Parketnummer: 13/528321-07
Datum uitspraak: 14 oktober 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in d[verdachte]zaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres 1], gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 september 2008 en 30 september 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting van 29 september 2008 is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. Volgens de gewijzigde tenlastelegging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slacht[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de keel en/of hals, althans de luchtpijp van die [slachtoffer] samengedrukt en/of dichtgedrukt en/of omsnoerd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet de keel en/of hals, althans de luchtpijp van die [slachtoffer] samengedrukt en/of dichtgedrukt en/of omsnoerd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal of poging diefstal van een of meerdere sieraden en/of een geldbedrag, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet de keel en/of hals, althans de luchtpijp van die [slachtoffer] samengedrukt en/of dichtgedrukt en/of omsnoerd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere sieraden en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan wijlen [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte de keel en/of hals, althans de luchtpijp van die [slachtoffer] heeft samengedrukt en/of dichtgedrukt en/of omsnoerd, welk bovenomschreven feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan wijlen [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en/of aldaar een of meerdere kast(en) en/of lade(s) heeft doorzocht en/of een koffer heeft geopend en/of doorzocht en/of het snoer van de telefoon van de telefoon heeft door geknipt en/of gesneden en waarbij de voorgenomen diefstal is voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], immers heeft verdachte de keel en/of hals, althans de luchtpijp van die [slachtoffer] samengedrukt en/of dichtgedrukt en/of omsnoerd, welk bovenomschreven feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan wijlen [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgegaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en/of aldaar een of meerdere kast(en) en/of lade(s) heeft doorzocht en/of een koffer heeft geopend en/of doorzocht en/of het snoer van de telefoon van de telefoon heeft door geknipt en/of gesneden en/of de keel en/of hals, althans de luchtpijp van die [slachtoffer] heeft samengedrukt en/of dichtgedrukt en/of omsnoerd, welk bovenomschreven feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop (merk HP, type NC6220, serienummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vaillant BV (vestiging Paasheuvelweg), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2.1. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek van de terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging op grond van onderstaande door de verdediging gestelde vormverzuimen in het vooronderzoek.
Allereerst stelt de verdediging dat het NFI-rapport d.d. 5 maart 2008, dat door het Openbaar Ministerie op 8 maart 2008 is ontvangen, pas op 27 maart 2008 aan de verdediging ter beschikking is gesteld, waardoor sprake is van onthouding van processtukken. De officier van justitie heeft hier echter geen schriftelijke mededeling van gedaan, zoals voorgeschreven in artikel 30 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad.
Bovendien zijn de uitkomsten van het NFI-rapport d.d. 5 maart 2008 tijdens het studioverhoor van de verdachte van 26 maart 2008 volgens de verdediging op ontoelaatbaar misleidende wijze aan verdachte voorgehouden. Immers hebben de betreffende verbalisanten de uitkomsten verkeerd geïnterpreteerd en zijn zij vooruit gelopen op de beoordeling door de rechtbank. De verdediging is van oordeel dat gelet op voorgaande sprake is geweest van grove veronachtzaming en bewuste misleiding.
Daarnaast heeft tijdens een onderbreking van het studioverhoor van verdachte op 26 maart 2008, de videocamera doorgelopen gedurende een vertrouwelijk overleg tussen de raadsman en verdachte, ondanks uitdrukkelijke en herhaalde toezegging van de verbalisanten dat de videocamera uit zou staan.
Tot slot heeft de verdediging gesteld dat het Openbaar Ministerie de voortgang van het onderzoek in deze zaak heeft getraineerd door de wijze waarop telkens gefaseerd onderzoek van het NFI werd verlangd en de zeer vertraagde beantwoording van de door de raadman gestelde vragen per faxbrief van 28 april 2008.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging, nu er geen sprake is van bewuste veronachtzaming en verdachte niet rechtstreeks in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg, slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (vgl. HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376, r.o. 3.6.5).
a) Ten aanzien van het verstrekken van het NFI rapport d.d. 5 maart 2008 constateert de rechtbank dat er sprake is geweest van enige vertraging in het ter beschikking stellen van het rapport aan de verdediging. De rechtbank acht deze vertraging echter niet zodanig, dat gesproken dient te worden van (een fictieve beslissing tot) onthouding van processtukken door het Openbaar Ministerie. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen dat de officier van justitie het NFI-rapport aan verdachte heeft willen onthouden. Verdachte is door de vertraging niet zodanig in zijn belangen geschaad dat dit tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, bewijsuitsluiting of strafvermindering dient te leiden.
b) Ten aanzien van het onjuist voorhouden van de uitkomsten van het NFI rapport d.d. 5 maart 2008 door twee verbalisanten aan verdachte tijdens het studioverhoor van 26 maart 2008, oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het onjuist voorhouden van de inhoud van bedoeld NFI rapport aan verdachte onzorgvuldig en kwalijk. De rechtbank is van oordeel dat politieverhoren in grote onderzoeken zoals de onderhavige, zouden moeten zijn omkleed met waarborgen die dergelijke onjuiste weergaven voorkomen. Dat is kennelijk in dit geval niet gebeurd. Desondanks is de rechtbank van oordeel, mede gelet op de hieromtrent door de verbalisanten bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, dat deze kwalijke gang van zaken niet het resultaat is van doelbewuste misleiding. De rechtbank stelt vast dat verdachte geschaad is in zijn verdedigingsbelang, echter niet zodanig ernstig dat niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te volgen. De rechtbank zal, ingeval het tenlastegelegde wordt bewezenverklaard, met dit onherstelbare vormverzuim evenwel rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
c) Met betrekking tot het door laten lopen van de videocamera tijdens een vertrouwelijk overleg tussen de raadsman en verdachte is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke gang van zaken het vertrouwen in de politie in zijn algemeenheid, en de zorgvuldigheid van de werkwijze van de politie in het bijzonder, kan schaden. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen sprake is van een doelbewuste handelwijze waarbij met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Een sanctie als bedoeld in artikel 359a Sv lid 1 zal de rechtbank in verband met deze onzorgvuldigheid niet opleggen.
d) Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat van het door de raadsman gestelde traineren van het onderzoek geen sprake is. Hoewel de rechtbank constateert dat de vragen van de raadsman niet voortvarend zijn beantwoord, heeft de rechtbank geen enkele aanwijzingen dat het Openbaar Ministerie doelbewust het onderzoek heeft vertraagd. De fasering van onderzoek bij het NFI was nodig omdat bij het aanvragen van onderzoeken prioriteiten dienen te worden gesteld en voorts onmogelijk van het NFI verlangd kan worden dat alle onderzoeksvragen direct en volledig worden beantwoord
Nu er naar het oordeel van de rechtbank onder voornoemde omstandigheden geen sprake is van ernstige inbreuken op beginselen van een goede procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, kan de officier van justitie in de vervolging worden ontvangen.
2.4. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
3. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
3.1. Verweer van de verdediging met betrekking tot uitsluiting van het NFI-rapport d.d. 5 maart 2008 van het bewijs
De verdediging heeft aangevoerd dat het NFI-rapport van 5 maart 2008 uitgesloten dient te worden van het bewijs, nu dit rapport de verdediging onthouden is, zonder dat hiervan een schriftelijke mededeling door de officier van justitie is gedaan. Verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad aangezien de verdediging pas op 27 maart 2008 het rapport heeft verkregen, daags na zijn verhoor op 26 maart 2008 en tegen de onthouding hiervan niet in bezwaar kon gaan nu de beslissing niet kenbaar was gemaakt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat er geen sprake was van onthouding van processtukken nu het rapport nog niet aan de stukken was toegevoegd, en het bovendien een dusdanig korte tijd betrof, dat van onthouding niet gesproken kan worden.
De rechtbank verwerpt het verweer tot bewijsuitsluiting en verwijst naar haar overweging onder 2.3. onder a.
3.2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde
Het slachtoffer, een vrouw van 83 jaar oud, is tussen 17 september 2007 te 18.40 uur en 18 september te 00.20 uur overleden door verstikking op basis van zuurstofgebrek als gevolg van heftig samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals en de mondbodem. Het slachtoffer is op 18 september 2008 omstreeks 21.00 uur liggend op haar rug gevonden op de grond in de slaapkamer van haar woning in Amsterdam. Haar hoofd was gedeeltelijk bedekt met een nachtjapon en op het bed werd onder meer een zwarte geopende attachékoffer aangetroffen met daarin en daaromheen diverse papieren bescheiden. Verschillende lades en deuren van kasten stonden open. Links en rechts van het hoofd van het slachtoffer werden hangers aangetroffen, welke vermoedelijk deel hebben uitgemaakt van een halsketting die het slachtoffer altijd droeg. In de woning bevonden zich geen sporen van braak.
Bij onderzoek van 25 september 2007 werd op een vijftal papieren bescheiden en op een wit plastic tasje die op het bed, dan wel in de koffer op het bed lagen, dactyloscopische sporen aangetroffen die identiek zijn aan het dactyloscopisch signalement van verdachte: een afdruk van de rechtermiddelvinger op een wit plastic tasje, een afdruk van de rechter middelvinger op een envelop met opschrift “Hans Anders”, een afdruk van de rechter pink op een mapje van V-Tellicom, een afdruk van de rechter duim op een mapje van UPC, een afdruk van de linkerduim op een formulier van de Postbank en een afdruk van de linkerduim op een formulier van KPN. Uit later onderzoek op 27 november 2007 blijken tevens de afdruk van de rechter middelvinger op een giroafrekening d.d. 24 juni 2003 en de afdruk van de rechter wijsvinger op de Neckermann catalogus identiek aan het dactyloscopisch signalement van verdachte.
Uit het aanvullende NFI rapport van 5 oktober 2007 blijkt dat aangetroffen DNA celmateriaal van een biologisch contactspoor op de nagel van de rechterhand van het slachtoffer matcht met het DNA-profiel van verdachte en dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel, kleiner is dan 1 op 1 miljard. Uit het NFI rapport d.d. 5 maart 2008 blijkt dat een biologisch contactspoor aangetroffen is op de buitenzijde van de halsboord van de blouse waarin het slachtoffer is aangetroffen en dat het DNA-nevenprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een kans kleiner dan 1 op 1 miljard dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-nevenprofiel. Uit hetzelfde rapport blijkt bovendien dat het aangetroffen DNA celmateriaal van één bloedvlekje op voornoemde blouse, matcht met het DNA-profiel van verdachte, zoals ook het celmateriaal van een biologisch contact spoor op de nachtjapon die op het hoofd van het slachtoffer lag matcht met het DNA-profiel van verdachte; beide sporen met een berekende kans van 1 op 1 miljard dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man. Later komt hier nog het NFI rapport d.d. 24 juli 2008 bij, waaruit blijkt dat ook twee andere bloedvlekjes op meergenoemde blouse van het slachtoffer matchen met het DNA-profiel van verdachte met een berekende kans van respectievelijk 1 op 1 miljard en 1 op 2 miljoen dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man.
Voorts kan uit het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende worden afgeleid.
Verdachte is de kleinzoon van de – inmiddels overleden – beste vriendin van het slachtoffer. Hij kwam zeer regelmatig over de vloer bij het slachtoffer om klusjes voor haar te doen en haar gezelschap te houden, naar eigen zeggen voor het laatst op zondag 16 september 2007. Verdachte heeft verklaard op maandag 17 september 2007 van 17.00 uur tot 19.00 uur te hebben gewerkt en vervolgens na zijn werk van 20.00 uur tot ongeveer 22.30 uur / 23.00 uur bij een vriend genaamd [persoon 1] te zijn geweest met een op zijn werk gestolen computer. Getuige [persoon 2], directeur van het schoonmaakbedrijf DSO facilitaire diensten, heeft verklaard dat verdachte op maandag 17 september 2007 niet heeft gewerkt en ook niet voor deze dag is uitbetaald . Getuige [persoon 3] heeft eveneens verklaard dat verdachte niet op maandagavond 17 september 2007 heeft gewerkt. [pers[persoon 1] heeft aangegeven dat verdachte niet op 17 september 2007 met een laptop bij hem is geweest, maar op 28 september 2007. Dit is bevestigd door [persoon 4] die op dat moment bij [persoon 1] verbleef.
Tevens kan worden vastgesteld dat verdachte bij diverse bedrijven en instanties schulden heeft , dat verdachte de twee dagen na het overlijden van het slachtoffer, te weten dinsdag 18 en woensdag 19 september 2007, heeft overnacht in [hotel 1] te Amsterdam, dat zich in de nabije omgeving bevindt van verdachtes woning en dat verdachtes gezicht onder zijn linkeroog letsel vertoonde dat kan passen bij een nagelkrab , welk letsel door verdachtes huisgenoot pas bij verdachte is gezien kort na het overlijden van het slachtoffer . Voorts kan worden vastgesteld dat verdachte niet bij de begrafenis van het slachtoffer is geweest, noch bij het op een eerdere dag georganiseerde afscheid
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank stelt vast dat op 22 september 2007 aangifte is gedaan door [persoon 5], namens Vaillant BV gevestigd te Paasheuvelweg, van diefstal van een laptop, merk HP, type NC6220, serienummer [nummer], welke gepleegd moet zijn tussen 17 september 2007 te 17.45 uur en 18 september 2007 te 08.15 uur. Verdachte heeft de diefstal van deze laptop bekend.
3.3. Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde
Een bekende
De rechtbank gaat ervan uit dat de dader een bekende van het slachtoffer is geweest, gelet op de afwezigheid van sporen van braak, de op het hoofd van het slachtoffer aangetroffen nachtjapon en de omstandigheid dat er gericht gezocht is. Gelet op het aantreffen van de hangers links en rechts van het hoofd van het slachtoffer en het ontbreken van de bijbehorende halsketting, de geopende lades van meerdere kasten en de geopende attachékoffer met daaromheen diverse papieren bescheiden op het bed, gaat de rechtbank ervan uit dat mevrouw [slachtoffer] het slachtoffer is geworden van een diefstal dan wel poging tot diefstal van sieraden en/of geld. Zij heeft dat met de dood moeten bekopen.
De sporen
De aangetroffen technische sporen afkomstig van verdachte, te weten
1) acht dactyloscopische sporen op papieren in en naast de attachékoffer, op een tasje op het bed, en op de Neckermann gids in een lade van het nachtkastje,
2) drie bloedvlekjes op de blouse waarin het slachtoffer is aangetroffen,
3) het biologisch contactspoor op de halsboord van deze blouse,
4) het biologisch contactspoor op de nachtjapon die op het hoofd van het slachtoffer is aangetroffen en
5) het op de nagel van de rechterhand van het slachtoffer aangetroffen biologische contactspoor,
wijzen alle in de richting van directe betrokkenheid van verdachte bij de dood van het slachtoffer.
Het betreft hier sporen van verdachte van verschillende aard – dactyloscopische sporen, biologische contactsporen en bloedsporen – die op te onderscheiden plaatsen zijn aangetroffen – de goederen in en rond de koffer, de vingernagel van de rechterhand van het slachtoffer, het voorpand en de halsboord van de blouse en tot slot de nachtjapon – en die bezien in onderling verband en samenhang in redelijkheid slechts verklaarbaar zijn indien verdachte het slachtoffer heeft gedood.
De verklaring van verdachte
De rechtbank acht de verklaring van verdachte waar hij was op het vermoedelijk tijdstip van overlijden van het slachtoffer (tussen 17 september 2007 te 18.40 uur en 18 september te 00.20 uur) op punten aantoonbaar onjuist. Voorts heeft verdachte geen sluitend alibi.
Verdachte heeft verklaard van 17.00 uur tot 19.00 uur te hebben gewerkt bij Vaillant, hetgeen wordt tegengesproken door met name [persoon 2] en [persoon 3]. De rechtbank acht weliswaar aannemelijk dat verdachte even op het werk is geweest, namelijk om een laptop te stelen, maar niet dat hij de volle werktijd aldaar heeft doorgebracht. Voorts wordt het door verdachte gepretendeerde bezoek aan [persoon 1] van 20.00 uur tot ongeveer 22.30 uur door [persoon 1] concreet weersproken, en dit is bevestigd door de verklaring van [persoon 4].
Andere aanwijzingen
Verdachte verkeerde in forse geldproblemen. Hij bracht – voor hem zeer ongebruikelijk - direct na het overlijden van het slachtoffer twee nachten in een hotel door, vlak bij zijn eigen huis. Verdachte is – zeer tegen de familiegewoonten in - niet naar het afscheid/de begrafenis van het slachtoffer geweest.
Conclusie
Het gegeven dat verdachte een zeer goede bekende van het slachtoffer was, de aangetroffen sporen van verdachte die – in onderling verband bezien – in redelijkheid slechts voor één uitleg vatbaar zijn, zijn aantoonbaar onjuiste verklaring over waar hij die maandagavond was, zijn forse geldproblemen en zijn handelwijze direct na het overlijden van het slachtoffer, brengen de rechtbank tot het oordeel dat buiten redelijke twijfel is dat verdachte het slachtoffer heeft gedood om aan geld en/of sieraden te komen.
Verweer verdediging
De rechtbank verwerpt derhalve de door de verdediging aangedragen alternatieven voor het aantreffen van de sporen alsmede de overige bewijsverweren.
De verdediging heeft gesteld dat voornoemde sporen op andere wijze dan door de betrokkenheid van verdachte bij de dood van het slachtoffer zijn te verklaren. Verdachte heeft het slachtoffer op zondag 16 september 2007 geholpen met het opruimen van bescheiden in de zwarte attachékoffer, waardoor zijn vingerafdrukken zijn te verklaren. De vingerafdrukken op het plastic witte tasje en de Neckermann gids, (vermoedelijk) afkomstig uit respectievelijk het linker-, en het rechternachtkastje van het slachtoffer, zouden door een eerdere aanraking kunnen zijn ontstaan, bijvoorbeeld toen verdachte voor een postzegel of een strippenkaart ging kijken in de lades van de nachtkastjes.
Wat betreft het biologisch contactspoor op de nagel van de rechterhand van het slachtoffer, dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, heeft de verdediging aangevoerd dat geen enkele uitspraak gedaan kan worden hoe en op welk tijdstip dit celmateriaal is overgedragen en het spoor derhalve niet delictgerelateerd hoeft te zijn. Mogelijk is het celmateriaal zelfs indirect overgedragen nadat bijvoorbeeld het slachtoffer een plek heeft aangeraakt waar het celmateriaal van verdachte zich op bevond.
Ten aanzien van de drie bloedvlekjes op de blouse en het biologisch contactspoor op de halsboord van de blouse, heeft de verdediging aangevoerd dat deze sporen mogelijk zijn ontstaan ten gevolge van de hulp van verdachte aan het slachtoffer met het opvouwen en opruimen van haar wasgoed. Mogelijk heeft verdachte bij het opvouwen extra over de halsboord gewreven en zijn de bloedvlekjes op de blouse mogelijk ontstaan door een sneetje bij verdachte tijdens dat opvouwen en opruimen van de was.
4.1 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank ten aanzien van hetgeen onder feit 1 primair is tenlastegelegd – evenals de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verdachte gehandeld heeft met voorbedachten rade. De rechtbank acht feit 1 primair dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
in de periode van 16 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet de keel en/of hals van die [slachtoffer] samengedrukt en/of dichtgedrukt en/of omsnoerd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd of vergezeld of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een sieraad en poging diefstal van een of meerdere sieraden en/of een geldbedrag, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
hij in de periode van 17 september 2007 tot en met 18 september 2007 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop (merk HP, type NC6220, serienummer [nummer]), toebehorende aan Vaillant BV (vestiging Paasheuvelweg).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 subsidiair en 2 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van [persoon 6] d.d. 19 september 2008. Voorts heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte acht geslagen op het feit dat verdachte first offender is, blijkens een hem betreffend uittreksel d.d. 12 oktober 2007 uit het algemeen documentatieregister.
Verdachte heeft zich, naast de diefstal van een laptop bij zijn toenmalige werkgever, schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde doodslag, een zeer ernstig feit welk feit in strafwaardigheid nauw grenst aan moord. De verdachte heeft een hoogbejaarde, weerloze en afhankelijke vrouw in haar eigen woning op gruwelijke wijze om het leven gebracht. De nabestaanden van het slachtoffer is hierdoor onherstelbaar leed toegebracht. Bovendien heeft dit feit een grote schok teweeggebracht, zowel in de directe omgeving van het slachtoffer, als in de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank weegt in het bijzonder mee, ten nadele van verdachte, dat het slachtoffer een afschuwelijke dood is gestorven, gelet op de gebroken ribben, verwondingen in haar keel, hals en mond en het aangetroffen braaksel. Dit wordt verdachte bijzonder zwaar aangerekend. De rechtbank betrekt daarbij eveneens dat verdachte een zeer goede bekende was van het slachtoffer, voor wie hij vele klusjes opknapte. Hij heeft op brute wijze misbruik gemaakt van het door haar in hem gestelde vertrouwen.
De verdachte heeft als gevolg van de door hem gekozen proceshouding geen opheldering gegeven over het verloop van de levensberoving en evenmin heeft hij er blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien. Hij heeft geen oog gehad voor de belangen van de nabestaanden van het slachtoffer, die hij in het ongewisse heeft gelaten over het motief voor zijn handelen, waardoor zij met niet beantwoorde vragen zijn achtergebleven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het vorenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 11 jaren. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank zal vanwege het hiervoor onder 2.3. onder b geconstateerde en onherstelbare vormverzuim ter compensatie van het geschonden belang van verdachte de gevangenisstraf verminderen met twee maanden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 288 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van hetgeen onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Doodslag, gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Ten aanzien van hetgeen onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren en 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W, van der Veen, voorzitter,
mrs. A.M. Ruige en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Poecke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2008.