Parketnummers: 13/528108-08 (A), 13/421067-08 (B) en 13/452290-07 (C)
Datum uitspraak: 30 december 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 september 2008 en 16 december 2008.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaardingen zoals deze met betrekking tot zaak A ter terechtzitting van 24 september 2008 is gewijzigd. Van de dagvaardingen en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen aan dit vonnis gehecht. De (gewijzigde) telasteleggingen gelden als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair in zaak A en primair in zaak B is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 subsidiair telastegelegde:
in de periode van 16 maart 2008 tot en met 16 april 2008 in Nederland een telefoon, merk Samsung, type E600, heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 telastegelegde:
op 16 april 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een opslagterrein van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, perceel [perceel] heeft weggenomen brom- of snorfietsen en een motorfiets, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door een hekwerk van voornoemd opslagterrein van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland te forceren;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 telastegelegde:
op 17 april 2008 te Amsterdam voorhanden heeft gehad patronen van categorie III;
ten aanzien van het in zaak B telastegelegde:
op 2 augustus 2008 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met kracht tegen zijn hoofd heeft geslagen en geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het in zaak C telastegelegde:
op 20 februari 2007 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [brigadier], brigadier van politie bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Remmerdenplein te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken in tegengestelde richting dan die waarin die [brigadier] hem trachtte te geleiden en zich los te rukken en te trekken en met zijn armen om zich heen te slaan, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel, een kras op linkerhand en een deels ontvelde linkerwijsvinger bekwam;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4.1. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4.2. Met betrekking tot het in zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Door op straat van iemand die hij nauwelijks kent een mobiele telefoon te kopen voor het luttele bedrag van, zoals ter terechtzitting verklaard, 20 euro, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat die telefoon van misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot het in zaak A onder 2 telastegelegde overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door een aantal mensen zou worden thuisgebracht en in hun auto in slaap is gevallen. Toen hij wakker werd waren een aantal mensen verdwenen en toen hij op onderzoek uitging trof hij hen aan, terwijl zij met motoren bezig waren. Verdachte heeft de beweerdelijke daders toegevoegd dat zij gek bezig waren en is vertrokken, waarna de politie arriveerde, aldus verdachte.
Verdachte en twee van zijn kornuiten worden midden in de nacht, separaat van elkaar aangetroffen in de nabijheid van het politieopslagterrein waar zeer kort tevoren is ingebroken. Zij bevinden zich in een gebied met bedrijven, waar zij in principe niets te zoeken hebben. Op camerabeelden wordt gezien dat de inbraak wordt gepleegd door drie personen. In het licht van deze combinatie van factoren acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw van verdachte, van oordeel dat een jonge sportieve man in betrekkelijk korte tijd de afstand tussen de plaats delict en de plaats waar verdachte is aangehouden kan overbruggen.
5. De strafbaarheid van de feiten
5.1. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte met betrekking tot zaak B een beroep gedaan op noodweer en daartoe het volgende aangevoerd.
Het slachtoffer, [slachtoffer], had het vriendje van het neefje van verdachte vast na baldadigheid. Het handelen van verdachte dient te worden gezien als noodzakelijke verdediging tegen die ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het slachtoffer, [slachtoffer], had het vriendje vast teneinde hem aan de politie over te dragen. [slachtoffer] had namelijk gezien dat verdachte en zijn twee metgezellen stenen gooiden in de richting van boten van de gay-parade, hetgeen een strafbaar feit oplevert. De aanranding van het vriendje was derhalve niet wederrechtelijk. De verklaring van verdachte, dat zij met zand gooiden en bewust niet in de richting van de boten, doet aan de beleving van [slachtoffer] niet af.
5.2. De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregel
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 2 en 3 in zaak A en bewezengeachte feiten en de in de zaken B en C bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 53 dagen, met aftrek van voorarrest en een werkstraf voor de duur van 160 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak op een opslagterrein van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Dergelijke feiten zorgen voor ergernis en overlast en veroorzaken financiële schade bij de gedupeerden. De rechtbank acht deze inbraak extra brutaal, aangezien deze nota bene op een terrein van de politie is gepleegd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een telefoon. Door aldus te handelen draagt verdachte bij aan instandhouding van het criminele circuit. Zolang er een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen bestaat, blijft het plegen van diefstallen lucratief.
Voorts heeft verdachte munitie voorhanden gehad, hetgeen gezien het gevaarzettende karakter veiligheidsrisico’s met zich brengt.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een persoon die hem en zijn metgezellen op hun gedrag aansprak. Dergelijke feiten versterken de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij hen die van het voorval getuige waren. Slachtoffers van geweldsdelicten kunnen daarvan nadelige psychische gevolgen ondervinden, hetgeen in dit geval ook blijkt uit het schadeonderbouwingsformulier dat aan het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces is gehecht. Hierin staat dat het slachtoffer zich minder veilig voelt op straat.
Tenslotte heeft verdachte zich verzet toen een opsporingsambtenaar hem trachtte aan te houden nadat verdachte deze opsporingsambtenaar had beledigd. Hierbij heeft de opsporingsambtenaar letsel opgelopen. Dergelijk gedrag acht de rechtbank ontoelaatbaar. Het is storend voor de openbare orde. Wangedrag jegens ambtenaren – en overigens ook hulpverleners – dient fors te worden bestreden.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 april 2008, blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld terzake gewelds- en vermogensdelicten, ook tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Kennelijk weerhoudt dat verdachte er niet van zich opnieuw aan dergelijke feiten schuldig te maken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de feiten en aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Mede gelet op de persoon van verdachte zal de rechtbank daarbij niet kiezen voor een strafmodaliteit die nieuwe detentie inhoudt. De rechtbank zal, naast de reeds ondergane gevangenisstraf, een taakstraf opleggen van fors langere duur.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij Politie Amsterdam-Amstelland, van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 in zaak A bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 395,95 (driehonderd vijfennegentig euro en vijfennegentig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Politie Amsterdam-Amstelland voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaak B bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 250,-- (tweehonderd vijftig euro), waarbij de rechtbank uitgaat van hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegewezen. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd ten aanzien van het onder 1 primair in zaak A, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] in de vorderingen niet-ontvankelijk zijn.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 181, 300, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair in zaak A en het primair in zaak B telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 in zaak A, het subsidiair in zaak B en het in zaak C telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair in zaak A telastegelegde:
ten aanzien van het onder 2 in zaak A telastegelegde:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van het onder 3 in zaak A telastegelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van het in zaak B telastegelegde:
ten aanzien van het in zaak C telastegelegde:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 53 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Politie Amsterdam-Amstelland, gevestigd op het adres James Wattstraat 84, 1097 DM Amsterdam toe tot een bedrag van € 395,95 (driehonderd vijfennegentig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan Politie Amsterdam-Amstelland voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Politie Amsterdam-Amstelland, te betalen de som van € 395,95 (driehonderd vijfennegentig euro en vijfennegentig eurocent), behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 250,-- (tweehonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen de som van € 250,-- (tweehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Lommen-van Alphen, voorzitter,
mrs. A.M. Ruige en E.T. Vreugdenhil, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2008.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat te tekenen.