ECLI:NL:RBAMS:2008:BI8843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1767 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor dakterras op basis van welstandscriteria en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft eiseres een bouwvergunning aangevraagd voor het realiseren van een dakterras op haar woning. De gemeente, vertegenwoordigd door het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Oud-Zuid, heeft deze vergunning geweigerd op basis van de welstandscriteria, die voorschrijven dat dakterrassen alleen zijn toegestaan op platte daken. Eiseres betwist deze weigering en stelt dat het welstandsadvies onzorgvuldig is en dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, aangezien voor een vergelijkbaar dakterras op een mansardekap wel een vergunning is verleend.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de weigering van de bouwvergunning niet voldoende gemotiveerd was. De rechtbank oordeelt dat de welstandscriteria niet in de weg staan aan de realisatie van een dakterras op een nagenoeg plat dak, mits dit goed onderbouwd is. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens is het bestreden besluit vernietigd, omdat het onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres recht heeft op terugbetaling van het griffierecht, maar heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de gemeente en de noodzaak om gelijke gevallen gelijk te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07/1767 WW44
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats]
eiseres
en
Het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Oud-Zuid,
verweerder,
gemachtigde mr. T.M. van Gorsel.
1. Procesverloop
1.1. Op 7 februari 2006 heeft eiseres bij verweerder een reguliere bouwvergunning aangevraagd voor het maken van een dakterras, een trap en een dakluik op het perceel [adres] (hierna: het perceel).
1.2. Verweerder heeft bij besluit van 16 juni 2006 de bouwvergunning geweigerd op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet (hierna: WW).
1.3. Bij besluit van 13 maart 2007, verzonden op 16 maart 2007, heeft verweerder – in afwijking van het advies van de Algemene Bezwaar- en beroepcommissie (hierna: ABBC) van 7 november 2006 – het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Daartoe heeft verweerder, in overeenstemming met het advies van de welstandscommissie, overwogen dat de aangevraagde bouwvergunning terecht is geweigerd omdat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
1.4. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.5. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2008. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Standpunt eiseres
2.1.1. Eiseres heeft in beroep -kort weergegeven- aangevoerd dat welstandseisen er volgens vaste jurisprudentie niet toe mogen leiden dat verwezenlijking van de door het bestemmingsplan toegestane bouwmogelijkheden worden belemmerd. Het welstandsadvies staat in de weg aan het realiseren van een dakterras, omdat het dak niet geheel plat is. Het welstandsbeleid is naar de mening van eiseres onduidelijk, omdat het alleen iets zegt over hekwerken op platte daken. Het welstandsbeleid pakt onredelijk uit voor gevallen waarin het dak nagenoeg plat en geheel niet zichtbaar is. Het welstandsadvies is om deze reden tevens onzorgvuldig tot stand gekomen.
2.1.2. Volgens eiseres is het bouwplan niet in strijd met redelijke eisen van welstand, omdat rekening is gehouden met zichtlijnen. De constructieve compensatie in hoogte, teneinde het terras horizontaal te maken, is niet zichtbaar. Bovendien is deze compensatie minimaal, omdat het dak nagenoeg plat is en er halverwege het bouwplan een soort verlaging zit. Het dakterras zou het woongenot van eiseres en haar gezin enorm vergroten. Volgens eiseres heeft verweerder in vergelijkbare gevallen, wel een bouwvergunning verleend.
2.2. Standpunt verweerder
2.2.1. Naar de mening van verweerder is het toestaan van een dakterras op een mansardekap, zoals het bouwplan behelst, in strijd met de welstandsnota die voorschrijft dat het aanbrengen van hekwerken ten behoeve van een dakterras mogelijk is op platte daken. Het hekwerk op een mansardekap vormt een wezensvreemd element dat het daklandschap verstoort, aldus verweerder. Verweerder heeft aangevoerd dat een regulier afschot ten behoeve van de afwatering van een dak doorgaans tussen de 1,6% en 3% bedraagt. Verweerder heeft gesteld dat het dak van eiseres niet past binnen de voornoemde “opgerekte” interpretatie van het begrip “plat dak” in de zin van de welstandsnota. Het bouwplan levert daarom een strijdigheid op met de heldere eis van de welstandsnota dat dakterrassen slechts zijn toegestaan op platte daken. Verder is volgens verweerder niet gebleken dat het uitgebreide gemotiveerde advies van de commissie Welstand en Monumenten van 27 september 2006 naar inhoud onjuist is danwel onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het door eiseres aangevoerde argument van de meerwaarde van het woongenot wordt geen zwaarwegende omstandigheid geacht op grond waarvan afgeweken zou moeten worden van het negatieve welstandsadvies, aldus verweerder. Verweerder bestrijdt de stelling van eiseres dat er vanaf 1 juli 2004 voor dezelfde gevallen wel vergunning zou zijn verleend.
2.3. Wettelijk kader en relevante regelgeving
2.3.1. Op grond van artikel 40, eerste lid van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
2.3.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet mag slechts en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien, voor zover hier van belang, het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.3.3. Van toepassing is de ‘Welstandsnota 2004, Stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid’ (hierna: de Welstandsnota). In de Welstandsnota is bepaald:
“ (…) een dakopbouw dient solitair op het dak te worden geplaatst. Dakopbouw alleen toegestaan met een plat dak”.
Ten aanzien van hekwerken ten behoeve van een dakterras, bepaalt de welstandsnota:
“Hekwerken mogelijk op alle platte daken (…)”.
2.4. Beoordeling
2.4.1. In geding is de vraag of verweerder terecht het bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand heeft geacht en op die grond de bouwvergunning heeft geweigerd.
2.4.2. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de welstandscriteria buiten toepassing moeten blijven omdat door die criteria verwezenlijking van uitdrukkelijk in het bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden onmogelijk worden gemaakt. Het ter plaatse vigerende bestemmingsplan De Pijp 2005 vermeldt niet de mogelijkheid van een dakterras, zodat geen sprake is van een uitdrukkelijk in het bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheid. De situatie als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2006 (LJN: AY3672) doet zich in het onderhavige geval daarom niet voor. Bovendien staan de welstandscriteria een dakterras op een plat dak niet in de weg, zodat ook om die reden moet worden geoordeeld dat door de welstandscriteria de bouwmogelijkheden niet onmogelijk worden gemaakt.
2.4.3. De welstandscommissie heeft naar aanleiding van het bezwaar van eiseres het negatieve advies op 27 september 2006 nader toegelicht. Daarbij heeft de welstandscommissie gesteld dat het bouwplan voorziet in een dakterras op een mansardekap, die niet kan worden beschouwd als een plat dak. De commissie constateert dat het plan niet voldoet aan de criteria uit de welstandsnota, waarin wordt gesteld dat het aanbrengen van hekwerken ten behoeve van een dakterras voor orde 3 mogelijk is op platte daken. Het hekwerk op een mansardekap vormt naar het oordeel van de commissie een wezensvreemd element dat het daklandschap verstoort.
2.4.4. Eiseres heeft geen rapport van een deskundige overgelegd waaruit blijkt dat het advies van de welstandscommissie onjuist is. Eiseres stelt evenwel dat verweerder in vergelijkbare gevallen wel een bouwvergunning heeft verleend. Eiseres heeft in beroep de bouwtekening overgelegd van het dakterras op het adres [adres2] en foto’s van het aldaar gerealiseerde dakterras. Verder heeft zij de op 5 december 2006 verleende bouwvergunning overgelegd en een rapport van verweerders afdeling Handhaving Bouwen en Wonen, waaruit blijkt dat op 25 juni 2008 een eindinspectie heeft plaatsgevonden. Het rapport vermeldt: “Ter plaatse eindcontrole uitgevoerd samen met de aanvrager de werkzaamheden zijn uitgevoerd overeenkomstig vergunning en tekeningen akkoord dossier kan naar het archief”. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat geen sprake is van een vergelijkbaar geval, omdat sprake is van een nagenoeg plat dak van 12,4 m diep met een nokhoogte van 20 cm, terwijl het dak van de woning van eiseres 8,2 m diep is en een nokhoogte heeft van 55 cm, zodat dit dat niet als een plat dak wordt aangemerkt. Ter zitting heeft eiseres onder verwijzing naar de foto’s van het vergunde dakterras er op gewezen dat van een nagenoeg plat dak geen sprake is, hetgeen bij de eindinspectie moet zijn opgevallen.
2.4.5. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat het vergunde dakterras onmiskenbaar op een mansardekap is geplaatst. Dit blijkt niet alleen uit de foto’s maar ook uit de bouwtekening. Dat sprake is van een geringere hellingshoek dan bij het dak van eiseres doet hieraan niet af. De rechtbank acht het in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat verweerder in het onderhavige geval het advies van de welstandscommissie volgt, dat steunt op het uitgangspunt dat een dakterras op een mansardekap niet toelaatbaar is. Voor zover er van uit gegaan moet worden dat een dakterras op een niet geheel plat dak onder voorwaarden wel voldoet aan redelijke eisen van welstand, dient verweerder naar het oordeel van de rechtbank tevens het specifieke bouwplan van eiseres in zijn besluitvorming te betrekken. Dat bouwplan voorziet in een geringe constructieve compensatie in hoogte ten gevolge van het getrapte ontwerp van het dakterras. Daardoor wordt weliswaar een grotere hellingshoek gecompenseerd dan in het geval van de [adres2], maar de compensatie in hoogte is niet groter dan bij het vergunde terras.
2.4.6. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres tot vergoeding van kosten samenhangende met het indienen van een gewijzigd bouwplan af, nu geen direct verband bestaat met het bestreden besluit. Voorts is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, nu eiseres zonder rechtsbijstand heeft geprocedeerd. Eiseres heeft op grond van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb wel recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de gemeente Amsterdam (stadsdeel Oud-Zuid) op om het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (eenhonderd en drieënveertig euro) aan eiseres te betalen;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 5 november 2008 door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in tegen¬woordigheid van mr. M.L. van Hof, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage
Afschrift verzonden op:
DOC: C