik sla je op je smoel" en/of “anders steek ik een mes door je kaartje, moet je zien hoe naar je kunt sterven”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, kort samengevat, dat verdachte zich willens en wetens blootgesteld heeft aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen – zijn opgefokte toestand, de snelheid, het twee keer doorrijden en daarna remmen en achteruit rijden – de dood van het slachtoffer tot gevolg zou hebben. De officier van justitie baseert zich hiervoor op het deskundigenrapport van het NFI, 13 getuigenverklaringen, de verklaring van verdachte zelf en het sectierapport en het getuigenverhoor van [getuige1].
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de heer [persoon1] iets ernstigs zou overkomen. De officier van justitie baseert zich hiervoor op, kort samengevat, de verklaring van aangever [persoon1], de verklaringen van getuigen [getuige2], [getuige3], [getuige4] en de eigen verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft zich tenslotte op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van – kort samengevat – de verklaring van aangever [persoon1], de verklaringen van getuigen [getuige3], [getuige2], [getuige5], [getuige6] en tenslotte de eigen verklaring van verdachte.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde nu er geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte. De raadsman van verdachte heeft hiertoe aangevoerd, kort samengevat, dat de gedragingen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood of de (zware) mishandeling van [slachtoffer] en er bovendien geen aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien (voorwaardelijk) opzet wel door de rechtbank zou worden aangenomen, verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging op grond van een beroep op noodweerexces. Op het moment dat [slachtoffer] op de motorkap sprong, was er immers sprake van aanranding van een goed en verdachte heeft, in paniek en in een split second, ten gevolge van een hevige gemoedsbeweging gehandeld.
Ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair en uiterst subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich tevens op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu er geen sprake is geweest van schuld van verdachte maar slechts gesproken kan worden van een verontschuldigbare verkeersfout. Bovendien heeft de verdediging aangevoerd dat ook voor deze tenlastegelegde feiten geldt dat er onvoldoende sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of de (zware) mishandeling van het slachtoffer.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu er geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte. Bovendien bevindt zich in het dossier geen enkel (steun)bewijs voor de stelling van aangever [persoon1] dat verdachte opzettelijk zou hebben getracht hem aan te rijden met de intentie om hem te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte zijn auto naar rechts heeft gestuurd teneinde een aanrijding te voorkomen en daarmee sprake is van een vrijwillige terugtred, waardoor verdachte alsnog dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 meest subsidiaire tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat, hoewel voldoende wettig bewijs aanwezig is, verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege het gebrek aan overtuiging dat verdachte [persoon1] op deze manier wilde bedreigen.
Ten aanzien van feit 3 is de verdediging van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht hetgeen onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, anders dan de officier van justitie en met de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte welbewust op verkeersregelaar [persoon1] is ingereden met het opzet hem dood te rijden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat [persoon1] een grote angst voelde en het gevoel had te moeten wegspringen, acht de rechtbank voorstelbaar maar verandert niets aan de intentie van verdachte, die, zoals uit rubriek 3.3.3 zal blijken, de rechtbank als bedreigend van aard zal kwalificeren.
3.3.2. De bewezengeachte feiten
De rechtbank behandelt de feiten in het hierna volgende in chronologische volgorde.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en in het navolgende nader zijn uitgewerkt.
Ten aanzien van feit 3
Op 17 augustus 2008 bevindt verdachte zich als bijrijder in een Mini Cooper met bestuurder [getuige3] en inzittende [getuige2] op het parkeerdek van Ikea te Amsterdam, alwaar hij [getuige3] laat oefenen met het inparkeren bij een invalidenparkeerplaats.i ii Op een gegeven moment vraagt verkeersregelaar [persoon1] aan de bestuurder of zij nog lang blijven staan en of hij zo weggaat.iii Hierop stapt verdachte, die op de passagiersstoel zit, uit en zegt tegen [persoon1]: “Ik steek een mes door je heen”iv en “lul” en “klootzak” en “ik sla je op je smoel”v. Getuige [getuige7] verklaart te hebben gehoord dat de bijrijder de verkeersregelaar met de dood heeft bedreigd.vi De inzittende [getuige3] in de Mini Cooper verklaart gehoord te hebben dat verdachte de woorden “mes” en “sterven” tegen [persoon1] heeft gezegdvii en inzittende [getuige2] verklaart te hebben gehoord dat verdachte “anders steek ik een mes door je kaartje, moet je zien hoe naar je kunt sterven” tegen [persoon1] heeft gezegdviii. Verdachte zelf heeft verklaard platte en dreigende teksten te hebben geuit.ix
Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair
De Mini Cooper rijdt vervolgens weg, maar in de eerste bocht neemt verdachte, nog steeds op 17 augustus 2008 op het parkeerdek van Ikea te Amsterdam, het stuur van [getuige3] over.x Gelet op de camerabeelden op het parkeerdek, blijkt deze wisseling van bestuurder om 15:33:05:11 te hebben plaatsgevonden.xi Verdachte rijdt richting de uitgang maar besluit nog één rondje te rijden, alwaar hij verkeersregelaar [persoon1] nogmaals treft.xii Verdachte rijdt hardxiii xiv en kijkt [persoon1] bewust kwaad aanxv. [persoon1] geeft aan dat de auto recht op hem afkwam waardoor hij aan de kant moest springen.xvi Verdachte zelf verklaart te zien dat de verkeersregelaar [persoon1] angstig terugkijkt en dat de verkeersregelaar begint weg te rennen.xvii
Ten aanzien van feit 1
De Mini Cooper rijdt door met een snelheid die hoger ligt dan op een parkeerdek gebruikelijkxviii en verdachte treft dan verderop op het parkeerdek te Amsterdam, op 17 augustus 2008, verkeersregelaar [slachtoffer], die met zijn arm(en) gespreid op de weg gaat staan voor de auto van verdachte.xix xx Als [slachtoffer] midden op de weg komt staan en recht op verdachte af komt lopen, laat verdachte de auto een stukje naar voren lopen om de verkeersregelaar het idee te geven dat hij door zal rijden.xxi [slachtoffer] plaatst daarop zijn handen op de motorkap en loopt een stukje met de auto mee achteruit, waarna [slachtoffer] op de motorkap terechtkomt, aldus de getuigen [getuige8]xxii, [getuige13]xxiii, [getuige3]xxiv en [getuige8]xxv.
Terwijl [slachtoffer] op de motorkap ligt, rijdt verdachte doorxxvi en accelereert.xxvii xxviii Blijkens een deskundigenbericht gaat het om een krachtige acceleratie in een tijdsbestek van 2 seconden xxix Vervolgens remt verdachte krachtig en abrupt,xxx xxxi xxxii waardoor [slachtoffer] van de motorkap af valt en met zijn hoofd hard op het wegdek terechtkomt.xxxiii xxxiv
Het slachtoffer [slachtoffer] overlijdt twee dagen later, op 19 augustus 2008,xxxv aan de gevolgen van ernstige hersenletsels en de daardoor opgetreden verwikkelingen; een deel van de bij de sectie gevonden zeer ernstige veranderingen aan de hersenen was ten gevolge van bij leven opgetreden, heftig, uitwendig, mechanisch, botsend geweld op het hoofd en de daardoor opgetreden verwikkelingen gedurende de periode na het oplopen van het trauma.xxxvi xxxvii
3.3.3. Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om het slachtoffer te doden in de zin van boos opzet, aannemelijk. Echter, de rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verkeersregelaar die op de motorkap terecht kwam, zodanig zou vallen dat hij daaraan zou komen te overlijden en verdachte heeft deze kans op de koop toegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dit uit het feit dat verdachte niet is gestopt toen de verkeersregelaar voor zijn auto stond en op het moment dat de verkeersregelaar op zijn motorkap lag heeft geaccelereerd en vervolgens abrupt heeft geremd; met de bedoeling [slachtoffer] van zijn motorkap te krijgen.
De opvatting dat er geen aanmerkelijke kans op de dood aanwezig was, zoals door de verdediging gesteld, deelt de rechtbank allerminst. Het is naar algemene ervaringsregels bekend dat een auto zich ten opzichte van de kwetsbaarheid van een voetganger manifesteert als een potentieel dodelijk wapen. Het vorenomschreven handelen van verdachte ten opzichte van een onbeschermde voetganger levert een objectief grote kans op de dood op en verdachte heeft deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Het standpunt van de verdediging dat de stand-in tijdens de reconstructie niets ernstigs is overkomen, snijdt geen hout nu er bij de stand-in sprake was van gecontroleerd vallen, in tegenstelling tot de situatie met [slachtoffer].
De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris dat de verkeersregelaar zelf tegen de auto aan liep en op de motorkap is gaan liggen, is niet aannemelijk geworden, maar zelfs indien dit zo zou zijn, doet het niet af aan het voorwaardelijke opzet op de dood. Al zou het slachtoffer zelf op de motorkap gesprongen zijn en al zou de rechtbank de lezing van verdachte volgen, dan nog laat dit onverlet dat verdachte door heeft gereden terwijl [slachtoffer] zich voor zijn auto bevond en zelfs geaccelereerd heeft terwijl [slachtoffer] zich op zijn motorkap bevond, in plaats van de auto rustig tot stilstand te brengen en in stilstand te laten.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, niet overtuigd van de intentie van verdachte om het slachtoffer [persoon1] dood te willen rijden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte bewust intimiderend en bedreigend gehandeld heeft jegens verkeersregelaar [persoon1], door hem de indruk te geven dat hij door zou rijden. Bovendien heeft [persoon1] aangegeven dat hij zich zeer bedreigd en angstig voelde en het gevoel had dat hij weg moest springen, om niet aangereden te worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
op 17 augustus 2008 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet met een door hem bestuurde auto opzettelijk tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor en/of waarna voornoemde [slachtoffer] op de motorkap is terecht gekomen en waarna verdachte vervolgens zijn snelheid heeft verhoogd en vervolgens krachtig heeft geremd, waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 19 augustus 2008 is komen te overlijden.
Ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde:
op 17 augustus 2008 te Amsterdam [persoon1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto met forse snelheid in de richting van voornoemde [persoon1] gereden, waardoor voornoemde [persoon1] aan de kant moest springen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
op 17 augustus 2008 te Amsterdam [persoon1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [persoon1] dreigend de woorden toegevoegd:"ik steek een mes door je heen" en "ik steek je dood, ik maak je af" en "lul” en “klootzak” en “ik sla je op je smoel" en “anders steek ik een mes door je kaartje, moet je zien hoe naar je kunt sterven”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat, indien bewezenverklaring van feit 1 primair zou volgen, verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging nu er sprake is van noodweerexces. Volgens de verdediging klom de heer [slachtoffer] op de motorkap en was er sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van een goed, te weten de auto. Verdachte raakte hierdoor, mede gezien het postuur van [slachtoffer] en de reacties van de inzittenden, dusdanig in paniek dat hij disproportioneel op deze aanranding heeft gereageerd door door te rijden. Verdachte had echter het recht om zich en zijn goed te verdedigen en dus is er sprake van noodweerexces.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. De rechtbank overweegt voorts dat al zou [slachtoffer] zelf op de motorkap zijn geklommen of gesprongen zoals de verdediging stelt, dit plaatsvond ná het laten doorrollen van de auto door verdachte in de richting van [slachtoffer]. Er was ook in dat geval derhalve geen sprake van een wederrechtelijke aanranding van een goed maar van een reactie van een verkeersregelaar die handelde vanuit zijn beroepsuitoefening. Nu geen sprake is van een noodweersituatie, kan een beroep op noodweerexces reeds om die reden niet slagen.
Er is geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren) en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, ook als inhoudt behandeling bij De Waag. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van vijf jaren.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat naar voren gebracht dat verdachte beschouwd dient te worden als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Daarnaast is verdachte een keurige, jonge, hardwerkende jongeman met praktisch geen strafblad. De recidivekans schat de verdediging dan ook op zeer laag in. De verdediging heeft de rechtbank verzocht, indien zou worden overgaan tot een bewezenverklaring van de feiten, om verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 4 december 2008, opgesteld door klinisch psycholoog [klinisch psycholoog]. Dit rapport houdt het volgende, kort en zakelijk weergegeven, in.
Uit het onderhavige onderzoek komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, die ondermeer gekenmerkt wordt door een kwetsbaar zelfgevoel en een beperkt bewustzijn van wat hij bij anderen teweeg brengt. Betrokkene kan hierdoor door anderen als grensoverschrijdend, dwingend en eisend ervaren worden. De insufficiëntiegevoelens worden door betrokkene overdekt met gevoelens van grootheid. Voorts is betrokkene geneigd tot impulsief gedrag, waardoor hij onvoldoende controle heeft over zijn impulsen. Het tenlastegelegde, indien bewezen, kan deels worden verklaard vanuit deze constellatie van persoonlijkheidskenmerken. Op grond van de narcistische persoonlijkheidsstoornis, de ervaren krenking en de impulsiviteit, kan worden geconcludeerd dat betrokkene weliswaar het wederrechtelijke van zijn handelen heeft kunnen inzien, maar dat hij in enigszins verminderde mate in staat is geweest zijn wil conform dit inzicht te bepalen. Uw College wordt dan ook in overweging gegeven betrokkene te beschouwen als zijnde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 27 mei 2009, opgesteld door [persoon2] en [persoon3]. Dit advies houdt het volgende, kort en zakelijk weergegeven, in.
De heer [verdachte] is niet eerder veroordeeld waardoor er geen sprake is van een delictpatroon. Blijkens de NIFP-rapportage is betrokkene gediagnosticeerd met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. In combinatie met de ervaren krenking en de impulsiviteit wordt betrokkene als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De heer [verdachte] is in het bezit van diploma’s en werkervaring en wordt door zijn familie ondersteund ten aanzien van praktische zaken en op financieel vlak. Mede op basis van het feit dat betrokkene niet eerder is veroordeeld, in combinatie met de heersende psychologische problematiek en de ernst van het feit, wordt de kans op herhaling gemiddeld geschat. Resumerend is, conform het advies van het NIFP, reclasseringstoezicht met behandeling bij De Waag geïndiceerd. Betrokkene geeft zelf aan gemotiveerd te zijn om aan de heersende problematiek te werken.
De rechtbank volgt de adviezen van de klinisch psycholoog [klinisch psycholoog] en van de Reclassering Nederland en maakt de conclusies tot de hare.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op 17 augustus 2008 op het parkeerdek van Ikea te Amsterdam vele slachtoffers gemaakt. Allereerst heeft hij op dreigende en onfatsoenlijke wijze een verkeersregelaar, die gewoon zijn werk deed, verbaal en fysiek bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Vervolgens heeft verdachte op onbegrijpelijke wijze gereageerd op het legitieme optreden van verkeersregelaar [slachtoffer] door niet te stoppen, zelfs niet toen [slachtoffer] zich op zijn motorkap bevond, maar door te rijden, zelfs te accelereren en vervolgens abrupt te stoppen om [slachtoffer] van de motorkap te krijgen. Door het handelen van verdachte is verkeersregelaar [slachtoffer] overleden en dit is verdachte zeer zwaar aan te rekenen. Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een onverschillige houding ten opzichte van niet alleen de verkeersregels -en handhavers, die een publieke taak dienen, maar ook ten opzichte van de gezondheid en het leven van een ander persoon. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één van de ernstigste strafbare feiten van het Wetboek van Strafrecht, maar bovenal aan het toebrengen van onherstelbaar leed aan de nabestaanden van het slachtoffer. Zijn vrouw, kinderen en andere nabestaanden hebben een dierbare verloren en zullen moeten leven met het besef dat door het handelen van verdachte, zij zonder hem moeten verder leven. Voor de collega's van het slachtoffer, waarvan in het bijzonder collega verkeersregelaar [persoon1], is eveneens sprake van een zwaar verlies en een tragisch besef van de kwetsbaarheid die hun werk met zich brengt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur de enige passende en geboden straf is. Gelet op het advies van de reclassering, zal de rechtbank een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen, om verdachte voor ambulante behandeling bij De Waag in aanmerking te laten komen. Voorts zal de rechtbank verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen van aanzienlijke duur opleggen.
Hoewel de rechtbank, anders dan door de officier van justitie gevorderd, verdachte zal vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde, ziet de rechtbank gelet op de hiervoor uiteengezette ernst van het feit, geen aanleiding om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegde dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair en 3 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 jaar, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij De Waag, of een andere door de Reclassering Nederland aan te wijzen instantie, gedurende een termijn van 2 jaar, of voor zoveel korter als de leiding van die inrichting in overleg met de Reclassering dat noodzakelijk acht.
Ontzegt verdachte terzake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 jaar.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon1], wonende op het adres [adres] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 383,76 (driehonderd en drieëntachtig euro en zesenzeventig eurocent), bestaande uit € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade en € 83,76 (drieëntachtig euro en zesenzeventig eurocent) materiële schade.
Veroordeelt verdachte aan [persoon1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon1], te betalen de som van € 383,76 (driehonderd en drieëntachtig euro en zesenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.M. Ruige en J.H.J. Evers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Poecke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2009.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen
i Een proces-verbaal van verhoor van verdachte inbewaringstelling van 20 augustus 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van verdachte, p. 2.
ii Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige (2008230095-4), doorgenummerde pagina 31, inhoudende de verklaring van getuige [getuige3].
iii Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever (2008230095-13), doorgenummerde pagina 7, inhoudende de verklaring van aangever [persoon1].
iv Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever (2008230095-13), doorgenummerde pagina 7, inhoudende de verklaring van aangever [persoon1].
v Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2009.
vi Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige (2008230095-15), doorgenummerde pagina 12, inhoudende de verklaring van getuige [getuige7].
vii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige3], p. 2.
viii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige2], p. 8.
ix Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2009.
x Een proces-verbaal van verhoor van verdachte inbewaringstelling van 20 augustus 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van verdachte, p. 2.
xi Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden (2008230095), doorgenummerde pagina 228, inhoudende de verklaring van verbalisant.
xii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 mei 2009.
xiii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige2], p. 8.
xiv Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige3], p. 2
xv Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte (2008230095-9), doorgenummerde pagina 39, inhoudende de verklaring van verdachte
xvi Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever (2008230095-13), doorgenummerde pagina 8, inhoudende de verklaring van aangever [persoon1].
xvii Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte (2008230095-9), doorgenummerde pagina 39, inhoudende de verklaring van verdachte.
xviii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 december 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige10], p. 6.
xix Een proces-verbaal van verhoor van verdachte inbewaringstelling van 20 augustus 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van verdachte, p. 2.
xx Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 7 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [persoon1], p. 2.
xxi Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte (nr), doorgenummerde pagina 39, inhoudende de verklaring van verdachte.
xxii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 16 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige8], p. 2.
xxiii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 december 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige10].
xxiv Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige3], p. 2.
xxv Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 december 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige8], p. 4.
xxvi Een proces-verbaal van verhoor getuige van 27 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige11], p. 8.
xxvii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 16 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige8], p. 2.
xxviii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 december 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige10], p. 6.
xxix Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 13 november 2008, opgesteld door ir. [ir.] en dr. [dr.1], pagina 20/21.
xxx Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 13 november 2008, opgesteld door ir. [ir.] en dr. [dr.1], pagina 20/21.
xxxi De verklaring van deskundige [deskundige] ter terechtzitting van 11 mei 2009.
xxxii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 december 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige10], p. 6.
xxxiii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige12], p. 6-7.
xxxiv Een proces-verbaal van verhoor getuige van 16 oktober 2008 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige [getuige8], p. 2.
xxxv Een geschrift, zijnde een Verslag betreffende een niet natuurlijke dood van de GGD Amsterdam, d.d. 19 augustus 2008, opgesteld door [persoon4].
xxxvi Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 26 november 2008, opgesteld door arts en patholoog dr. [dr.2], p. 3.
xxxvii Een proces-verbaal van verhoor van 14 april 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van getuige-deskundige dr. [dr.2], p. 2.
Parketnummer: 13/457435-08 (PROMIS)
Inzake: [verdachte]