ECLI:NL:RBAMS:2008:BH0251
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.C. Boeree
- Y.M.E. Jurgens
- Rechtspraak.nl
Overlevering en verlenging gevangenhouding in het kader van Europees Arrestatiebevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2008 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon aan de Duitse autoriteiten. Duitsland had een Europees Arrestatiebevel (EAB) uitgevaardigd, waarover de rechtbank eerder op 25 juni 2008 al had geoordeeld dat de overlevering kon plaatsvinden. De officier van justitie verzocht echter om verlenging van de gevangenhouding van de opgeëiste persoon, omdat er inmiddels een tweede EAB was ingediend. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en kwam tot de conclusie dat de gevraagde verlenging van de gevangenhouding niet kon worden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de onderhavige situatie niet onder de werking van artikel 34, tweede lid, aanhef en onder b, van de OLW viel, wat de basis vormde voor de afwijzing van het verzoek om verlenging. De rechtbank benadrukte dat uitstel van feitelijke overlevering mogelijk is indien er in Nederland een strafrechtelijke vervolging gaande is tegen de opgeëiste persoon, maar dat dit niet van toepassing was in deze zaak. De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsman van de opgeëiste persoon in overweging genomen, die pleitte voor schorsing van de gevangenhouding, maar besloot uiteindelijk om zowel het verzoek om verlenging als het verzoek om schorsing af te wijzen. De rechtbank gaf aan dat de inhoud van het tweede EAB onbekend was, waardoor zij niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen over de schorsing van de gevangenhouding. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de belangen van de opgeëiste persoon en de noodzaak van de gevangenhouding zorgvuldig afwoog.