ECLI:NL:RBAMS:2008:BG3615

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-2196 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijstandsvoorschot en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van bijstandsverlening bij wijze van voorschot. Eiser had een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze was door verweerder, het College van burgemeester en wethouders, bij besluit van 20 februari 2006 buiten behandeling gesteld. Na bezwaar van eiser werd deze beslissing op 20 april 2006 herzien en werd de aanvraag alsnog in behandeling genomen. Echter, verweerder weigerde om eiser tijdens de behandeling van de aanvraag bijstand te verlenen in de vorm van een voorschot, hetgeen leidde tot het bestreden besluit waartegen eiser beroep instelde.

De rechtbank heeft de zaak op 9 september 2008 behandeld, waarbij eiser in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. G.M. Haring. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep uitsluitend gericht was tegen de weigering van het voorschot. Volgens artikel 52 van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft verweerder de mogelijkheid om bijstand bij wijze van voorschot te verlenen zolang het recht op bijstand nog niet is vastgesteld.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het maken van bezwaar en het instellen van beroep tegen een besluit over de toepassing van artikel 52 van de WWB niet mogelijk is, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De rechtbank heeft dan ook de beslissing genomen om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, en deze uitspraak is bekendgemaakt aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06/2196 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. G.M. Haring,
en
het College van burgemeester en wethouders,
verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde verweerder].
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 20 februari 2006 eisers aanvraag om bijstand buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 20 april 2006 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar gegrond verklaard en bepaald dat de aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen. Voorts heeft verweerder geweigerd om eiser hangende de behandeling van deze aanvraag bijstand te verlenen bij wijze van voorschot (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft deze zaak en de zaken, geregistreerd onder AWB 06/2315 WWB, AWB 06/4373 WWB en AWB 07/1596 WWB, gevoegd behandeld op de zitting van 9 september 2008. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
2. Overwegingen
1. De rechtbank stelt vast dat het beroep uitsluitend is gericht tegen het bestreden besluit voor zover verweerder daarbij heeft geweigerd om, hangende de behandeling van de bijstandsaanvraag, bijstand bij wijze van voorschot te verlenen.
2. Artikel 52 van de Wet werk en bijstand (WWB) biedt verweerder de mogelijkheid om bij wijze van voorschot bijstand te verlenen, zolang verweerder het recht op bijstand nog niet heeft vastgesteld.
3. De rechtbank stelt vast dat het maken van bezwaar en instellen van beroep tegen een besluit over de toepassing van artikel 52 van de WWB niet mogelijk is gelet op het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:5, eerste lid, van de Awb en onderdeel F, onderdeel 2, van de bij de Awb behorende bijlage. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 augustus 2007, LJN BB1394. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 21 oktober 2008 door mr. T.P.J. de Graaf, voorzitter en mrs. L.H. Waller en M.T. Boerlage, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
DOC:B