ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4531

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1775 WW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering bouwvergunning voor winkelbestemming in Amsterdam

Op 27 mei 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, een beroep hebben ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. F.E.W. van den Broek. De rechtbank oordeelde dat de nadere aanduiding 'winkelconcentratiegebied' betrekking heeft op het gehele bestemmingsvlak, omdat er binnen dit vlak geen functiescheidingslijn is geplaatst. Dit betekent dat de door eisers aangevraagde bouwvergunning voor de wijziging van de indeling van de kelder, begane grond en bel-etage van hun panden, met bestemming tot winkel, niet in strijd is met het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de percelen waarop de vergunning betrekking heeft, één bestemmingsvlak vormen en dat de planwetgever geen functiescheidingslijn heeft aangebracht. Dit impliceert dat de bestemming voor winkels op het perceel met nummer [adres 1] is toegestaan. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de verweerder vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 644,- en heeft zij bepaald dat het griffierecht van € 285,- aan eisers moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de rechtbank de relevante artikelen heeft toegepast om tot haar beslissing te komen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg. nr. AWB 07/1775 WW
van:
de besloten vennootschap Nedstede Vastgoed B.V.,
gevestigd te Amsterdam, en
[eiser], wonende te [woonplaats],
eisers,
vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester,
tegen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. F.E.W. van den Broek.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 26 april 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 12 april 2007 (hierna aangeduid als: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 6 maart 2008.
2. OVERWEGINGEN
Eisers hebben een reguliere bouwvergunning aangevraagd voor het veranderen van de indeling van de kelder, begane grond en de bel-etage van het gebouw op [adres 1] en [adres 2] met bestemming daarvan tot winkel en het veranderen van de kelder, begane grond en de bel-etage van het gebouw op het adres [adres 3] met bestemming daarvan tot receptie, restaurant en lobby ten behoeve van het hotel. Bij besluit van 27 november 2006 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van het vigerende bestemmingsplan ‘Museumplein e.o.’ rust op de percelen [adressen 1, 2 en 3] de bestemming ‘doeleinden voor handel en bedrijf’. Uit de bestemmingsplankaart blijkt dat de drie genoemde percelen één bestemmingsvlak vormen. Het perceel met nummer [adres 2] ligt op de hoek van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] en is aan de zijde van de [straatnaam 2] voorzien van een arcering, waarmee de nadere aanduiding ‘winkelconcentratiegebied’ wordt aangegeven.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of op het perceel met nummer [adres 1] de bestemming winkels is toegestaan. Verweerder stelt dat de nadere aanduiding ‘winkelconcentratiegebied’ uitsluitend betrekking heeft op het aan de [straatnaam 2] gelegen perceel met nummer [adres 2]. Eisers stellen dat de nadere aanduiding ‘winkelconcentratiegebied’ ziet op het gehele bestemmingsvlak [adressen 1, 2 en 3]), zodat de in het bouwplan voorziene winkel in de reeds bestaande bouwkundige eenheid van nummers [adres 1] en [adres 2] binnen de bestemming valt.
De rechtbank stelt vast dat de planwetgever binnen het bestemmingsvlak geen functiescheidingslijn heeft geplaatst, zodat er van uit moet worden gegaan dat binnen het bestemmingsvlak één bestemming geldt. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel ten aanzien van de nadere aanduiding ‘winkelconcentratiegebied’. In dit verband acht de rechtbank relevant dat de planwetgever op alle andere overgangen van en naar het winkelconcentratiegebied binnen een bestemmingsvlak gebruik heeft gemaakt van functiescheidingslijnen. Dit doet zich voor bij de percelen [adres 4] en [adres 5] en bij de percelen [adres] [10 huisnummers]. Het standpunt van verweerder brengt mee dat al deze functiescheidingslijnen overbodig zijn, hetgeen niet als juist kan worden aanvaard.
Verweerder wijst er op dat uit de bestemmingsplanvoorschriften en de toelichting daarop blijkt dat bedoeld is om het winkelconcentratiegebied beperkt te houden. Dit laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat de planwetgever een functiescheidingslijn had kunnen plaatsen tussen de percelen [adres 1] en [adres 2] indien deze beoogde het winkelconcentratiegebied te beperken tot het perceel met nummer [adres 2].
Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan geacht. De weigeringsgrond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c van de Woningwet doet zich niet voor, zodat verweerder ten onrechte om die reden de bouwvergunning heeft geweigerd. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd en verweerder dient opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De rechtbank ziet aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verweerder in de proceskosten van eisers te veroordelen, welke kosten onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair worden begroot op een bedrag van € 644,00.
Ingevolge artikel 8:74, tweede lid, van de Awb dient het griffierecht van € 285,00 aan eisers te worden vergoed.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 644,- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro) te betalen door de gemeente Amsterdam (Stadsdeel Oud-Zuid) aan eisers;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 285,- (zegge: tweehonderd en vijfentachtig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gewezen op 27 mei 2008 door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.Y. van Arnhem-Chau, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B