ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
8.685
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter-commissaris in strafzaak wegens vermeende schending van hoor en wederhoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2008 uitspraak gedaan over een mondeling verzoek tot wraking van mr. [X], rechter-commissaris, ingediend door verzoeker, die verdachte is in een strafzaak. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter-commissaris geen hoor en wederhoor heeft toegepast en daardoor haar rechterlijke onpartijdigheid heeft geschaad. Verzoeker stelt dat de rechter hem rauwelijks in bewaring heeft gesteld zonder hem daarover te horen, terwijl de rechter-commissaris beweert dat zij enkel de mogelijkheid tot inbewaringstelling heeft besproken. De rechtbank kan niet vaststellen wat de exacte gang van zaken op de zitting van 13 oktober 2008 is geweest. De rechtbank benadrukt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een vooringenomenheid kunnen rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de gang van zaken en de beslissingen van de rechter-commissaris niet zo onbegrijpelijk zijn dat er sprake kan zijn van vooringenomenheid. Daarom wordt het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het tijdens het verhoor door de rechter-commissaris van 13 oktober 2008 gedane en onder rekestnummer 08.685 ingeschreven verzoek van:
[ ],
geboren op [ ] te [ ],
wonende te [ ],
verzoeker,
raadsman: mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], rechter-commissaris te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2008, opgemaakt door de rechter;
? de e-mail van de raadsman aan de griffier van de wrakingskamer van 15 oktober 2008.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 november 2008, alwaar de raadsman en de rechter zijn gehoord. De raadsman heeft een korte toelichting gegeven. De rechter heeft haar schriftelijk weergegeven opmerkingen overgelegd.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
a) Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer [ ].
b) Op 13 oktober 2008 heeft de rechter verzoeker gehoord ter toetsing van de inverzekeringstelling en op de vordering tot inbewaringstelling. De raadsman heeft aangevoerd dat de termijn van voorgeleiding dusdanig was overschreden dat onmiddellijke invrijheidstelling moest volgen.
c) Volgens het proces-verbaal heeft de rechter daarop meegedeeld dat er sprake was van een dermate grote overschrijding van de termijn dat dit in het voordeel van verzoeker zou moeten uitvallen. In beginsel diende daarom, aldus de rechter-commissaris, onmiddellijke invrijheidstelling te volgen. De rechter heeft verzoeker vervolgens meegedeeld dat zij daartoe niet overging en dat zij de mogelijkheid had om verzoeker rauwelijks in bewaring te stellen. Zij heeft meegedeeld dat zij in dat verband verzoeker wenste te horen over de feiten. Daarop heeft de raadsman gesteld de rechter te wraken als zij niet tot onmiddellijke invrijheidstelling zou overgaan, aldus dit proces-verbaal. De rechter heeft de behandeling van de zaak vervolgens overgedragen aan een collega.
d) De raadsman heeft een andere lezing van de feiten, weergegeven in de bovengenoemde e-mail van 15 oktober 2008.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende - zakelijk - weergegeven gronden:
Verzoeker kan zich niet vinden in de weergave van de gang van zaken die door de rechter in het proces-verbaal is opgenomen. Volgens verzoeker heeft zij letterlijk zijn invrijheidstelling bevolen. Toen de raadsman vervolgens opmerkte dat verzoeker dus vrij was om op dat moment te gaan en staan waar hij wilde, heeft de rechter gezegd dat zij de mogelijkheid had om rauwelijks tot inbewaringstelling over te gaan, maar dat zij de verdachte daar eerste over wilde horen. De raadsman heeft daarna herhaald dat verzoeker vrij was om op dat moment het pand te verlaten, omdat er geen rauwelijkse inbewaringstelling is geweest. Op dat moment heeft de rechter verzoeker rauwelijks in bewaring gesteld.
2.2 Verzoeker heeft de rechter daarna gewraakt, omdat zij geen hoor en wederhoor heeft toegepast, daardoor haar rechterlijke onpartijdigheid heeft geschaad en niet wilde ingaan op het standpunt van de raadsman. De rechter heeft daarmee ook de schijn gewekt dat zij in de toekomst verzoeker niet onpartijdig zal behandelen.
3. De reactie van de rechter
De rechter heeft het verzoek bestreden. Zij heeft verwezen naar de inhoud van het proces-verbaal, al kan zij gezien het tijdsverloop zich haar precieze bewoordingen niet meer herinneren. Zij is er zeker van dat zij verzoeker op dat moment nog niet rauwelijks in bewaring had gesteld, omdat zij bij dit soort behandelingen een vast stramien volgt.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het wrakingsverzoek beoordelen.
4.2 De rechtbank kan niet vaststellen wat de exacte gang van zaken op de zitting van 13 oktober 2008 is geweest. Volgens verzoeker heeft de rechter hem rauwelijks in bewaring gesteld zonder
hem daarover te horen en volgens de rechter heeft zij slechts de mogelijkheid tot een dergelijke in bewaringstelling uitgesproken. Indien uitgegaan wordt van de juistheid van de visie van verzoeker, geldt dat slechts dan aanleiding kan bestaan bij de rechter een vooringenomenheid te vermoeden, indien de wijze waarop zij de zaak behandelt en de door haar genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven. Daarvan getuigen de gang van zaken op de zitting en de al dan niet genomen beslissingen niet.
4.5 Nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. E.D. Bonga Sigmond, M.V. Ulrici en A.M. Ruige en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.